Begin januari vroeg GroenLinks-europarlementariër Kathalijne Buitenweg de voorzitter van het Europees Parlement om opheldering over rechten van gehuwd personeel van het EP. Aanleiding waren de problemen die de Nederlandse mannelijke ambtenaar Jan Klees, werkzaam bij het EP, ondervond toen hij met zijn vriend wilde trouwen.

De arbeidsvoorwaarden voor ambtenaren die werken voor de Europese instellingen, zoals het Europese Hof van Justitie, de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van Ministers, zijn geregeld in één statuut. De interpretatie van dit statuut blijkt echter per instelling te wisselen. De personeelsdienst van de Europese Commissie erkent het homohuwelijk, zo blijkt uit een brief van vorig jaar mei. Dat betekent dat Nederlandse ambtenaren die huwen met een persoon van hetzelfde geslacht, recht hebben op dezelfde toelagen als de andere gehuwden.

De personeelsdienst van het Europees Parlement interpreteert het statuut anders dan de Europese Commissie. Zij weigert de openstelling van het Nederlandse burgerlijk huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht te erkennen. Buitenweg wil weten waarop dit verschil gebaseerd is en waarom het afwijkt van de praktijk die sinds mei verleden jaar door de Europese Commissie wordt aangehouden voor dit soort gevallen.

Buitenweg: “In december ontkende eurocommissaris Kinnock pertinent dat er binnen de instellingen hindernissen worden opgeworpen tegen erkenning van de openstelling van het Nederlandse huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht. Dat is een heel ander verhaal dan wat zich nu blijkbaar bij dit specifieke geval van Jan Klees voordoet.” Buitenweg vindt het verontrustend dat er tussen de verschillende instellingen van de EU verschillende interpretaties van het statuut zijn en wil graag duidelijkheid over de rechten rondom het homohuwelijk.

Hier de integrale tekst van de schriftelijke vraag van Kathalijne Buitenweg aan de Voorzitter van het Europees Parlement

Datum: 8 januari 2002

Onderwerp:Statuut van de ambtenaren (vraag volgens artikel 28 van het Reglement)

Tekst:Geachte Voorzitter,

1. Kan de Voorzitter mij informeren over adviezen van de juridische dienst van het Parlement aan het Directoraat Generaal personeelszaken van het Parlement over de toepassing van het Statuut met betrekking tot de gezinstoelagen die gelden voor gehuwde medewerkers van het Parlement ?

2. Hoeveel verzoeken zijn er tot nu toe bij de juridische dienst voorgelegd over gezinstoelagen voor partners van Nederlandse ambtenaren die volgens de Nederlandse wet getrouwd zijn met een persoon van hetzelfde geslacht ?

3. Klopt het dat in tenminste één geval de juridische dienst de betrokken DG negatief heeft geadviseerd over toekenning van een gezinstoelage aan een gehuwde waar deze volgens het Statuut recht op heeft en dat de DG op basis van dat advies negatief beschikt heeft ?

4. Indien zulks het geval is kunt u mij dan verklaren waarop dit besluit gebaseerd is en waarom het afwijkt van de praktijk die sinds mei verleden jaar door de Europese Commissie wordt aangehouden voor dit soort gevallen ?

5. Klopt het dat in een interinstitutioneel overleg van de DG ´s personeelszaken dat verleden jaar plaats vond, de vertegenwoordiger van het Parlement een niet aangenomen amendement op de Resolutie van het Europees Parlement over de toestand van de grondrechten in de Europese Unie in 2000 over de openstelling van het huwelijk voor personen van het zelfde geslacht, als argument heeft gebruikt om zich namens het Parlement uit te spreken tegen een aanpassing van het Statuut op het punt van gelijke behandeling van partners van hetzelfde geslacht die al of niet geregistreerd langdurig samenwonen, dan wel volgens de Nederlandse wet met een partner van hetzelfde geslacht getrouwd zijn ?

6. Bent u het met mij eens dat zulk een gedrag van ambtenaren van dit Parlement geen pas heeft en bent u bereidt hen daarop te wijzen en hen duidelijk te maken dat herhaling niet zal worden geduld ?

7. Commissaris Kinnock antwoordde in het debat dat op 13 december j.l. in de plenaire zitting over dit onderwerp plaatsvond, op een vraag van mijn collega de Roo, "I would like to say to Mr de Roo that no barrier is being put in the way of the advancement of gays and lesbians who are officials by the hierarchy of institutions. That is not the case.". Bent u het met mij eens dat er binnen de hiërarchie van ons huis in elk geval wel hindernissen worden gelegd ?

8. Kunt u mij informeren welke actie u kunt en wilt ondernemen om vergelijkbare incidenten in de toekomst te vermijden ?