PvdA, GroenLinks en de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) vinden dat er een nieuw stelsel van studiefinanciering moet komen. Daarom hebben zij gezamenlijk uitgangspunten geformuleerd voor een beter stelsel.

Het voorstel voor deze uitgangspunten, 'Ruimte om te Studeren', treft u hierbij aan. PvdA, GroenLinks en de LSVb roepen het kabinet op een nieuw stelsel te ontwikkelen dat hieraan voldoet. Bij gelegenheid van de begroting OCW 2004 zullen PvdA en GroenLinks hierover het debat aangaan met bewindslieden en andere fracties.

Martijn van Dam (PvdA)
Kees Vendrik (GroenLinks)
Merijn de Jong (LSVb)

Ruimte om te studeren

Uitgangspunten voor een nieuw stelsel van studiefinanciering

van de PvdA, GroenLinks en de LSVb

5 november 2003

De PvdA, GroenLinks en de LSVb zijn van mening dat het huidige studiefinancieringsstelsel niet meer voldoet. De belangrijke problemen zijn:

Studenten komen moeilijk rond;
Studenten komen onvoldoende aan hun studie toe, doordat ze te veel tijd moeten besteden aan bijbaantjes;
De financiële afhankelijkheid van ouders is groot;
Het stelsel is niet toegesneden op de Bachelor-Master structuur;
Het stelsel biedt onvoldoende mogelijkheden voor het volgen van studies in het buitenland;
Er is sprake van leenaversie onder studenten; veel studenten zijn bang om met een onbetaalbare schuld te blijven zitten.

De PvdA, GroenLinks en de LSVB stellen daarom een nieuw stelsel van studiefinanciering voor. Dit bevat de volgende elementen:

Het collegegeld wordt afgeschaft;
De huidige prestatiebeurs wordt afgeschaft;
Studenten kunnen over voldoende middelen beschikken om te voorzien in hun kosten van levensonderhoud, afhankelijk van de woonsituatie (uit-/thuiswonend) en onafhankelijk van het inkomen van de ouders;

Wat betreft de financiering van dit plan het volgende:
De uitgaven van de Rijksoverheid aan het hoger onderwijs blijven ongewijzigd;
Extra middelen komen beschikbaar door van ex-studenten een bijdrage te vragen;
Deze bijdrage is afhankelijk van het inkomen, waardoor nooit een te groot deel van het inkomen betaald hoeft te worden;
Deze bijdrage kan op verschillende manieren vormgegeven worden, bijvoorbeeld via de volgende varianten:
1) De bijdrage wordt bepaald door de studieduur en eventuele extra verbruikte voorschotten;
2) De bijdrage bedraagt een vast percentage van het jaarinkomen gedurende een zekere periode, die afhangt van de studieduur;
3) De bijdrage bedraagt een variabel percentage van het jaarinkomen, dat afhankelijk is van de studieduur.

Ook combinaties van varianten zijn denkbaar.

Dit voorstel kent grote voordelen:
Studenten krijgen de ruimte om zich écht op hun studie te richten; dat is beter voor de student én beter voor de maatschappij;
De ouderafhankelijkheid wordt definitief doorbroken;
Studenten kunnen flexibeler studeren (bijvoorbeeld in het buitenland, met onderbreking en in deeltijd)
(Ex-)studenten hoeven zich geen zorgen te maken om een onbetaalbare schuld.
Over de genoemde uitgangspunten en de mogelijke uitwerkingsvarianten zullen wij de komende maanden het debat aangaan. Daarnaast zullen wij de voorstellen van het kabinet aan deze uitgangspunten toetsen.

Toelichting

1. Huidig stelsel
Het huidige stelsel van studiefinanciering moet op de schop. Het bestaande stelsel belemmert de toegankelijkheid en studeerbaarheid, het is niet flexibel en leunt mede op financiële bijdragen van ouders.

Het huidige stelsel belemmert de toegankelijkheid, onder meer omdat studenten te weinig beurs krijgen om van te leven. 80% van de studenten heeft daarom een bijbaan, die gemiddeld 16 uur per week in beslag neemt. Studenten doen mede daardoor langer over hun studie dan nodig is (gemiddeld 5,6 jaar voor studies van 4 jaar). Dit jaagt de instellingen onnodig op kosten. Dit is slecht voor de kwaliteit van het hoger onderwijs.

Bovendien hebben veel studenten in het huidige stelsel last van leenangst. Dat geldt met name voor studenten van allochtone afkomst en uit gezinnen met lage inkomens. Veel studenten halen daardoor niet het beste uit zichzelf. Niet iedereen kan hierdoor maximaal meedoen in het hoger onderwijs.

De prestatiebeurs blijkt bovendien vooral MBO-ers af te schrikken van doorstroming naar het HBO. Ook dit schrikt met name studenten van allochtone afkomst en uit gezinnen met lage inkomens af. Talent gaat verloren.

Verder is de ouderafhankelijkheid een probleem. Veel studenten zijn financieel afhankelijk van hun ouders. Bovendien blijkt 80% van de ouders niet het bedrag te betalen waar de overheid vanuit gaat. Dit alles heeft geleid tot een systeem dat voor veel studenten ondoorzichtig is.

Het huidige stelsel is daarnaast niet toegesneden op de BaMa-structuur of op een duaal traject (werken en leren). Een HBO-er heeft bijvoorbeeld geen recht op studiefinanciering als hij een master-opleiding gaat volgen. Studenten die in het buitenland gaan studeren hebben meestal geen recht op studiefinanciering.

Tenslotte is het studiefinancieringsstelsel niet flexibel. Er kan maar 7 jaar studiefinanciering (gift of lening) opgenomen worden en het is vrij moeilijk om duaal te studeren. Studenten die duaal studeren dreigen al gauw boven het maximaal bij te verdienen bedrag te komen en raken dan hun studiefinanciering kwijt. Studenten die een flexibel leerpad kiezen, studeren vaak langer en lopen ook tegen het probleem aan dat studiefinanciering slechts voor 7 jaar kan worden verkregen.

Van een nieuw stelsel profiteren niet alleen de studenten zelf en de hoger onderwijsinstellingen. Het verbeteren van de toegankelijkheid en studeerbaarheid betekent meer en beter opgeleide kenniswerkers, de onmisbare grondstof voor een sterke en brede kenniseconomie.

Dit voorstel voor een nieuw stelsel is mede gebaseerd op de belangrijkste bevindingen van de Commissie Vermeend en wil een aanzet tot discussie zijn over een nieuw studiefinancieringsstelsel.

2. Nieuw stelsel
PvdA, GroenLinks en de LSVb streven de volgende doelen na:

Vermindering ouderafhankelijkheid en verhoging studeerbaarheid
De student moet over voldoende middelen beschikken om te kunnen voorzien in de kosten van levensonderhoud, zonder afhankelijk te zijn van ouders of bijbanen. Dit komt ook de studeerbaarheid ten goede.

Studenten die niet willen deelnemen aan dit nieuwe stelsel kunnen geen aanspraak maken op een studiebeurs en geen aanspraak maken op overheidssubsidies op het door hen gekozen onderwijs. Zij dienen derhalve een kostendekkend collegegeld te betalen.

Vergroting toegankelijkheid
Het collegegeld en het huidige prestatieregime kunnen worden afgeschaft. Dit verbetert de toegankelijkheid van het onderwijs. In plaats daarvan wordt van ex-studenten een bijdrage gevraagd.

Verder wordt het probleem van leenangst worden ondervangen. Leenangst is enerzijds de angst dat je je lening niet terug kunt betalen en een schuld overhoudt die als een loden last op je schouders gaat drukken. Anderzijds de angst dat terugbetaling van de lening een te groot gedeelte van je inkomen vergt. Beide problemen kunnen worden opgelost door betaling van de eigen bijdrage te koppelen mede aan de hoogte van het inkomen. Wie onvoldoende inkomen heeft hoeft geen bijdrage te betalen.

Flexibilisering
Het huidige stelsel blijkt internationaal moeilijk houdbaar. Nederlandse studenten krijgen door Europese regels ook in het buitenland recht op studiefinanciering en EU-ingezetenen die in Nederland komen studeren kunnen aanspraak maken op de Nederlandse studiefinanciering. Elk denkbaar toekomstig studiefinancieringsstelsel zal met deze problematiek te maken krijgen. Daarom is het zaak dat de Europese Commissie op korte termijn gaat regelen dat EU-studenten slechts in één land studiefinanciering kunnen aanvragen. Op langere termijn is harmonisering van de studiefinancieringsregelgeving wellicht wenselijk.

Ook dient bij de inrichting van een nieuw stelsel rekening gehouden te worden met de Bachelor-Masterstructuur, deeltijdstudenten en de mogelijkheid tot duaal studeren. Het uitgangspunt dient te zijn dat de vraag van studenten leidend is.

3. Voorstel:
Het collegegeld wordt afgeschaft;
De huidige prestatiebeurs wordt afgeschaft;
Studenten kunnen over voldoende middelen beschikken om te voorzien in hun kosten van levensonderhoud, afhankelijk van de woonsituatie (uit-/thuiswonend) en onafhankelijk van het inkomen van de ouders;

Wat betreft de financiering van dit plan het volgende:
De uitgaven van de Rijksoverheid aan het hoger onderwijs blijven ongewijzigd;
Extra middelen komen beschikbaar door van ex-studenten een bijdrage te vragen;
Deze bijdrage is afhankelijk van het inkomen, waardoor nooit een te groot deel van het inkomen betaald hoeft te worden;
Deze bijdrage kan op verschillende manieren vormgegeven worden, bijvoorbeeld via de volgende varianten:

1) In de eerste variant betalen voormalig studenten gedurende een bepaalde periode een percentage van het inkomen. De lengte van deze periode is afhankelijk van de ontvangen toelage.

2) In de tweede variant betalen voormalig studenten jaarlijks een vast percentage van hun inkomen. Het percentage is afhankelijk van het aantal jaren dat de student heeft gestudeerd.

3) In de derde variant betalen voormalig studenten gedurende een bepaalde periode een variabel percentage van het inkomen. De lengte van deze periode en de hoogte van het percentage zijn afhankelijk van het aantal jaren dat de student heeft gestudeerd.

Ook combinaties van varianten zijn denkbaar.

PvdA, GroenLinks en LSVb zijn het eens over de belangrijkste doelen die met een nieuw stelsel verwezenlijkt moeten worden. De wijze waarop de bijdrage van voormalig studenten uiteindelijk vormgegeven moet worden, is open voor debat.

Den Haag/Utrecht, 5 november 2003