Op 1 mei 1999 treedt het Verdrag van Amsterdam in werking. Een verdrag waar bijna niemand enthousiast over is. Terecht. Het draagt zo weinig bij aan een democratische en doortastende Europese Unie, dat men al weer praat over een opvolger. In juni zullen de regeringsleiders van de EU-landen waarschijnlijk besluiten om te gaan onderhandelen over een beter verdrag.

 Toch bevat het Verdrag van Amsterdam ook lichtpuntjes. Eén daarvan is de belofte van een grotere openheid in Brussel. Om die kans te verzilveren, moet de strijd tegen geheimhouding juist nu worden opgevoerd. Door Europarlementariërs, maar ook door de Nederlandse regering.

Eerst een voorbeeld. Bij het Gerecht van Eerste Aanleg van de EU in Luxemburg loopt een rechtszaak die de Finse Europarlementariër Heidi Hautala heeft aangespannen tegen de Raad van Ministers. Gesteund door de regeringen van Zweden en Finland probeert deze groene politica een bres te slaan in de muur van geheimhouding waarachter de machtigste instelling van de EU zich verschanst. De Raad weigert Hautala inzage te geven in een rapport over de naleving van de Europese wapenexportcode. Hautala pikt dat niet. Zij wil weten waarom, ondanks de afspraak om geen foute regimes te bewapenen, een aantal lidstaten doorgaat met het leveren van militair materieel aan landen als Turkije. "Burgers moeten kunnen nagaan of regeringen zich aan de gemeenschappelijke regels houden. De tijd dat buitenlandse politiek louter een zaak voor diplomaten was, is allang voorbij."

De Raad denkt daar anders over. Maar liefst 11 van de 15 regeringen stemden tegen inwilliging van Hautala's verzoek. Dit voorbeeld geeft aan dat openbaarheid van bestuur nog lang niet geworteld is in Brussel.

Die achterkamertjespolitiek heeft ernstige gevolgen:
* Gebrek aan democratische legitimiteit. De Raad vergadert achter gesloten deuren. Zelfs de notulen worden niet altijd vrijgegeven. Aan de besluiten van de Raad gaat doorgaans een debat in het Europees Parlement vooraf, dat wel, en zo'n debat is natuurlijk openbaar. Maar het EP heeft niet altijd reële invloed heeft op de besluitvorming. Bij het onderwerp wapenexport bijvoorbeeld staat de Europese volksvertegenwoordiging buitenspel. In die gevallen laat de pers Straatsburg ook links liggen. Door de beslotenheid van de Raadsvergaderingen en het gebrek aan betekenisvol parlementair debat stelt Europa haar burgers vaak voor voldongen feiten. Zelfs nationale parlementen hebben soms het nakijken.
* Ongelijk speelveld. De moeizame toegang tot informatie werkt in het nadeel van de minder kapitaalkrachtige lobby's. Die hebben eenvoudig de menskracht niet om zelf alle relevante documenten te ontfutselen aan het ambtelijk apparaat. Zo worden bijvoorbeeld de Europese milieu-organisaties, die samen 30 mensen hebben in Brussel, op achterstand gezet ten opzichte van het bedrijfsleven, dat duizenden professionele lobbyisten voor zich heeft werken.
* Corruptie en wanbeheer. Openbaarheid heeft een belangrijke preventieve functie. Om een minister uit Zweden te citeren, een land met een lange traditie van open bestuur: "Door de mogelijkheid van controle weten alle ambtenaren dat de blik van het publiek op hen is gericht. Deze wetenschap heeft ertoe bijgedragen dat in Zweden corruptie bij het besturen een zeldzaam fenomeen is." Inderdaad, er valt op de Zweden veel aan te merken, maar niet dat ze corrupt zijn. Waarschijnlijk had een grotere openheid in Brussel voorkomen dat financieel wanbeheer, vriendjespolitiek en fraudezaken zich zo lang voortsleepten dat ze uiteindelijk de hele Europese Commissie van Jacques Santer fataal werden.

EuroWOB
Het Verdrag van Amsterdam bepaalt dat de Europese instellingen binnen 2 jaar een wettelijke regeling voor de toegang tot documenten moeten vaststellen. Een EuroWOB zogezegd, vergelijkbaar met de Nederlandse Wet op de Openbaarheid van Bestuur. Maar daarmee begint de strijd pas goed. Volgens het Verdrag moet de EuroWOB de "algemene beginselen en de beperkingen op grond van openbare of particuliere belangen" definiëren. In het wetgevingsproces zal blijken dat zowel de Europese Commissie als de Raad het prettig vinden om de 'algemene beginselen' zo algemeen mogelijk te houden en de 'beperkingen' zo ruim mogelijk te formuleren. Dat biedt hun de mogelijkheid om in hun eigen openbaarheidsreglementen de opengezette ramen alsnog op een haakje te zetten. Het is de vraag of het EP opgewassen zal zijn tegen het verlangen naar geheimhouding van de andere Europese instellingen. Het EP heeft in dit dossier weliswaar een vetorecht, maar wanneer het daar gebruik van maakt is de EuroWOB voor jaren van de baan.

Druk op de ketel
Om de kans op een fatsoenlijke EuroWOB te vergroten, moet Nederland het goede voorbeeld geven en druk op de ketel zetten. Wij stellen de volgende actiepunten voor: 1. Beter opletten. Ook de Nederlandse regering stemde tegen het inzageverzoek van Hautala. Een foute opstelling, zo gaf minister Van Mierlo later toe. De betrokken Nederlandse ambtenaar in Brussel heeft kennelijk zitten slapen. Overigens is Hautala's inzageverzoek de EU-ministers van Buitenlandse Zaken pas onder ogen gekomen toen er al over beslist was. Het afwijzingsbesluit passeerde namelijk als hamerstuk de Raad van Ministers van Consumentenzaken… Over zulke voorgekookte agendapunten hoeft de Tweede Kamer niet geïnformeerd te worden, zo schreef staatssecretaris Patijn indertijd, omdat ze van een "overwegend routinematig en/of administratief karakter" zijn. De zaak-Hautala toont aan dat ook routinematige besluiten een aantasting van democratische burgerrechten kunnen opleveren, zeker zolang de Raad van Ministers routinematig tegen openbaarheid stemt. In de lopende discussie over betere controle op de Brusselse besluitvorming zou de Kamer ook eens naar deze hamerstukken moeten kijken. Zij zou kunnen verlangen dat de regering de Kamer tijdig informeert over elk voornemen om tegen een inzageverzoek te stemmen. Dan zullen Nederlandse ambtenaren in Brussel op z'n minst even nadenken voordat zij njet zeggen.
2. Klagers ondersteunen. Van Mierlo weigerde zich aan de zijde van Hautala te voegen in de door haar aangespannen rechtszaak. Door eerst tégen inzage te stemmen en dan bij het Gerecht vóór inzage te pleiten zou Nederland een modderfiguur slaan. In Finland kende men minder gêne. De verantwoordelijke Finse minister ontplofte van woede toen ze vernam dat haar ambtenaar tegen Hautala's verzoek had gestemd. Finland koos alsnog haar kant in de rechtszaak in Luxemburg. Ook Nederland zou, consequenter dan tot nu toe, klachten over geheimhouding moeten ondersteunen. 3. De publieke opinie mobiliseren. In 1996 presteerde de Nederlandse regering het om geheimhouding af te dwingen van een evaluatierapport over de tenuitvoerlegging van de Europese openbaarheidscode… Het was een beroerd stuk, en Nederland wilde het rapport binnenskamers bijbuigen in een minder burgeronvriendelijke richting. Het resultaat was dat de publieke verontwaardiging zich tegen Nederland richtte, in plaats van tegen de auteurs van het rapport. Houd slecht nieuws niet geheim, zo is de les.
4. De Nederlandse WOB van toepassing verklaren op Europese documenten. Via Nederlandse ministeries is dan de informatie te verkrijgen die Brussel geheimhoudt. Dat is een gewaagde stap, op het randje van de Europese wet. Maar als de Nederlandse regering en Kamer deze provocatie plegen, dan is het aan de Europese instellingen of een lidstaat om naar de Europese rechter te stappen. Doen ze dat, dan zetten ze zich behoorlijk te kijk.
5. De comitologie in de zonneschijn zetten. Honderden comités van nationale ambtenaren houden zich in Brussel bezig met de nadere invulling van Europese wetten. Op deze soms ingrijpende besluiten heeft geen enkel parlement greep. In de huidige discussie over de hervorming van deze comités moet Nederland zich sterk maken voor een terugfluitrecht voor het EP, zodat over bijvoorbeeld de toelating van genetisch gemanipuleerde gewassen op de Europese markt een open, democratisch debat kan worden gevoerd. De zittingen van de comités moeten in de regel openbaar worden, analoog aan de Amerikaanse wet over government in the sunshine. De notulen horen op het Internet.

Dit actieprogramma is verre van volledig, maar we moeten dringend aan de slag met de kansen die het Verdrag van Amsterdam biedt. Want het publieke draagvlak voor de EU is nog altijd wankel. Voor het aanzuiveren van het Europese geloofwaardigheidstekort is een doorzichtig bestuur geen voldoende, wel een noodzakelijke voorwaarde.

Kathalijne Buitenweg Europarlementariër GroenLinks
Richard Wouters beleidsmedewerker GroenLinks