De Chinese autoriteiten weigeren mee te werken en maken het werk van ngo’s, toezichthouders, auditors en journalisten moeilijk. Maar transparantie bereiken we niet alleen in China, dat kunnen we ook hier in Nederland verbeteren. De Verenigde Staten kennen een relatief open systeem van douanegegevens. Dat werkt zo: importgegevens in de VS zijn in principe publiekelijk beschikbaar, onder de Freedom of Information Act. Er zitten nog wel haken en ogen aan. Je kunt specifieke data opvragen. Maar bulk data, die je vervolgens ook kunt doorzoeken, moet je kopen. Vervolgens zijn er commerciële partijen, zoals ImportGenius en Panjiva, die die data organiseren en dan tegen betaling inzage bieden in hun databases. Dat is ook niet ideaal, maar een stuk beter dan in de EU waar transparantie van douanegegevens zeer beperkt is. Binnen de EU is enige mate van informatie te koop over import-/exportdata van bedrijven, bijvoorbeeld via een database als Pnjiva. Maar dit is een gedeeltelijk beeld van handelsstromen en biedt in principe geen inzicht over de herkomst van materialen die in een exportproduct verwerkt zijn. Dat is juist de essentiële informatie, want Oeigoerse dwangarbeid vindt vaak niet plaats in de Europese fabrieken, maar in de fabrieken verder in de keten waar bijvoorbeeld het katoen gespind wordt. Het helpt ook niet dat elke EU-lidstaat zijn eigen systeem heeft voor het verzamelen van douanegegevens.
Daarom moeten we de volledige douanegegevens over import en export, inclusief de specifieke leverancier, makkelijker beschikbaar stellen aan NGOs en onderzoekers. Dat kan door in Nederland onze importgegevens publiekelijk beschikbaar te stellen, en binnen de EU aanjager te worden van een uniform, transparant systeem van importgegevens. Zo kunnen ngo’s beter aan de grenzen toezichthouden waar bepaalde importproducten vandaan komen, op fabrieksniveau.