Met elke aanslag door moslimterroristen lijken de Turkse kansen op toetreding tot de Europese Unie kleiner te worden. Waarom zouden we een land met zeventig miljoen moslims toelaten, als aanhangers van de islam nu al zoveel onheil stichten in Europa?

Komen onze individuele vrijheden niet verder onder druk te staan, als Turkse politici gaan meebeslissen over het Europese beleid? Wie heeft Turkije eigenlijk het EU-lidmaatschap beloofd en wordt dat besluit ons straks door de strot geduwd?De Turkse kandidatuur voor Europa boezemt veel burgers angst in. Politici moeten deze angst serieus nemen, maar niet napraten. Angst een slechte raadgever.

Revolutie van onderop
Ook de jongste uitbreiding van de Europese Unie, per 1 mei van dit jaar, ging met angsten gepaard. Vooral bij homo- en vrouwenorganisaties bestond de vrees dat Oost-Europese politici een conservatief stempel zouden drukken op het Europese beleid. Die vrees is vooralsnog niet bewaarheid. Met medewerking van de nieuwe lidstaten kwam een Europese Grondwet tot stand die de EU steviger dan ooit bindt aan de bestrijding van discriminatie en de bescherming van grondrechten. Het uitgebreide Europarlement blokkeerde de benoeming van de reactionaire katholiek Buttiglione tot eurocommissaris voor justitie.

De nieuwe lidstaten vormen geen monolithisch conservatief blok binnen de Europese Unie. In de loop van het toetredingsproces is in deze landen meer ruimte ontstaan voor pluriformiteit. Maatschappelijke en politieke minderheden hebben aan zelfvertrouwen gewonnen, omdat zij zich beschermd weten door Europese wetgeving.

In Turkije voltrekt zich een vergelijkbaar proces. “Ik voel me voor het eerst veilig in mijn eigen land”, sprak de Turkse schrijver Orhan Pamuk onlangs. De veranderingen gaan in revolutionair tempo. Zowel de invoering van een constitutionele monarchie in de negentiende eeuw, door de sultans, als de vestiging van een seculier-nationalistische republiek in 1923, door Atatürk, waren revoluties van bovenaf. De huidige revolutie is niet alleen het werk van de regering-Erdogan, maar komt ook van onderop. De inzet, een democratische rechtsstaat die individuen en minderheden meer vrijheid biedt, geniet brede steun. Premier Erdogan ondervond dat onlangs toen hij voorstelde om overspel strafbaar te stellen. De snelle dood van dat onzalige plan was evenzeer te danken aan het binnenlandse protest als aan de druk van de EU.

Geopolitiek
Sommige voorstanders van Turkse toetreding waarschuwen dat het land, bij afwijzing door de EU, in de armen gedreven wordt van zijn Centraal-Aziatische of Arabische buurlanden. Met het gevaar van een terugval in dictatuur of een fundamentalistische machtsgreep. Dat gevaar moet niet overdreven worden. Turkije heeft geen serieus alternatief, politiek noch economisch, voor haar oriëntatie op Europa. De revolutie van onderop stopt niet abrupt als de EU de deur voor Turkije dichtgooit. Maar de tegenkrachten, in leger en bureaucratie, zullen sterker worden. Het momentum verdwijnt.

De vraag is niet zozeer hoeveel schade Turkije oploopt bij een afwijzing door de EU, maar hoeveel schade we onszelf daarmee berokkenen. Na de verkiezingszege van Bush wordt de EU meer dan ooit uitgedaagd om een zelfstandige rol te spelen op het wereldtoneel. Kunnen we het ons verloven om Turkije, met zijn strategische ligging op de grens van Oost en West, uitsluitend als een bufferzone te beschouwen, in plaats van als een actieve partner? De toetreding van Turkije verschaft de EU meer geopolitiek gewicht. Zijn geografie en godsdienst zijn van cruciaal belang voor één de grootste opgaven waar de EU voor staat: de bestrijding van het moslimterrorisme.

Een cruciaal element in de strijd tegen terreur is de democratisering van the Greater Middle East. Dat hebben Bush en de neoconservatieven goed gezien. Maar het gebruik van militair geweld werkt al gauw averechts, zo blijkt in Irak. Door militaire interventie kunnen wankele staten uiteenvallen en terroristen vrij spel krijgen. Andere regimes in de regio worden gesterkt in hun voornemen om zich met massavernietigingswapens te beschermen tegen een invasie. Die wapens kunnen ook in handen vallen van terroristen. Democratisering vergt geen korte klappen, maar een lange adem. Het is hoog tijd dat de EU haar diplomatieke, economische en mensenrechten-instrumentarium naar voren schuift als alternatief voor Amerikaans wapengekletter. Onderdeel van de Europese soft power is de kracht van het verleidelijke voorbeeld. Een democratisch Turkije kan, juist omdat het een land van moslims is, geloofwaardigheid verschaffen aan de Europese Midden-Oostenpolitiek.

Ook binnen Europa vormt een oorlogsverklaring aan de islam het slechtste antwoord op de terreur van moslimextremisten. Om de gewelddadige fundamentalisten te isoleren en uit te schakelen, moeten we ervoor zorgen dat weldenkende, gematigde moslims en zelfs geweldloze fundamentalisten onze kant kiezen. Turkije laat zien dat deze strategie van inkapseling kan werken: het is onder leiding van een voormalige fundamentalist, Erdogan, dat het land gekozen heeft voor democratisering naar Europese snit. Erdogan beseft dat de democratische rechtsstaat de beste waarborg vormt voor vrije geloofsbeleving. Ook de moslims in West-Europa moeten van dat besef doordrongen raken. Dat zal niet lukken als hun geloof op toenemende vijandigheid stuit. Het starten van toetredings­onderhandelingen met Turkije vormt meer dan ooit een welkom tegengif voor het wederzijds wantrouwen.

Mensenrechten
Decennialang maakte Turkije geen aanstalten om aan de Europese toetredingsvoorwaarden - democratie en mensenrechten - te voldoen. Het was gemakkelijk voor Europese politici om de toetredingsbelofte uit 1963 te blijven herhalen. Nu Ankara sinds 2001 een grote hervormingsijver aan de dag legt, hebben zij geen goede argumenten meer om het land buiten te sluiten. Partijen die alsnog het standpunt betrekken dat de islam onverenigbaar is met de Europese waardengemeenschap, breken hun eerdere beloften aan Turkije en diskwalificeren de islamitische minderheden in eigen land.

Het is verleidelijk om het gehamer van CDA-politici op de resterende tekortkomingen van de Turkse rechtsstaat tegen deze achtergrond te plaatsen. Verhagen eist ‘nul martelingen’ en Eurlings ‘honderd procent mensenrechten’ voordat over toetreding kan worden onderhandeld. Hoeveel EU-landen voldoen aan die eisen? Waarom zwijgen deze mensenrechtenkampioenen zo hardnekkig over Italië, waar de regering-Berlusconi bij herhaling een loopje neemt met de rechtsstaat? Wil het CDA Turkije er überhaupt wel bij? Maar wie de oprechtheid van Verhagen en Eurlings in twijfel trekt doet ook afbreuk aan het belang van de mensenrechten. Elke arrestant die door de Turkse politie gemarteld wordt is er één teveel.

De keuze voor de wortel of de stok is een reëel dilemma in het mensenrechtenbeleid. Het is een goede gewoonte aan het worden om bij die keuze aandachtig te luisteren naar de pleitbezorgers van de mensenrechten in de betrokken landen. In Turkije zijn zowel de mensenrechtenorganisaties als de vertegenwoordigers van de Koerdische minderheid voorstander van toetredingsonderhandelingen. Datzelfde geldt voor de internationale mensenrechtenwaakhond Human Rights Watch. Deze organisaties verwachten dat het starten van toetredingsonderhandelingen de naleving van de mensenrechten bevordert, mits de EU druk op de ketel houdt. De Europese Commissie komt aan die voorwaarde tegemoet met haar voorstel om een noodrem in te bouwen in het onderhandelingsproces. Als de verbetering van de mensenrechtensituatie stagneert, zal Brussel de onderhandelingen met Ankara opschorten. Dat is een verstandige combinatie van wortel en stok.

Europees referendum
De meeste politieke partijen hebben zich gecommitteerd aan een toetredings­perspectief voor Turkije. Voor de meeste kiezers geldt dat niet. Turkije is nooit een dominant thema geweest bij nationale of Europese verkiezingen. Als politici de Turkse toetreding aan de burgers presenteren als een voldongen feit, voeden zij de euroscepsis. Het gevoel dat de politiek over de hoofden van burgers heen beslist en hun angsten negeert zal jarenlang een donkere schaduw werpen over de toetredingsonderhandelingen.

Daarom is een referendum over de toetreding van Turkije gewenst. Anders dan VVD-er Van Aartsen en de Franse president Chirac bepleit ik geen nationaal, maar een Europees referendum. Niet omdat ik wanhoop aan de goede afloop van een Nederlands referendum. Een meerderheid van de Nederlanders ziet een Turkse EU-lidmaatschap nu niet zitten, zo wijzen peilingen uit, maar wel indien dat land voldoet aan de Europese criteria van democratie en mensenrechten. Er ontstaat echter een probleem als Turkije op een veto stuit van één land, bijvoorbeeld het turkosceptische Oostenrijk. De vraag is dan met welk recht acht miljoen Oostenrijkers zeventig miljoen Turken buiten de deur houden, tegen de wil van een meerderheid van de EU? Hoe komen we uit zo’n impasse? Een referendum onder alle burgers van de EU verschaft aan zowel een ja als een nee grotere legitimiteit.

EU-wijde referenda zijn nu nog niet mogelijk. Maar de steun ervoor groeit snel, dankzij de nationale referenda die in Nederland en andere landen zijn afgedwongen over de Europese Grondwet. Ook hiervoor geldt immers: nationale referenda kunnen impasses opleveren, terwijl een Europees referendum duidelijkheid zou scheppen.

Van Aartsen en Chirac willen wachten met het Turkije-referendum tot de toetredingsonderhandelingen zijn afgerond. Daarmee doen zij het vraagstuk over aan hun opvolgers. Wel zo handig, maar niet verstandig. Het is niet chic om Turkije gedurende tien jaar of langer tal van pijnlijke economische hervormingen op te leggen, en het land dan alsnog, in het zicht van de finish, te diskwalificeren. Het is beter om nu al te gaan overleggen, in Brussel en met Ankara, over een vroeger tijdstip dat beide zijden voldoende tijd geeft om zich voor te bereiden op de volksstemming.

Zowel aan de toetreding van Turkije als aan een referendum kleven risico’s. Maar moet de angst daarvoor onze leidraad zijn? Angst zaaien is het oogmerk van de terroristen die een wig proberen te drijven tussen Europa en de islam.

 

Joost Lagendijk (GroenLinks) is voorzitter van de Turkije-delegatie van het Europees Parlement