Terwijl in West-Europese landen en de Verenigde Staten steeds meer vraagtekens worden geplaatst bij de liberalisering van nutssectoren als spoorwegen en energievoorziening, houdt Brussel, de hoofdstad van de Europese Unie, stug vast aan het vrijemarktdenken, aldus Geert-Jan Bogaerts (Reflex, 26 januari). Een te simpele voorstelling van zaken. De liberaliseringsdrang van de Europese Commissie ontmoet wel degelijk politieke weerstand, niet in het minst van het Europees Parlement.

Voor de Commissie vormt de vervolmaking van de ene Europese markt zo ongeveer haar raison d'être. Op dit terrein liggen haar belangrijkste bevoegdheden, zoals het toezicht op de mededinging en het alleenrecht op wetgevingsinitiatieven. Elke liberaliseringsstap geeft de Commissie meer macht over sectoren die voorheen door nationale overheden werden gereguleerd.
Veel nationale regeringen komt deze liberaliseringsdrang wel goed uit. Niet voor niets nomineerde het paarse kabinet de neo-liberaal Bolkestein voor de Europese Commissie. De regeringen van de lidstaten schuiven de verantwoordelijkheid voor de pijnlijke reorganisatie van staatsbedrijven en het falen van hun verzelfstandigde opvolgers maar al te graag door naar Brussel. "Het moet van Europa", is dan het argument waarachter zij zich verschuilen, zelfs wanneer de liberalisering verder gaat dan de Europese regels voorschrijven, zoals nu weer het geval is bij de nieuwe spoorwegwet van minister Netelenbos. Het is niet verwonderlijk dat de Commissie de missie die de nationale regeringsleiders in 2000 formuleerden, om de EU in 2010 tot de meest dynamische en concurrerende economie ter wereld te maken, opvat als een aanmoediging om te blijven hameren op het aambeeld van de vrije markt.

Toch trekt ook de Europese Commissie schoorvoetend lessen uit het failliet van de Britse spoorwegen, de sluiting van Scandinavische postkantoren en andere omstreden liberaliseringsexperimenten. In een mededeling over 'diensten van algemeen belang' erkende zij dat de gebruikers van nutsvoorzieningen niet alleen geïnteresseerd zijn in keuzevrijheid en de laagste prijs. Voor hen tellen ook kwaliteit van dienstverlening, toegankelijkheid, milieubescherming, gezondheid en veiligheid. Bij liberalisering van nutssectoren moeten dit bredere belang gewaarborgd worden. Daarenboven lanceerde de Eurocommissaris van Sociale Zaken, Diamantopoulou, onlangs een oproep om de sociale gevolgen van de toegenomen concurrentie tegen het licht te houden.
Deze aandacht van de Commissie voor publieke en werknemersbelangen is mede ingegeven door het groeiende verzet dat haar liberaliseringsvoorstellen ontmoeten in het Europees Parlement. Het EP heeft een aantal Commissievoorstellen afgezwakt of verworpen. Zo werd de vrijgave van de markt voor poststukken vertraagd en aan voorwaarden gebonden. Het EP wilde voorkomen dat met elkaar concurrerende postbedrijven de dagelijkse postbezorging op het platteland inruilen voor lucratievere marktsegmenten, en dat zij ervaren postbodes vervangen door slecht opgeleide uitzendkrachten.

De vrije markt is allerminst heilig in het parlementaire halfrond. Bij steeds meer fracties dringt het besef door dat marktwerking niet automatisch grotere keuzevrijheid en een lagere prijs oplevert, laat staan betere kwaliteit van dienstverlening. Daarom heeft het EP ervoor geijverd om het recht van eenieder op toegang tot nutsvoorzieningen op te nemen in het EU-grondrechtenhandvest. Dat is gelukt, in 2000, tot ongenoegen van de Nederlandse regering. Veel Europarlementariërs vragen bovendien om een kritische evaluatie van de reeds uitgevoerde liberaliseringen. Teneinde de vrijgemaakte markten beter te reguleren, met garanties voor leveringszekerheid, betaalbaarheid, milieu, veiligheid en werknemers. Of teneinde weloverwogen af te zien van liberalisering, zoals het EP onlangs besloot ten aanzien van het lokaal openbaar vervoer. Het inbouwen van betere garanties is nog verenigbaar met de stelling van de door Bogaerts geïnterviewde marktfanaten dat alle wantoestanden bij liberaliseringen te wijten zijn aan bestuurlijke fouten, het afzien van liberalisering zeker niet.
De markt heeft niet gewonnen. Zeer terecht blijven de grenzen van markt en staat inzet van discussies, leerprocessen en politieke strijd, ook in Brussel.

Theo Bouwman (GroenLinks) is voorzitter van de commissie werkgelegenheid en sociale zaken in het Europees Parlement