De Spaanse regering, het afgelopen half jaar voorzitter van de Europese Unie, heeft het Europees sociaal beleid laten vallen. Het is in het belang van Nederland dat het werk aan de balans tussen flexibiliteit en zekerheid weer wordt opgepakt.
Op de dag dat alle Europese regeringsleiders afreisden naar Spanje, voor de Top van Sevilla, legde een algemene staking het openbare leven in Spanje stil. De vakbonden protesteerden tegen de nieuwe werkloosheidswet van de regering-Aznar. Drie maanden eerder, aan de vooravond van de vorige Eurotop, staakte Italië tegen het voornemen van de regering-Berlusconi om de arbeidswetgeving drastisch te veranderen. Beide rechtse regeringen slaan door met hun plannen tot flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ze maken ten onrechte gebruik van het argument dat “het moet van Europa” en jagen daarmee hun burgers tegen de EU in het harnas. Maar het zijn in Europa juist de nationale regeringen die meer sociaal beleid tegenhouden. Het sociale fundament van Europa dreigt in te zakken als de Europese Commissie de oren teveel laat hangen naar de regeringen die het roer om gooien. Het regeerakkoord van de nieuwe Nederlandse coalitie – zie de WAO-plannen – voedt de vrees dat ook ons land zich aan zal sluiten bij deze onheilige alliantie van de hardvochtigheid.
Europese werkgeversorganisaties spelen gretig in op de eenzijdige aandacht voor flexibilisering van de arbeidsmarkt. Onlangs hielden de Italiaanse en Britse werkgeverskoepels een pleidooi voor flexibilisering, grotere arbeidsmobiliteit en een stop op nieuwe regelgeving. Flexibele vormen van arbeid kunnen een bijdrage leveren aan het scheppen van banen voor bijvoorbeeld jongeren, vrouwen en minderheden. Maar deze werkgevers, en ook sommige politici, zien over het hoofd dat wie mensen enthousiast wilt maken voor meer flexibiliteit en mobiliteit, ook sociale zekerheden moet bieden. De moderne arbeidsmarkt vraagt in sommige EU-landen om aanpassing van oude verworvenheden, maar sociale zekerheid blijft altijd de basis voor een inzetbaar, mobiel en gemotiveerd arbeidsbestand.
Voorbeeld van een evenwichtiger aanpak is Duitsland, dat ook kampt met een hoge werkloosheid. Daar pleitte een adviescommissie van de rood-groene regering onlangs voor snellere bemiddeling van werklozen, het ´witten´ van zwartwerk en de oprichting van uitzendbureaus binnen de arbeidsvoorzieningsorganisatie. Deze aanpak moet de werkloosheid in drie jaar halveren. De Duitse plannen beogen een balans tussen flexibiliteit en zekerheid, die sterk lijkt op het Nederlandse model: ruim baan voor flexibele arbeid, maar mét ontslagbescherming, sociale zekerheid, opleidingskansen, pensioenopbouw en medezeggenschap. Merkwaardigerwijs roepen de Nederlandse werkgeversorganisaties ABU (uitzendsector) en VNO-NCW nu 'Europa' aan om de Nederlandse flexwetgeving, die ze nota bene zelf mede tot stand gebracht hebben, weer ter discussie te stellen. Ze frustreren hiermee de pogingen om flexwerk in Europa als volwaardige arbeid te erkennen.
Het Europees Parlement dient de regeringsleiders en werkgevers een stevig weerwoord te bieden. De volksvertegenwoordigers moeten de Europese Commissie ertoe aanzetten vaart te maken met de Europese sociale agenda. Spanje en Italië ondermijnen de ontslagbescherming, terwijl het EP juist wacht op een Commissievoorstel voor een Europese regeling. Ook aan het arbeidsomstandighedenbeleid moet hard worden gewerkt. Onlangs werd Europese wetgeving ter bescherming van werknemers tegen de risico's van onder meer asbest en trillingen succesvol afgerond. Maar de beloofde nieuwe Commissievoorstellen ten behoeve van de gezondheid en veiligheid van werknemers zijn ronduit teleurstellend. De Commissie aarzelt met nieuwe wetgeving en lijkt voor zwakkere vormen van Europese afstemming te kiezen.
De nieuwe ´mode´ is de methode van open coördinatie: gezamenlijk doelen afspreken, ervaringen uitwisselen en resultaten vergelijken. Deze methode was oorspronkelijk bedacht om gevoelige sociale thema's zoals pensioenbeleid en werkgelegenheidsbeleid op Europees niveau bespreekbaar te maken. Nu dreigen deze zachte afspraken tussen regeringen steeds meer in de plaats te komen van echte sociale wetgeving. De Europese Commissie levert op deze manier invloed in bij de nationale ministers. Het EP komt buitenspel te staan. Dit is niet alleen een verlies aan democratische controle, maar ook een bedreiging van de opgebouwde sociale voorzieningen in de lidstaten, zeker nu steeds meer rechts-conservatieve regeringen de zogenaamde Europese druk gebruiken als breekijzer om deze voorzieningen te onttakelen. De open-coördinatiemethode dient dan ook grondig geëvalueerd te worden voordat gesproken kan worden over verbreding ervan.
De roep om flexibilisering is niet altijd ongefundeerd. Maar het gaat te ver om onder de vlag van flexibilisering het sociale stelsel af te breken. Eurocommissaris Bolkestein, de rechtsbuiten van de Commissie, stelde vorig jaar dat een harder sociaal klimaat nodig is om met de Verenigde Staten te concurreren. Gelukkig beseffen andere Eurocommissarissen dat de economische kracht van Europa juist ligt in het behouden en versterken van sociale cohesie. De EU dient de instrumenten te krijgen om het evenwicht tussen een flexibele arbeidsmarkt en een hoog niveau van sociale zekerheid zeker te stellen. Nederland heeft daar alle belang bij. Anders dreigt de balans ook hier door te slaan naar sociale afbraak.
Theo Bouwman (GroenLinks) en Ieke van den Burg (PvdA) zijn voorzitter resp. lid van de commissie Werkgelegenheid en Sociale zaken van het Europees Parlement