Het Europees Parlement debatteerde deze week over de toekomst van het Europese profvoetbal. Het rapport dringt aan op betere regulatie van het voetbal. Van de clubfinanciën tot de rekrutering van lokaal talent. GroenLinks-europarlementariër en voetballiefhebber Joost Lagendijk vindt het rapport een grote stap voorwaarts.

Volgens Lagendijk moet er duidelijke regelgeving voor het Europese profvoetbal komen en geeft het rapport niet alleen de EU, maar ook de Europese voetbalbond UEFA een zet in de goede richting om in goed overleg meer eerlijke regels af te spreken.

Regels staatssteun
Zo is Lagendijk voorstander van Europese regelgeving voor staatssteun aan voetbalclubs, waardoor de voorwaarden voor alle Europese clubs dezelfde zijn en er geen concurrentievervalsing plaatsvindt. In Nederland krijgen noodlijdende clubs vaak beperkte financiële steun van gemeenten. De Europese Commissie heeft Nederland hiervoor in 2002 al een keer op de vingers getikt omdat er sprake was van oneigenlijke staatssteun. "In een land als Italië staan veel profclubs er financieel slecht voor, maar dat komt grotendeels voort uit dure aankopen van sterspelers. Als die toch het hoofd boven water kunnen houden door financiële steun van de overheid is dat oneerlijk," aldus Lagendijk.

Quota jeugdig talent
Ook steunt Lagendijk voorstellen voor een quotasysteem dat in ieder geval minimaal drie nationale jeugdspelers van een lidstaat een kans moet geven in de selectie van profclub van eigen bodem. "Op dit moment is dat niet mogelijk vanwege EU-regels over vrij verkeer van werknemers. De EU zou akkoord moeten gaan met bepaalde uitzonderingen op deze regels om te voorkomen dat veel voetbalclubs in hun basisopstelling met 11 buitenlanders optreden en dat lokaal talent niet meer aan de bak komt."

Televisierechten
Als laatste punt vindt Lagendijk dat de verdeling van de opbrengst van de televisierechten van de Champions League eerlijk moeten verlopen. "De voorzitter van de UEFA steunt dit, maar de grote clubs houden het tegen. De voetbalclubs uit de vijf grootste landen (Engeland, Frankrijk, Spanje, Italië en Duitsland) krijgen veel meer geld, omdat de televisierechten in deze landen tegen veel hogere prijzen verkocht worden. Voor gelijke prestaties in de Champions League krijgen clubs uit kleinere landen dus aanzienlijk minder inkomsten."