De decentralisaties van zorgtaken naar gemeenten dreigen op dit moment op een grote mislukking uit te lopen. GroenLinks wil dat minister Plasterk met een reddingsplan komt om de decentralisaties weer in goede banen te leiden. Gemeenten moeten meer budget en beleidsruimte krijgen om de taken goed uit te voeren. Ook moet minister Plasterk de leiding nemen. 

Op dit moment doet Plasterk te weinig om voor de belangen van de gemeenten op te komen. 234 wethouders stuurden Plasterk een brandbrief: het geld dat ze van het Rijk krijgen is te weinig en onvoorspelbaar om de zorgtaken fatsoenlijk uit te voeren.
 
Linda Voortman vraagt hem bij de behandeling van de begroting BZK om als verantwoordelijk minister de leiding te nemen.

Voortman: “Als een van de grootste bestuurlijke hervormingen in de recente geschiedenis zo ontzettend uit de bocht vliegt, kan je als minister niet meer volstaan met ‘we houden een vinger aan de pols’. Het huis staat in brand – het is tijd om te blussen. Ik vind het gebrek aan urgentie bij de minister schrijnend.”

GroenLinks stelt vijf punten voor om de decentralisaties te redden:
 
1.De minister van BZK is aanspreekpunt voor gemeenten
2.Geen extra bezuinigingen
3.De rijksoverheid moet zich weer een betrouwbare partner tonen
4.Eén landelijke standaard voor verantwoording
5.Meer invloed gemeenteraad
 
1.De minister van BZK is aanspreekpunt voor gemeenten
De minister van BZK moet het aanspreekpunt zijn vanuit de regering wat betreft de decentralisaties, voor zowel lokale bestuurders als de Tweede Kamer. Minister Plasterk moet zijn stelselverantwoordelijkheid voor de decentralisaties invulling gaan geven en het dossier naar zich toetrekken, zoals ook wordt geadviseerd door de Algemene Rekenkamer[1]. Elk kwartaal moet hij de Kamer gaan informeren over de stand van zaken rond de decentralisaties. Hiervoor moet hij knelpunten gaan inventariseren en oplossingen verzinnen, desnoods via wetgeving als het Rijk, gemeenten en zorgaanbieders er niet zelf uitkomen.
 
De minister moet gaan ingrijpen bij gemeenten waar de financiële problemen zo groot dreigen te worden dat de dagelijkse uitvoering van taken op het spel komt te staan. Waar nodig moeten deze gemeenten bijgestuurd worden vanuit het Rijk via aanwijzingen van de minister, met extra budget om gaten op te vullen.
 
2.Geen extra  bezuinigingen
Dit jaar is een eerste ronde bezuinigingen doorgevoerd op het geld dat beschikbaar is voor de zorgtaken van gemeenten. Komende jaren lopen deze bezuinigingen op. We zien dat het voor gemeenten nu al bijna niet te doen is om het met de huidige budgetten te redden. De bezuinigingen gaan ten koste van kwetsbare burgers, schreven de wethouders Financiën vorige week. Het mislukken van de decentralisaties als gevolg van bezuinigingen kost op termijn nog veel meer geld dan dat nodig is om die bezuinigingen niet door te voeren.
 
3.De rijksoverheid moet zich weer een betrouwbare partner tonen
De Rijksoverheid moet een betrouwbare partner worden voor gemeenten bij het uitvoeren van de zorgtaken. Dat betekent dat de budgeten voor gemeenten uiterlijk in mei moeten worden vastgesteld voor het volgende kalenderjaar, en daarna niet meer naar beneden kunnen worden geschroefd. Op die manier kunnen lokale bestuurders met zekerheid zorg inkopen voor het volgende jaar.
 
4.Eén landelijke standaard voor verantwoording
Bij alle gedecentraliseerde zorgtaken geldt dat het succes ervan ook afhankelijk is van de landelijke aansturing op standaarden voor informatie-uitwisseling en verantwoordingen. De zorg verbureaucratiseert als zorgaanbieders aan tien verschillende gemeenten tien verschillende sets verantwoordingen moeten leveren. Ook dit wordt door de Algemene Rekenkamer beaamd.
 
5.Meer invloed gemeenteraad
Er dreigt een democratisch tekort te ontstaan doordat gemeenten vaak in regioverbanden zorg inkopen, omdat dat als kleine gemeente alleen niet te doen is. Gemeenteraden kunnen vaak slecht invloed uitoefenen op de afspraken die bovenregionaal worden uitgevoerd en zitten bovendien op een informatieachterstand, omdat zij veel meer controlerend werk moeten doen dan vóór de decentralisaties, met dezelfde werkuren.
 
De minister moet alternatieven gaan onderzoeken die het mogelijk maken dat raadsleden hun controlerende werk bij de decentralisaties beter kunnen doen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door bij samenwerkingsverbanden alle betrokken gemeenteraden eens in de zoveel tijd bijeen te laten komen om te besluiten over de uitvoering van de afspraken. Ook moeten raadsleden beter worden ondersteund bij hun werk.