Terwijl de Nederlandse politiek en media volop bezig zijn met de Nederlandse missie naar Uruzgan dient het volgende levensgevaarlijke conflict zich aan. Wat te doen met de fundamentalistische nucleaire wannabee in Iran?

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties gaat zich binnenkort buigen over het conflict met Iran. Als het aan de Amerikanen ligt, komen er economische, diplomatieke en mogelijk ook andere sancties tegen de islamitische staat Iran. Er circuleren diverse scenario’s over hoe te handelen tegen een regime dat de internationale verdragen keer op keer aan zijn laars lapt. Er zijn verschillende opties: een (olie) boycot, actieve steun voor de civil society en de oppositie of politieke isolatie. En als al deze strategieën ineffectief zouden blijken, is een militaire interventie een laatste optie.

De Iraanse publieke opinie over de nucleaire kwestie speelt in dergelijke besprekingen zelden een rol. Het lijkt er op dat men die opinie niet relevant acht voor een succesvolle diplomatieke houding richting Iran. Dat is een opmerkelijke blinde vlek. Als we iéts van de politieke en militaire catastrofe in Irak kunnen leren, is het dit: het Westen is pas effectief als het lukt om de hearts and minds van de bevolking in het Midden Oosten voor zich te winnen. Daarvoor zijn er kansen genoeg. De meerderheid van de Iraanse bevolking heeft steeds meer afstand genomen van de haatdragende en antiwesterse propaganda van het Iraanse regime. De mentale vervreemding van de staatsideologie is vooral groot onder jongeren. Zij koesteren veel sympathie voor westerse waarden. In een land waar driekwart van de bevolking jonger is dan 25 jaar, is er dus een enorme steun voor zaken als democratie, vrouwenrechten en vrije media. Dat is de ironie van Iran. Achter de façade van de haatdragende retoriek van het regime groeit een bevolking op die ernaar smacht om deel uit te maken van de liberale democratieën. In die zin toont Iran meer overeenkomsten met de nadagen van het Oostblok dan met de Arabische buurlanden. Dat is een hoopgevende ontwikkeling die wij alleen maar toe kunnen juichen.

Helaas speelt het Westen tot nu toe slecht in op de publieke opinie in Iran. De eenzijdige nadruk op de nucleaire kwestie is een wapen geworden in de handen van het regime. Alle aandacht daarvoor heeft het Iraanse regime vrij spel gegeven om de politieke repressie te versterken. Bovendien gebruikt het regime het ’Westerse militaire gevaar’ om de eigen dissidenten steeds meer de mond te snoeren. Men gebruikt de druk uit het Westen om chauvinisme op te roepen en zo het volk en de publieke opinie achter zich te krijgen. Dat begint zijn vruchten af te werpen. Politieke dissidenten raken geïsoleerd en staan onder enorme druk. Zelfcensuur is onder de Iraanse journalisten en intellectuelen aan de orde van de dag. Het Iraanse publiek – jong, oud, seculair of religieus – lijkt nauwelijks begrip te hebben voor de internationale druk op Iran.

Die zorgwekkende ontwikkelingen zijn mede te danken aan de eenzijdige focus van het Westen. Al bijna drie jaar geeft de Europese unie de absolute prioriteit aan het nucleaire dossier, maar dat werkt averechts. Europa gokte op een koehandel met het Iraanse regime: Europa doet niet moeilijk over mensenrechten en Iran ziet af van uraniumverrijking. Die denkfout heeft juist de hardliners in staat gesteld om hun coup te voltooien. De militante ultraconservatieven zagen de verkiezingsuitslag als een steun in de rug. Zij voelen zich gesterkt en aangemoedigd om geen enkele concessie te doen in het nucleaire dossier. De dreigende taal van Westerse diplomaten en politici is evenmin effectief. De regelmatige dreigingen met militaire actie helpen vooral het Iraanse regime om de eigen dissidenten de mond te snoeren.

De Iraanse bevolking vindt dat het Westen te weinig betrokken is bij de toestand en toekomst van Iran. Zij zien alle aandacht voor het nucleaire dossier als instrumenteel en opportunistisch. Het regime en de staatsmedia vergelijken dat met de tijd toen het Westen Saddam Hoessein aanzette tot de oorlog met Iran. Zij maken ook vaak de vergelijking met de conflicten tussen Iran en de British Petrolium Company rondom de olierechten in de vijftiger jaren van de vorige eeuw. ’Het Westen gunt ons het recht op onafhankelijkheid, ontwikkeling en modernisering niet’, is de veelgehoorde boodschap. De trotse Iraniërs zijn daar niet ongevoelig voor.

Het Westen moet de Iraanse publieke opinie voor zichzelf terugwinnen. Daarvoor dient zij opnieuw en ondubbelzinnig te kiezen voor de mensenrechten. De effectiviteit van de druk op het huidige regime hangt af van de houding van de Iraanse bevolking. De Iraniërs die zich met vreedzame middelen verzetten tegen het regime verdienen de steun van het Westen. Dat geldt voor activisten voor mensenrechten en vrouwenrechten, voor schrijvers, journalisten. Alleen zo kunnen Khamenei en Ahmadinejad worden beteugeld.
 
Farah Karimi

Shervin Nekuee