Zondag 25 maart is het vijftig jaar geleden dat het Verdrag van Rome werd ondertekend, de grondslag van de huidige Europese Unie. Dat verdrag bracht de Europese landen veiligheid en welvaart. Het is nu tijd dat ook burgers zich beschermd weten in de Unie, schrijven Kathalijne Buitenweg en Mariko Peters.

Europese wetten gaan boven Nederlandse wetten. Dat was schrikken voor veel burgers, in 2005. Dankzij het referendum over de Europese Grondwet ontdekten zij dat ons land de besluiten die in Brussel worden genomen – met Nederlandse inbreng – niet zomaar naast zich neer kan leggen. Uit boosheid hierover stemden velen tegen de Grondwet. Niet dat dat hielp: ook volgens de bestaande regels is de Europese wetgeving bindend. De verwerping van de Grondwet was wel een terechtwijzing voor opeenvolgende generaties politici, die het ene na het andere Europese verdrag hebben goedgekeurd zonder hun kiezers voor te lichten over de consequenties ervan.

Maar hoe zou Europa eruit zien als de samenwerking geheel vrijblijvend was? Dan zou Frankrijk onze landbouwproducten kunnen weren ter bescherming van de eigen boeren. Duitsland zou de grens dicht mogen gooien uit onvrede over onze coffeeshops. Poolse staalfabrieken zouden ongehinderd doorgaan met het vervuilen van onze lucht. Nederland zou eigen baas zijn, maar ook armer, onveiliger en viezer.

De geestelijk vaders van de Unie, Jean Monnet en Robert Schuman, hadden een droom: nooit meer oorlog. Conflicten tussen de landen van Europa moesten niet langer door intimidatie en geweld worden beslecht, maar door onderhandelingen, gezamenlijke spelregels en rechtspraak. Daarvoor waren stevige bovennationale instituties nodig. Monnet en Schuman kregen gedaan dat de verdragsafspraken werden bewaakt door instellingen zoals de Europese Commissie en het Europees Hof van Justitie. Juist daardoor bleef het Europese project niet steken in vrijblijvendheid en wantrouwen. Bindende regels maakten het moeilijker voor grote landen om hun wil op te leggen aan de kleintjes. Rechtszekerheid schiep het vertrouwen dat nodig is voor handel en andere vormen van samenwerking. De Unie groeide uit tot een zone van veiligheid en welvaart, met grote aantrekkingskracht op haar buurlanden. In andere werelddelen, van Afrika tot Zuid-Amerika, probeert men het Europese model van vreedzame integratie te kopiëren. ‘Recht boven macht’, kortom, is een succesformule. Deze vondst is een felicitatie waard.

De afgelopen jaren is de succesformule echter beduimeld geraakt. Dat komt vooral door de strijd rond het Stabiliteitspact voor de euro. Met veel powerplay ontliepen Frankrijk en Duitsland in 2003 bestraffing voor hun hoge begrotingstekorten. Zij profiteerden van het feit dat de Brusselse instellingen van de nationale regeringen niet het recht hadden gekregen om begrotingsdiscipline af te dwingen. Een rigide pact met gebrekkig toezicht, dat moest wel bezwijken.

Maar ondertussen was de indruk gewekt dat de Europese regels alleen voor kleinere lidstaten gelden, niet voor grote. Wat is dan het nut van een Europese Grondwet, zo vroegen velen zich af bij het referendum twee jaar later.

Over de euro hadden de Nederlandse burgers zich nooit mogen uitspreken. Ook dat voedde de scepsis. Van meet af aan was het Europese project van Monnet en Schuman niet alleen idealistisch, maar ook technocratisch. Naar de mening van de burgers durfden de oprichters niet te vragen, zo kort na de Tweede Wereldoorlog. Zij vreesden dat hun verzoeningsplan stuk zou slaan op de klippen van het wantrouwen tussen voormalige vijanden.

Deze steelse aanpak heeft gewerkt. Maar de Europese integratie is te lang een eliteproject gebleven. Teveel gericht op markt en munt bovendien, te weinig op mens en milieu. Daardoor kreeg de Unie zelf met groeiend wantrouwen te kampen. Van de decennialange politiek van voldongen feiten werd de Grondwet het slachtoffer. De les hieruit is dat we burgers vaker moeten betrekken bij belangrijke Europese besluiten. Het politiseren van Europa is de enige manier om draagvlak te verkrijgen. Waarom maken we geen Europawijde correctieve referenda mogelijk, die burgers de kans geven om ongewenste besluiten terug te draaien?

De Nederlandse regering trekt helaas de omgekeerde conclusie. Zij wil een nieuw referendum juist vermijden. Daarom wil zij in een nieuw verdrag geen grondrechten van burgers opnemen. Een verdrag zonder grondrechten lijkt minder op een ‘grondwet’, zo is de redenering, en dan hoeven de burgers niet geraadpleegd te worden.

Maar de democratische geest is uit de fles. Als Nederland geen referendum houdt, zullen er andere EU-landen zijn waar een volksraadpleging om constitutionele of politieke redenen onvermijdelijk is. Daarom is het van belang dat niet alleen staten, maar ook burgers zich beschermd weten in Europa. Als we het bestaande grondrechtenhandvest van de EU bindend maken, kunnen burgers zich beter teweerstellen tegen Brusselse bemoeizucht, of het nu gaat om de aantasting van hun privacy of de afbraak van sociale bescherming. Met deze lijst moderne mensenrechten maakt de EU ook duidelijk waar zij voor staat in de wereld: gelijke rechten voor homo’s, vrijheid van godsdienst, een verbod op folteren. Die waarden moeten we niet wegmoffelen, maar met trots uitdragen.

Kathalijne Buitenweg en Mariko Peters zijn europarlementariër resp. Tweede-Kamerlid voor GroenLinks.