De Nederlandse regering dreigt de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie te blokkeren, als Brussel niet snel een begin maakt met de hervorming van haar kostbare landbouwbeleid. Kathalijne Buitenweg en Joost Lagendijk, Europarlementariërs voor GroenLinks, vinden het contraproductief en ongepast om de kandidaat-lidstaten tot slachtoffer te maken van het gebrek aan hervormingswil bij de huidige EU-leden. Te meer daar Paars-II boter op het hoofd heeft.

 In 1999 haalde het paarse kabinet tijdens de Europese Raad van Berlijn de Zilvervloot binnen. De nieuwe meerjarenbegroting van de EU leverde Nederland een contributiekorting op van meer dan 0,6 miljard euro. De politieke prijs van dit financiële succes was echter hoog, zo blijkt uit een reconstructie van de Berlijnse onderhandelingen die de journalist Jan Werts in de Internationale Spectator (september 1999) publiceerde:
"Den Haag beseft dat vooral Frankrijk de rekening zal moeten betalen. Het is de premier die uiteindelijk 'deze bal moet inschieten'. Kok spreekt in Berlijn hierover president Chirac en premier Jospin. Hij zegt hun toe akkoord te gaan met het door Parijs dringend gevraagde uitstel van de landbouwhervormingen. Nederlandse voorwaarde: dat de president de korting […] voor Oostenrijk, Duitsland, Nederland en Zweden accepteert, wat Frankrijk f 1,166 miljard kost. 'Met oogcontact tussen Kok en Chirac', aldus een getuige, doet Kok later in de Europese Raad zijn toezegging."

Met de knipoog van Kok liet Paars de kans voorbij gaan om het EU-landbouwbeleid marktconformer en milieuvriendelijker te maken. Nog steeds kampt de EU met een subsidiestelstel dat te weinig selectief en daarmee te duur is, en bij invoering in Midden- en Oost-Europa dezelfde ecologische schade kan veroorzaken die het in West-Europa heeft aangericht.
Het is echter de vraag wie er gediend is met een Nederlands veto tegen de uitbreiding. De lidstaten die op landbouwgebied de status quo verdedigen, waaronder Frankrijk, Spanje en Italië, lopen niet warm voor de toetreding van nieuwe lidstaten. Uitstel van de uitbreiding komt Parijs, Madrid en Rome wel goed uit, zeker als zij de zwarte piet daarvoor bij Den Haag kunnen leggen.

Nederland dankte zijn contributieverlaging in 1999 mede aan het feit dat de Berlijnse meerjarenbegroting niet voorzag in inkomenssteun voor de landbouwers in nieuwe lidstaten. Tegen deze ongelijke behandeling rees fel protest in de kandidaat-lidstaten. Voor dat protest is de Europese Commissie nu gezwicht. Tot ongenoegen van Den Haag stelt zij voor om de inkomenssteun die de boeren in de huidige EU ontvangen in tien jaar stapsgewijs in te voeren voor de boeren in nieuwe lidstaten. Daarmee zendt de Commissie een duidelijke signaal aan de regeringen van de EU-landen: hoe langer jullie wachten met de hervorming van het landbouwbeleid, hoe duurder dat wordt. Dit signaal, dat ook Parijs, Madrid en Rome aan het denken kan zetten, wordt in Den Haag niet op waarde geschat.

Het paarse protest tegen het Commissievoorstel wekt bovendien de indruk dat de toekomstige lidstaten royaal bedeeld worden. Niets is minder waar. De Commissie heeft, ondanks gewijzigde omstandigheden, het begrotingskeurslijf van Berlijn in acht genomen. Daarom vloeit het geld dat wordt uitgespaard nu de uitbreiding niet in 2002 plaatsvindt, zoals voorzien in Berlijn, maar in 2004 - meer dan 15 miljard euro - terug naar de schatkisten van de lidstaten. Het overblijvende bedrag voor de jaren tot en met 2006, bijna 43 miljard, moet niet door zes, maar door tien nieuwe lidstaten gedeeld worden, aangezien Letland, Litouwen, Slowakije en Malta zich inmiddels ook lijken te kwalificeren voor de eerste uitbreidingsronde. Dit steunbedrag zullen de nieuwe lidstaten bovendien deels zelf opbrengen. Zij gaan immers ook contributie betalen aan Brussel.

De steun die de Commissie wil geven aan de nieuwe lidstaten ligt tussen de 0,09 en 0,14 procent van het Bruto Nationaal Product van de uitgebreide EU. De EU-burgers krijgen waar voor hun geld ten behoeve van het verenigd Europa, zo stelde groene begrotingscommissaris Michaele Schreyer. Realo-taal om te zeggen dat de EU de uitbreiding op een koopje krijgt. Tenminste, als de burgers van de kandidaat-lidstaten daar geen stokje voor steken, bij de toetredingsreferenda. Met het zuinige aanbod van de Commissie komen in Polen en andere aspirant-lidstaten de grenzen van de belastbaarheid van het publieke draagvlak voor het toetredingsproces in zicht. Daarvan moet ook de Nederlandse regering, traditioneel voorvechter van het ongedeelde Europa, zich rekenschap geven wanneer zij de onderhandelingen over het Commissievoorstel aangaat.

Binnen en buiten de Europese vergaderzalen moet Paars ervoor waken alleen financiële argumenten aan te dragen voor een ommezwaai in het Europese landbouwbeleid. Om bondgenoten te vinden dient Nederland bovenal een wervend perspectief te bieden op een vergroend landbouwbeleid. Een beleid dat kwaliteit bevordert in plaats van kwantiteit. Een beleid dat niet langer verzuring, vermesting, dierenleed en exportdumping subsidieert, maar dat landbouwers, in oude én nieuwe lidstaten, betaalt voor publieke goederen als natuur, landschap en waterberging. Een beleid dat een nieuwe balans schept tussen Europese beleidskaders en regionaal maatwerk, met een bijpassende financiële lastenverdeling tussen Brussel en de nationale hoofdsteden. Voor een hervormingsproject dat smakelijker en veiliger voedsel oplevert, plus een aantrekkelijker platteland, zijn ook in conservatieve landen als Frankrijk medestanders te vinden, zelfs onder boeren.
Klasse statt Masse, met dat adagium gaat de Duitse landbouwminister Renate Künast de boer op. Van haar aanstekelijke aanpak kunnen de Nederlandse bewindslieden nog wat leren.

Kathalijne Buitenweg en Joost Lagendijk zijn lid van het Europees Parlement voor GroenLinks