De Dag van de Arbeid komende zondag is niet langer de dag van de mannenarbeid. Toch hapert de emancipatie. Wil de vrouw geen macht en geld? Kan, zegt Evelien Tonkens, maar ze wil vooral dat werk humaner is.

De Dag van de Arbeid was ooit vooral de dag van de mannenarbeid, maar inmiddels werkt meer dan de helft van de vrouwen. Wel is de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt nog verre van gelijkwaardig aan die van mannen. Al jaren presteren meisjes minstens even goed als jongens in het onderwijs maar die uitstekende prestaties vertalen zich niet in maatschappelijke macht. Vrouwen nemen op de arbeidsmarkt een marginale positie in. Per uur verdienen ze gemiddeld driekwart van wat mannen verdienen. En omdat ze veel in (kleine) deeltijdbanen werken, verdienen ze per maand slechts de helft.
Vrouwen werken overwegend als ondergeschikte; slechts een kleine minderheid zit in machtsposities. De kans dat een vrouwelijke student ooit hoogleraar wordt is op de Universiteit Maastricht 47 maal kleiner dan die van een man, zo becijferde die universiteit onlangs. De ongelijkheid bestaat niet alleen in de top maar op alle niveaus. Vrouwen zijn niet alleen veel minder vaak hoogleraar of baas maar ook minder vaak leidinggevende van een team.

Kortom: mannen verdienen, vrouwen verdienen bij; mannen beslissen, vrouwen voeren uit. Het probleem betaald werk met zorg voor kinderen te combineren, speelt daarin een grote rol. Ook discriminatie komt voor. Toch zijn deze verklaringen niet afdoende. Ook binnen kinderloze paren werken mannen bijna tweemaal zoveel als vrouwen en verdienen daarvoor ruim tweemaal zoveel.

Wat er wel aan de hand is, doet voorvechters van gelijkheid als Aletta Jacobs en Joke Smit zich vermoedelijk omdraaien in hun graf: veel vrouwen hoeven niet zo nodig. Dat zeggen ze zelf. Ze gaan niet watertanden van meer macht, invloed, inkomen en status. Veel leidinggevende banen lijken hen helemaal niet aantrekkelijk. In de maatschappelijke dienstverlening, waarin veel vrouwen werken, impliceert carrière maken doorgaans dat je het contact met cliënten (patiënten, leerlingen) moet opgeven. Dat willen ze voor geen prijs. Liever voor de klas dan directeur. Mannen en met meer macht, invloed en inkomen, benijden ze niet. Die hebben in hun ogen een armoedig leven, met nauwelijks tijd voor familie, vrienden, hobby's of vrijwilligerswerk.

Kortom: de meeste vrouwen lijken hun marginale maatschappelijke positie niet erg te vinden. De strijd om gelijkheid lijkt gesmoord in harmonieuze ongelijkheid. Jammer voor Jacobs en Smit, maar we kunnen al die tevreden vrouwen toch geen gelijkheid en carrièredwang gaan opdringen?!

Toch valt deze harmonieuze gelijkheid ook anders te duiden. Hij valt ook te lezen als fundamentele maatschappijkritiek op de plaats en de organisatie van betaald werk. Kritiek die wonderwel aansluit bij recente onderzoeken en adviesrapporten.

Wat betreft de plaats van werk: veel vrouwen verlangen een meer ontspannen samenleving. Liever meer tijd voor zorg, vrienden en vrijwilligerswerk dan meer inkomen en macht. Liever meer solidariteit dan meer rijkdom. Precies wat het merendeel van de Nederlanders verlangt, bleek vorige week uit het 21 m i n u t e n onderzoek en een paar maanden eerder al uit gelijksoortig onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Verschil is dat veel vrouwen ook naar deze voorkeur leven -meestal dankzij het feit dat hun man dit niet doet en het leeuwendeel van het inkomen verdient.

Ook valt de harmonieuze ongelijkheid te lezen als een verlangen een arbeidsmarkt waarop carrière mogelijk is met behoud van contact met patiënten, cliënten of leerlingen. Precies zoals de WRR in het recente rapport Bewijzen van goede dienstverlening bepleitte . De WRR wil immers dat er een einde komt aan de boedelscheiding tussen beleid en uitvoering die tot zoveel bureaucratie, energieverspilling en slecht management leidt. Dat is veel vrouwen uit het hart gegrepen. Onder die voorwaarde willen zij graag leiding geven en carrière maken. Net als de werknemers die reageerden op de kritiek op 'managementisme' in (het Betoog, 23 april) hebben zij hun buik vol van management dat van de werkvloer is losgezongen. Ze willen terug naar wat auteur Yvonne Zonderop in het artikel daarover kenmerkte als 'de maatschappelijke betrokkenheid en het ethisch bewustzijn' die de maatschappelijke dienstverlening ooit kenmerkten. Ooit, voordat de (vaak mannelijke) managers de maatschappelijke dienstverlening van de (vaak vrouwelijke) professionals overnamen.

Helaas blijft deze maatschappijkritiek hangen boven het gezellige kopje koffie met een vriendin die ook niet zo nodig hoeft, in plaats van regering en vakbeweging ermee bestoken. Deze stille maatschappijkritiek legitimeert de keuze voor een marginale positie op de arbeidsmarkt. Hij legitimeert ook dat vrouwen elkaar in hun ambities eerder ontmoedigen dan stimuleren. Wie meedoet aan de ratrace, pleegt verraad. Illustratief daarvoor is de documentaire Girls waarin jonge vrouwen vertellen over hun eerste schreden op de arbeidsmarkt en de anderen hen niet bemoedigen maar bezorgd vragen: 'ben jij dit nu wel echt?' -vrouwen op weg naar maatschappelijk succes zichzelf (en dus eigenlijk ook elkaar) ontrouw zijn.

Het is daardoor vrijwel onmogelijk voor deze betere maatschappij te vechten zonder in de ogen van andere vrouwen deze droom ontrouw te zijn. Trouw kun je alleen zijn door te tonen dat je zelf niet zo nodig hoeft. De persoonlijke prijs daarvan is een laag inkomen. Maar samenlevend met een man is dat meestal niet zo'n probleem (tot een eventuele scheiding).

De maatschappelijke prijs van deze privé gehouden visie is echter hoog: als vrouwen hier in grote getale mee doorgaan, slinken de kansen voor alle vrouwen op de arbeidsmarkt snel. Want welke minister, vakbond of ondernemer maakt nog werk van een gelijke vertegenwoordiging van vrouwen in machtsposities en leidinggevende functies, als vrouwen zich daar massaal te goed voor voelen? Welke universiteitsbestuurder maakt zich nog druk om de lagere kansen op een toppositie als veel vrouwen toch niet zo nodig hoeven?

Wenselijker is het dit maatschappelijke ideaal over plaats en organisatie van de arbeid publiekelijk te articuleren en te proberen de wereld meer in deze richting om te buigen. De tijd is er rijp voor. Deze omwenteling vereist wel zelfopoffering en aanpassing. Die moet niet wantrouwend worden aangezien voor ontrouw, maar voor een strategie de wereld humaner en vrouwvriendelijker te maken.

Dit is niet alleen een taak voor individuele vrouwen(organisaties), maar ook voor vakbonden en regering. Vakbonden kunnen eisen dat niemand structureel overwerkt en dat de volledige werkweek op termijn wordt teruggedrongen naar 32 uur. De regering kan regelingen steunen die een einde maken aan de boedelscheiding van management en uitvoering op de werkvloer.Dit alles opdat 1 mei de Dag wordt van de Humane Arbeid, en daarmee tevens de Dag van de Volledige Gelijkheid van Vrouwen en Mannen op de Arbeidsmarkt. En Aletta Jacobs en Joke Smit weer rust vinden.
 
Evelien Tonkens