De EU moet Turkije een 'geprivilegieerd partnerschap' aanbieden, aldus twee Zuid-Hollandse CDA-ers in Trouw op 3 oktober. De auteurs laten na om een duidelijke invulling te geven aan dit concept, maar het idee van andere voorstanders is om flink handel te drijven met Turkije, op het gebied van buitenlandse zaken en defensie samen te werken waar mogelijk, en de rest maar te laten zitten. De rest? Maar dat betekent nu juist de mensenrechten en de godsdienstvrijheid die het CDA zo hoog in het vaandel zegt te dragen.

Pleiten voor een 'geprivilegieerd partnerschap' zou goed zijn voor het CDA, aldus Mol en de Kok. Sinds vorig jaar december en zeker sinds de gebeurtenissen van afgelopen maandag, lopen ze daarmee lichtelijk achter de feiten aan. De EU is namelijk begonnen met Turkije te onderhandelen, met als doel volwaardig lidmaatschap.

Onder druk van een publieke opinie die, gevoed door mythen uit een ver verleden, angst heeft voor een vloedgolf aan Turkse werknemers, bracht Oostenrijk inderdaad de term 'geprivilegieerd partnerschap' in het spel. Tot op het laatst werd geprobeerd om het begin van onderhandelingen aldus te dwarsbomen. Toen maandagmiddag duidelijk werd dat Oostenrijks protégé, het katholieke Kroatië, ook meteen mocht beginnen met onderhandelen, verdween het partnerschap snel van tafel.

De redenering van pleitbezorgers van een 'lidmaatschap light' - Duitse en Oostenrijkse christendemocraten en nu dus ook CDA-ers - is nogal tegenstrijdig. Aan de ene kant onderstreept men terecht dat er in Turkije nog van alles mis is op het gebied van het respect voor de mensenrechten en de rechtsstaat. Tegelijkertijd is het voorstel om deze gebieden bij verdere toenadering tussen de Turkije en de EU dan maar links te laten liggen, en het te houden op een gemeenschappelijke markt en afstemming van het buitenlands beleid.

Dat zou betekenen dat de EU zich voortaan niet meer zou bemoeien met de hervormingen in Turkije. Terwijl de druk op en samenwerking met Turkije - die de afgelopen jaren geleid hebben tot het afschaffen van de doodstraf, het inperken van de rol van het leger in de politiek, het terugdringen van martelingen - met recht tot de grootste successen van het buitenlands beleid van de EU gerekend mogen worden.

Naar mijn idee laat de roep om een 'geprivilegieerd partnerschap' één ding duidelijk zien: veel christendemocraten willen Turkije er uiteindelijk gewoon niet bij hebben. Omdat het een te groot land is, met een cultuur en een religie die ze te ver van de onze vinden staan. In plaats van dit eerlijk toe te geven, hebben ze lange tijd de mensenrechtenkaart gespeeld. Na jarenlang, in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog, mensenrechtenschendingen in Turkije vergoelijkt te hebben vanwege het strategisch belang van het land, werden ze in de aanloop naar het begin van de onderhandelingen ineens de grote verdedigers van de onderdrukten in Turkije.

Toen bleek dat het de regering Erdogan menens was met de hervormingen, waardoor het mensenrechtenargument aan kracht inboette, gingen sommige tegenstanders van Turkse toetreding blijkbaar op zoek naar een andere uitweg. Dat werd het 'geprivilegieerde partnerschap'. Dat is maandag vooralsnog van de agenda afgevoerd, en dat is goed. Goed voor de mensenrechten in Turkije, goed voor de relatie tussen Europa en de islamitische wereld en goed voor een Europese Unie met ambities als speler op het wereldtoneel.

Joost Lagendijk is Europarlementariër voor GroenLinks en voorzitter van de Turkije-delegatie in het Europees Parlement