Aanstaande maandag gaan havenwerkers in Amsterdam, Rotterdam en andere Europese havens in staking. Hun banen en arbeidsvoorwaarden staan op de tocht als de liberaliseringplannen van de Europese Unie doorgaan. Hoewel het Europees Parlement opkomt voor de belangen van havenwerkers, bestaat nog steeds de kans dat de Europese ministers van Verkeer veiligheid en kwaliteit van het havenwerk prijsgeven aan de vrije markt.

De West-Europese havens, van Antwerpen tot Hamburg, zijn elkaars grootste concurrenten. Toch komen havenwerkers uit verschillende havens aanstaande maandag naar Rotterdam om gezamenlijk te demonstreren tegen de Europese liberaliseringvoorstellen. De Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de EU, wil de concurrentie tussen de havens in Europa verder aanwakkeren. De plannen die zij daartoe presenteerde stuitten op felle kritiek. Het Europees Parlement liet na heftige debatten weinig van de oorspronkelijke plannen over. Maar wat het EP juist wel wilde, paal en perk stellen aan de staatssteun aan havens, laat de Commissie nog steeds achterwege. Veel havens bouwen met financiële steun van de overheid nieuwe terminals om klanten bij elkaar weg te kapen. Dit leidt tot overbodige havencapaciteit. Zie de Ceres-terminal in Amsterdam, waar machtige hijskranen werkeloos staan te wachten op scheepsvracht.

Europees Parlement en Raad van Ministers delen de wetgevende macht in de EU. Europarlementariërs en verkeersministers dienen het dus eens te worden over de voorstellen van de Europese Commissie. Uiterlijk 5 november moet er een akkoord bereikt zijn. De inzet van het EP is om de verplichte liberalisering van loodsdiensten ongedaan te maken. Zo ook de voorstellen om reders toe te staan het laden en lossen van schepen te laten uitvoeren door eigen personeel, bijvoorbeeld de opvarenden. Met name deze 'zelfafhandeling' is aanleiding voor het verzet van de havenwerkers. Zeelieden werken onder veel slechtere arbeidsvoorwaarden. Door zelfafhandeling toe te staan brengen we slechte arbeidsomstandigheden weer aan land. Valse concurrentie dus, met als gevolg dat de havenwerkers ofwel hun werk verliezen, ofwel met minder loon en minder rechten genoegen moeten nemen. De angst voor oneerlijke concurrentie is gegrond, blijkt uit tal van voorbeelden. Regelmatig zijn scheepsbemanningen, vaak afkomstig uit landen buiten de EU, actief bij het laden en lossen. In de haven van Bremen is het zelfs voorgekomen dat Poolse kraanmachinisten met een busje in de haven arriveerden en ter plekke op een Panamees schip aanmonsterden, om vervolgens als ‘bemanning’ het schip te gaan lossen. Werkend tegen zeemansgage waren zij goedkoper dan de plaatselijke kraanmachinisten. In Nederland is juist hard gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van het werk in de haven. Moderne terminals vereisen beter geschoold personeel. De goedkope concurrentie van de zelfafhandelaars zet de kwaliteit van het havenwerk weer onder druk.

Het is onaanvaardbaar als Europa de 'marktregels' voor de havens gelijktrekt, zonder ook in sociaal opzicht een eerlijk speelveld te scheppen. Daarom moeten de verkeersministers zich akkoord verklaren met de waarborgen voor werknemersrechten en veiligheid die het Europees Parlement eist. De Nederlandse minister van Verkeer, Karla Peijs, heeft zich als europarlementariër hard gemaakt voor opleidingseisen en beroepskwalificaties voor het havenwerk. Zij kan nu laten zien dat de kwaliteit van de Nederlandse havens haar echt ter harte gaat.