Een gezamenlijk Europees asielbeleid wil iedereen. Het zou moeten garanderen dat mensen die naar Europa komen en bescherming nodig hebben, die bescherming ook krijgen. En dat de EU-landen de verantwoordelijkheid voor vluchtelingen samen gaan dragen. Vinden wij. De meeste Europese regeringen zien dat anders.

Het Europese beleid moet asielzoekers afschrikken. En om vooral geen aantrekkelijke asielbestemming te worden, moeten lidstaten de ruimte houden om nationale asielregels minstens zo streng te maken als die van de buurlanden. En dus koerst de EU af op een asielwet die op gespannen voet staat met mensenrechten. Nederland doet ijverig mee aan deze race to the bottom. Met succes: de omstreden Nederlandse asielprocedure in de aanmeldcentra (AC-procedure) lijkt de Europese norm te gaan worden. Binnenkort publiceert de Adviescommissie Vreemdelingenzaken het zoveelste kritische rapport over de AC-procedure. Dat zou de Tweede Kamer, die op 10 februari met minister Verdonk debatteert over het Europese asielbeleid, aan het denken moeten zetten.

De Europese ministers bakkeleien al drieëneenhalf jaar over het voorstel over asielprocedures. In die tijd zijn ze erin geslaagd het zo ver uit te kleden dat Ruud Lubbers, Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR), in december de noodklok luidde. Volgens hem dreigen vluchtelingen te worden teruggestuurd naar levensbedreigende situaties. Een opmerkelijk harde uitspraak voor de baas van een organisatie in geldnood die grotendeels afhankelijk is van de vrijwillige donaties van Europese landen.

De Nederlandse regering doet driftig mee aan deze ondermijning van vluchtelingenbescherming in EU-verband. De Nederlandse inzet bij de onderhandelingen in Brussel is gericht op het instandhouden van de procedure in de aanmeldcentra. Deze AC-procedure was in 2003 tot driemaal toe het onderwerp van zeer kritische analyses van Human Rights Watch, UNHCR en het Nederlands Juristencomité voor de Mensenrechten. Kern van de kritiek: asielzoekers hebben onvoldoende gelegenheid om hun vluchtverhaal uit de doeken te doen en lopen daardoor het risico onterecht te worden teruggestuurd. Daarmee staat de AC-procedure op gespannen voet met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het VN-Vluchtelingenverdrag.

De procedure in het AC is een supersnelle asielprocedure, die in de jaren negentig in het leven is geroepen voor het afwijzen van duidelijk kansloze asielverzoeken, bijvoorbeeld van rugzaktoeristen uit voormalige Oostbloklanden die vakantie kwamen vieren in Nederlandse asielzoekerscentra. De procedure is inmiddels uitgegroeid tot de standaardprocedure. Daarbij mag de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) binnen 48 procesuren vrijwel alle asielverzoeken afdoen, dus ook die van mensen uit landen waar serieuze mensenrechtenschendingen plaatsvinden. Het laatste ontwerp van de Europese asielwet staat zo´n versnelde procedure voor zo goed als alle asielverzoeken toe.

De brede toepassing van zulke flitsprocedures is riskant. De AC-procedure is namelijk volstrekt niet ingericht op het boven tafel krijgen van complexe vluchtverhalen. 48 uur is extreem kort, zeker voor mensen die een lange en spannende reis achter de rug hebben, als ze al niet getraumatiseerd of in shock zijn. Daar komt nog bij dat de benadering in het AC is gebaseerd op wantrouwen. Een kleine feitelijke vergissing in het interview met de IND, of een warrig verhaal, kan een asielzoeker ongeloofwaardig en daarmee kansloos maken. Zo is er het voorbeeld van een Nigeriaan die niet de precieze datum kon noemen waarop zijn politieke partij van naam was veranderd. Dat een gebrek aan samenhang of volledigheid het gevolg kan zijn van een trauma, bijvoorbeeld door verkrachting, is voor de IND geen relevante factor. Gezien de grote gevolgen die ieder woord in het interview kan hebben, is een goede voorbereiding met een rechtshulpverlener essentieel. Daar is in de procedure echter maximaal twee uur voor ingeruimd. Veel te weinig om iemands vertrouwen te winnen en ook nog eens de feiten op een rij te krijgen, zeker als een tolk het gesprek moet vertalen.

Asielzoekers hebben de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen een AC-afwijzing. Daarbij kijkt de rechter echter alleen of de IND de wet goed heeft toegepast. De feiten, dat wil zeggen het vluchtverhaal van de asielzoeker, worden niet opnieuw bekeken, terwijl die in de AC-procedure juist zo slecht tot hun recht komen. Zelfs nieuwe feiten worden in de regel terzijde geschoven. Ondanks deze marginale toetsing oordelen de vreemdelingenrechters in 18 procent van de gevallen dat de AC-afwijzing onterecht is. Dat geeft wel aan dat er veel misgaat in de aanmeldcentra.

Als het huidige voorstel straks de EU-norm wordt, zullen andere landen het Nederlandse voorbeeld gaan volgen. Boven het Europese minimum gaan zitten is immers vragen om meer asielzoekers, zo is de redenering. Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en Finland hebben al belangstelling getoond voor het AC-model. Geen exportproduct om trots op te zijn. En de Europese ministers die hun mond vol hebben van mensenrechten moeten zich schamen voor EU-regelgeving die balanceert op het randje van wat mensenrechtenverdragen toelaten. Of daar zelfs overheen gaat.

Kathalijne Buitenweg is lid van het Europees Parlement voor GroenLinks.
Marijke Vos is lid van de Tweede Kamer voor GroenLinks
.