De Amerikaanse neoconservatieve publicist Robert Kagan doopte Europa tot ‘Venus, in zijn ogen synoniem met slapheid. Een eigenschap die in schril contrast staat met de onoverschrokkenheid van de oorlogsgod Mars, ofwel de VS. Maar in Irak maakt Mars meer vijanden dan vrienden. Nieuwe kansen dus voor Venus.

De Amerikaanse neoconservatieve publicist Robert Kagan doopte Europa tot ‘Venus'. Die aan de Romeinse godin van de liefde ontleende bijnaam was allesbehalve vleiend bedoeld. Venus staat voor zachtheid, lafheid en onvermogen tot handelen. Die eigenschappen staan in schril contrast met de heldhaftigheid en onverschrokkenheid van de oorlogsgod Mars, ofwel de Verenigde Staten. Maar als we Venus nu eens als geuzennaam zien – als nieuw concept in de wereldpolitiek? Door het recht van de sterkste in te ruilen voor de sterkte van het recht heeft West-Europa zich omgevormd tot een permanente vredeszone, waar steeds meer landen bij willen horen. Daarentegen maken de Verenigde Staten zich met hun martiale politiek meer vijanden dan vrienden, zo bewijst de chaos in Irak. Het is tijd om het Europese recept te exporteren naar de buitenwereld en de Europese Unie op de kaart te zetten als ‘civiele supermacht’.

Madrid, april 2004: “Spanje zal in het vervolg preventieve diplomatie boven preventieve oorlogvoering plaatsen”, belooft de Spaanse premier Zapatero bij zijn inauguratie. In één adem noemt hij de terugtrekking van de Spaanse troepen uit Irak, de noodzaak van een VN-mandaat voor internationale vredesmissies, een pro-Europees buitenlands beleid en de wens om snel overeenstemming te bereiken over de Europese Grondwet. Een grotere tegenstelling tot de onvoorwaardelijke trouw van zijn voorganger Aznar aan de VS is nauwelijks denkbaar.

Een maand voor Zapatero’s aantreden hadden tien bommen in de Spaanse hoofdstad tweehonderd levens geëist. Een terreuraanslag die het failliet illustreert van de opvatting dat veiligheid berust op militair overwicht. De oorlog in Irak heeft de wereld geenszins veiliger gemaakt. De drastische ommekeer in de Spaanse politiek vormt een signaal dat een Europees antwoord op het machtsvertoon van Bush in aantocht is.

Neoconservatieven
Het is nog maar een jaar geleden dat de neoconservatieven in de Verenigde Staten hun grootste overwinning boekten. Met de inval in Irak bekeerde president Bush zich tot hun credo. Neoconservatieven geloven dat Amerika haar ongeëvenaarde machtspositie moet aanwenden om haar waarden te verbreiden en haar belangen veilig te stellen. Om de wereld te herscheppen naar Amerikaans spiegelbeeld. Sinds het einde van de eerste Golfoorlog in 1991 hadden de neocons aangedrongen op het ten val brengen van Saddam Hoessein, als opmaat voor de democratisering van het Midden-Oosten. Irak was voor hen de toetssteen voor het succes van de Amerikaanse buitenlandse politiek.

Tot de nazomer van 2001 hadden de neoconservatieven weinig invloed in Washington. Alles veranderde op 11 september van dat jaar. Bush koos voor een radicale herijking van Amerika's buitenlands beleid. In een gevaarlijke wereld zouden de VS zich niet langer laten beperken in hun acties, ook niet door bondgenoten. Met of zonder steun zou Washington actief op zoek gaan naar ‘monsters’ die vernietigd moesten worden. Afwachten was geen optie meer. Er moest niet alleen pre-emptief worden opgetreden tegen onmiddellijke bedreigingen, maar ook preventief tegen potentiële bedreigingen zoals Saddam. Door het gewapenderhand afdwingen van regime change konden dictators vervangen worden door democraten. De Bush-doctrine droeg het stempel van de neoconservatieven.

Terwijl de VS op het hoogtepunt van hun macht verkeerden, raakte Europa steeds sterker verdeeld over de Irak-oorlog. De leiders van het Verenigd Koninkrijk en Spanje volgden Bush, ondanks fors binnenlands verzet. Duitsland en Frankrijk keerden zich tegen de oorlog. Daarmee bevestigden zij ogenschijnlijk Kagans stelling dat het de Europeanen aan lef ontbreekt. Zij verschuilen zich achter de internationale rechtsorde omdat zij de realiteit van de boze buitenwereld niet onder ogen willen zien. Het softe karakter van de Europese integratie heeft de ontwikkeling van Europa als militaire macht belemmerd. Venus dwingt daarmee Mars tot eenzijdig handelen in de strijd tegen schurkenstaten en het internationale terrorisme, aldus Kagan.

Tegenslag
Maar macht zonder legitimiteit roept weerstand op en wrok. De VS ondervinden thans in Irak welke nadelen er kleven aan unilaterale geweldsuitoefening. De kans op een democratische toekomst wordt niet door alle bevrijde Irakezen dankbaar gegrepen, zoals de neoconservatieven hadden verwacht. Een snelle terugtrekking van de Amerikaanse troepen zit er ook niet in. De regering-Bush doorloopt nu noodgedwongen een stoomcursus nation building, op locatie en zonder de mogelijkheid van een herexamen. De wederopbouw van Irak wordt ernstig tegengewerkt door terroristen van binnenlandse en buitenlandse komaf. Het scenario waar Joschka Fischer, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, voor waarschuwde is uitgekomen: een aanval op Irak leidt niet tot minder, maar tot meer terrorisme – zie Madrid, 11 maart 2004.

Europese tegenstanders van de Irak-oorlog kunnen zich echter geen leedvermaak permitteren. Een nieuwe failed state in het Midden-Oosten vormt ook een bedreiging voor de veiligheid van Europa. Zolang de VS niet beseffen dat hun dominante rol in Irak de beëindiging van het geweld in de weg zit, zullen steeds meer landen geneigd zijn het Spaanse voorbeeld te volgen en hun troepen terug te trekken. Maar als de VS daadwerkelijk de macht overdragen aan een Iraakse interim-regering en aan de VN, zullen zelfs Frankrijk en Duitsland waarschijnlijk gaan bijdragen aan de wederopbouw. Is dat het begin van de transatlantische verzoening?

De kans daarop lijkt klein. Amerika en Europa houden een verschillende kijk op de wereldorde. Daarin heeft Kagan gelijk. Maar de Europese opvatting van veiligheid heeft de wereld juist iets te bieden. Het delen van soevereiniteit is de meest geschikte wijze om tal van mondiale bedreigingen, van massavernietigingswapens tot klimaatverandering, aan te pakken. Het vergroot het vertrouwen tussen staten en levert duurzame samenwerkingsverbanden op, waarbinnen bindende afspraken gemaakt kunnen worden. Het versterkt de onderlinge afhankelijkheid en maakt het risico van gewapende conflicten kleiner, of zelfs – zoals binnen de Europese Unie – ondenkbaar.

Civiele supermacht
Daarom pleiten wij ervoor dat de Europese Unie zich ontwikkelt tot een ‘civiele supermacht’. Zij moet de wereld een alternatief bieden voor het unilateralisme en de spierballenpolitiek van de VS. De activiteiten die de landen van de EU hebben samengesmeed – onderhandelen, handel drijven, achterblijvers helpen – moeten haar externe kracht worden: diplomatie, culturele dialoog, eerlijke handel, ontwikkelingssamenwerking en, waar nodig, economische druk. De hefboom voor dergelijke soft power is de mondiale publieke opinie. De Europese opvatting van veiligheid is voor velen in de wereld aantrekkelijker dan de Amerikaanse.

Volgens de laatste Eurobarometer is meer dan tweederde van de Europese burgers voorstander van Europese besluitvorming over ‘buitenlandse politiek’, ‘humanitaire hulp’ en ‘bestrijding van internationaal terrorisme’. Bij geen enkel ander beleidsterrein is de steun voor een gezamenlijke Europese aanpak zo groot. Ruim de helft van de ondervraagden oordeelt negatief over de rol van de VS, waar het gaat om vrede, armoedebestrijding en milieubescherming. Over de rol van de EU zijn zij veel positiever. Driekwart vindt dan ook dat de buitenlandse politiek van de EU ‘onafhankelijk’ moet zijn van de Amerikaanse.

De Europese burgers lopen voor op hun politici. In weerwil van alle euroscepsis is er draagvlak voor een nieuw ‘groot project’. Nu de interne markt vrijwel is voltooid, dient de EU zich toe te gaan leggen op een echt gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Veel meer dan de interne markt kan het project ‘civiele supermacht’ de EU een herkenbaar profiel verschaffen. Want de talloze regeltjes die het vrij verkeer van goederen en diensten moeten garanderen hebben de publieke steun voor de EU geen goed gedaan. Zij hebben het beeld geschapen van een EU die zich opdringerig bemoeit met de kleinste details van het dagelijks leven, maar afwezig is bij de aanpak van grote problemen op wereldschaal. ‘Brussel’ moet minder energie steken in veiligheidsvoorschriften voor speeltuinvoorzieningen en meer investeren in een veilige wereld. Armoede en terrorisme, kernwapens en smeltende gletsjers vormen grotere bedreigingen voor het welzijn van toekomstige generaties dan glijbanen en wipkippen.

Coherentie
De huidige EU mist de besluitvaardigheid om de rol van civiele supermacht te spelen. De Europese Conventie heeft daarop geen afdoende antwoord gevonden. Toch bevat haar blauwdruk voor de Europese Grondwet enkele waardevolle innovaties. De belangrijkste daarvan is dat de EU een eigen minister van Buitenlandse Zaken krijgt. Daarmee komt de coördinatie van alle buitenlandpolitieke instrumenten van de EU in één hand. Door de verantwoordingsrelatie met het Europees Parlement ten volle te benutten, kan de nieuwe ambtsdrager zich een zekere mate van autonomie verschaffen ten opzichte van de lidstaten. Ook diens spreekrecht in de VN-Veiligheidsraad draagt bij aan een herkenbaar Europees profiel.

Belangrijker dan de bepalingen van de Grondwet is de wil om deze tot leven te brengen. Ook in de traditioneel ‘atlantische’ hoofdsteden van de EU begint men de voordelen van een gemeenschappelijk buitenlands beleid te zien. Niet alleen Madrid heeft lessen getrokken uit Irak, ook in Londen krabben velen zich achter het hoofd. Blairs aanhankelijkheid aan Bush heeft hem van zijn kiezers vervreemd, maar geen merkbare invloed op de Amerikaanse politiek opgeleverd. Bush’ zegen voor de Israëlische annexatie van Palestijns gebied was de zoveelste klap in het gezicht van de Britse premier. Ook Warschau wacht nog op de ‘beloning’ voor de steun aan de Amerikanen in Irak. Langzaam groeit het besef dat alleen een eensgezind Europa de regering in Washington kan bijsturen.
 
De eind 2003 vastgestelde EU-veiligheidsstrategie illustreert de Europese toenadering. Zij laat zien dat Europa niet wegloopt voor het gebruik van militaire macht, maar tegelijkertijd het belang ervan relativeert. De unieke kracht van de EU schuilt in de inzet van civiele instrumenten voor het voorkomen en oplossen van conflicten, zo erkennen nu alle lidstaten.

Daartoe moet de EU wel flink werken aan coherentie in haar externe beleid. Die is nog ver te zoeken. Handelsbelangen winnen het vaak van armoedebestrijding, milieubescherming en mensenrechten. Zo produceert de EU onveiligheid en conflicten, in plaats van deze op te lossen. De EU dient zich binnen de Wereldhandelsorganisatie tot bondgenoot van ontwikkelingslanden te maken, door hun grieven tegen het westerse protectionisme serieus te nemen. Want Europa heeft de steun van ontwikkelingslanden hard nodig om het Kyoto-protocol tot een effectief instrument tegen klimaatverandering te maken, tegen het verzet van Bush in. Om het Internationaal Strafhof te beschermen tegen Amerikaanse sabotage. Om Washington aan het verstand te brengen dat de ontwikkeling van mini-nukes, kleine kernbommen voor op het slagveld, zich niet laat rijmen met het aanscherpen van multilaterale afspraken tegen massavernietigingswapens. Om de VN slagvaardiger te maken, opdat Washington minder makkelijk de Veiligheidsraad kan passeren.

Een EU die zich als civiele supermacht ziet mag het antwoord niet schuldig blijven op de Amerikaanse war on terrorism. Samenwerking tussen politie- en veiligheidsdiensten is essentieel voor het voorkomen van aanslagen, maar neemt de oorzaken niet weg. Een militaire aanpak werkt al gauw contraproductief, zo blijkt in Irak. Het is aan Europa om het voortouw te nemen bij de lange-termijn-aanpak van terrorisme: bij het terugdringen van armoede, onderontwikkeling, rechteloosheid en religieuze tegenstellingen, bij de wederopbouw van failed states en bij het wegnemen van het gevoel van vernedering dat veel moslims tot religieuze haat brengt. Alleen een politiek van lange adem kan de terroristennetwerken hun recruten, sympathisanten, geldbronnen, wapens en schuilplaatsen ontnemen. Tot die politiek van lange adem behoort de toetreding van Turkije tot de EU. Daarmee bewijst Turkije dat islam en democratie wel degelijk samen kunnen gaan, en bewijst de EU dat zij openstaat voor moslims. Met de opname van Turkije brengt de EU aan Bin Laden c.s. een zware slag toe.

Ook een civiele supermacht heeft militaire instrumenten nodig. Die zijn het laatste redmiddel bij oplaaiende conflicten, met name in de eigen ‘achtertuin’, en bij dreigende genocide. Europa mag er niet van uitgaan dat de Amerikanen wel weer te hulp schieten, wanneer bijvoorbeeld het nationalistisch geweld op de Balkan opnieuw de kop opsteekt. Zij dient de verantwoordelijkheid voor de pacificatie van de Balkan zélf te kunnen dragen. Daarvoor moet militaire samenwerking binnen de EU worden doorgezet. De prijs-prestatieverhouding van de Europese krijgsmachten is beroerd. Terwijl de defensiebestedingen van de vijfentwintig EU-landen opgeteld ongeveer de helft van de Amerikaanse bedragen, kan Europa slechts tien procent van de Amerikaanse militaire vermogens leveren. Door betere afstemming en taakspecialisatie kan het rendement dramatisch worden verhoogd. Hogere defensiebudgetten zijn onnodig. Die gaan ten koste van andere vormen van extern beleid. Door te korten op ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld, zouden de lidstaten verraad plegen aan de civiele missie van de EU. Met het risico dat bij het oplossen van veiligheidsproblemen te snel naar militaire instrumenten wordt gegrepen. Immers, zoals de Amerikanen zeggen: ‘Als je een mooie hamer hebt, lijkt elk probleem op een spijker.’

Nee zeggen
Irak is het Waterloo van de neoconservatieven. Maar het vertrouwen in militaire middelen en unilaterale oplossingen blijft het beleid van de regering-Bush kenmerken. En zelfs als Kerry erin slaagt om Bush uit het Witte Huis te verdrijven, zullen lang niet alle transatlantische meningsverschillen worden opgelost. De toon van Washington zal vriendelijker worden, maar niet noodzakelijkerwijs de politiek.

De schaarse multilateralisten in de VS hebben hun hoop op Europa gevestigd. Eén van hen, Charles Kupchan, vertrouwde ons toe: ‘Er is een alternatief machtscentrum aan het ontstaan: Europa. Dat wordt zeker geen federale staat maar het heeft zo langzamerhand genoeg gewicht om nee te zeggen. We zien het ontstaan van een tweede weg in de internationale politiek. Niet zo’n rechte weg, eentje met veel bochten, maar toch...’

…toch moet de EU in staat worden geacht om de VS vaker te corrigeren wanneer zij mondiale veiligheidsproblemen verkeerd aanpakken of veronachtzamen. Om Washington te dwingen het pad van het multilateralisme te bewandelen, tegen wil en dank. Als Europa zich beter organiseert en haar prioriteiten op een rijtje krijgt, ontstaat er meer gelijkwaardigheid in de transatlantische betrekkingen. Geen militaire, maar politieke gelijkwaardigheid. Dat moet een wereld opleveren met minder wapengekletter en wrok, meer veiligheid en vertrouwen. Minder Mars, meer Venus.

Joost Lagendijk en Jan Marinus Wiersma zijn lid van het Europees Parlement voor respectievelijk GroenLinks en de PvdA. Onlangs verscheen hun boek ‘Na Mars komt Venus. Een Europees antwoord op Bush’ (uitgeverij Balans, Amsterdam, mei 2004, ISBN 90 5018 715 3).