Na veel getouwtrek begonnen in oktober eindelijk de lang verwachte onderhandelingen over toetreding van Turkije tot de EU. Maar wie denkt dat de grootste klus geklaard is heeft het mis: nu begint het echte werk pas. Bij toetredingsonderhandelingen gaat het niet meer om de grote lijnen, compromissen en blufpoker. Toetredingsonderhandelingen betekenen in de eerste plaats het invoeren en uitvoeren van bestaande Europese wetgeving. En dat is hard werken. Maar het doel, volwaardig EU-lidmaatschap van Turkije, is het waard. Zowel voor Turkije als voor de huidige Unie.

Arbeidsintensief, langdurig en vermoeiend, zo ervoeren eerdere toetreders in Oost-Europa het onderhandelingsproces. En, zo zal het door nationale trots gekenmerkte Turkije snel ontdekken, het vergt ook de nodige dosis incasseringsvermogen. De Poolse chefonderhandelaar verklaarde recentelijk dat hij de toetredingsonderhandelingen soms als vernederend heeft ervaren: "de EU maakt keer op keer duidelijk dat jij tot hen toetreedt, en niet andersom". Dit vooruitzicht, gepaard met de tegenzin waarmee sommige Europese leiders de onderhandelingen met Turkije lijken aan te gaan, werpen de vraag op: waarom dan toch al die energie in dit project steken?

De redenen om toetreding van Turkije tot de EU bepleiten zijn legio. Zo zou EU-lidstaat Turkije als brug tussen Europa en de islamitische wereld een sterk signaal uitzenden: de westerse wereld staat open voor landen met een moslimbevolking, zolang ze de democratische waarden van Europa delen. De toetreding van Turkije tot de EU zou niet alleen een belangrijke bijdrage leveren aan het ontkrachten van de mythe van een "botsing der beschavingen" en aan het verbeteren van de banden tussen de EU en het Midden-Oosten. Ook voor de uit de migratie afkomstige moslimbevolking in de huidige EU zou de toetreding van Turkije tot de EU een belangrijk signaal zijn: wij vormen een gemeenschap van waarden, waarin iedereen die deze waarden onderschrijft, onafhankelijk van zijn of haar geloofsovertuiging, een plaatsje heeft.

Verder biedt toetreding van Turkije tot de EU de beste waarborg voor eerbiediging van de mensenrechten in het land. Immers, volledig EU-lidmaatschap brengt een hele reeks verplichtingen op het gebied van mensenrechten en de rechtstaat met zich mee, inclusief mogelijkheden tot klachten en beroep in het geval dat deze niet gerespecteerd worden. Een 'geprivilegieerd partnerschap' daarentegen, een losse band tussen de EU en Turkije, bepleit door sommige conservatieve tegenstanders van Turkse toetreding, betekent dat juist deze onderwerpen buiten beschouwing gelaten worden. Bij zo’n ‘gepriviligeerd partnerschap’ zou de samenwerking tussen de EU en Turkije zich namelijk beperken tot een douane-unie en een gezamenlijk buitenlands beleid. Geen goede optie voor wie respect voor de mensenrechten hoog in het vaandel draagt.

Het vergrijzende en stagnerende Europa kan op termijn profiteren van het jonge en dynamische Turkije, momenteel de snelst groeiende economie van Europa. In de EU wordt van alle kanten gewaarschuwd voor het scenario waarin over een paar jaar elke werkende Europeaan het pensioen van twee 65-plussers zal moeten opbrengen. Het openen van de interne markt voor een land met een bevolkingspiramide met een brede basis kan in dat geval een positief effect hebben. Aanpassing aan Europese regels tijdens het onderhandelingsproces zal de groeiende Turkse economie met de juiste hervormingen vooruithelpen.

Ondanks de goede redenen om voor Turks EU-lidmaatschap te pleiten, beginnen de onderhandelingen niet onder het best denkbare gesternte. Het begin van de onderhandelingen valt samen met een historisch dieptepunt in het vertrouwen tussen de burgers in de lidstaten en de EU. De negatieve uitkomst van de referenda in Nederland en Frankrijk heeft duidelijk gemaakt dat veel Europeanen zich niet kunnen vinden in de huidige koers van de Unie. Opinieonderzoek over de redenen voor afwijzing van de grondwet heeft weliswaar aangetoond dat de uitbreiding en Turkije daarbij een marginale rol hebben gespeeld. Toch lijkt de uitbreiding voor veel politici de kop van jut te zijn geworden, en ‘Turkije-bashing’ is momenteel populair onder conservatieven in Frankrijk en Duitsland, maar ook in Nederland.

Deze populistische uitwassen daargelaten, is de vraag naar de uiteindelijke grenzen van de Europese Unie interessant en legitiem. Na de toetreding van tien nieuwe lidstaten tegelijk, Roemenië en Bulgarije in 2007, onderhandelingen met Kroatië en Turkije en binnen afziendbare tijd het begin van onderhandelingen met Macedonië lijkt het inderdaad ‘alsof er nooit een eind aan komt’. De tijd is dan ook meer dan rijp voor de Europese Unie om aan de EU-burgers en aan de omringende landen duidelijk te maken hoe de uiteindelijke Unie er geofgrafisch uit zal zien. Samen met het debat over het einddoel van de Unie, ooit ingezet door de groene Minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer maar abrupt stilgelegd na afwijzing van de EU-grondwet in Nederland en Frankrijk, is een eenstemmig antwoord op deze vraag belangrijk om een eind te maken aan onzekerheden en angsten die leven onder Europeanen en hun buren.

Wat GroenLinks betreft, zal de Unie eerder gemaakte afspraken moeten nakomen. Dat betekent dat Roemenië en Bulgarije binnen één à twee jaar kunnen toetreden en dat met Turkije en Kroatië de onderhandelingen tot een goed eind gebracht moeten worden. Ondertussen zal de EU, als absolute prioriteit, vaart moeten zetten achter de wederopbouw op de Westelijke Balkan met het oog op toekomstig lidmaatschap van alle landen van het voormalige Joegoslavië en Albanië. Zoals Eurommissaris van uitbreiding Olli Rehn het formuleerde: “We kunnen ons geen nieuwe conflicten veroorloven in onze eigen achtertuin”.

Op termijn, wanneer Turkije een eind op de goede weg is en de EU de tijd heeft gehad om de oostelijke uitbreiding te verwerken, zijn toetredingsonderhandelingen met de Oekraïne en later met Moldavië en Wit-Rusland niet uitgesloten. Op weg naar deze gesprekken zal een evenwichtige naarbuurschapspolitiek voor goede relaties met deze landen moeten zorgen, en ze moeten helpen zich voor te bereiden op de zogenaamde Kopenhagencriteria waaraan een aspirantlidstaat moet voldoen. Na deze laatste ‘golf’ zal de Unie geografisch zo ongeveer ‘af’ zijn.

Het is vooral niet de bedoeling dat dit alles de komende vijf jaar plaatsvindt. Het gaat om een politiek van de lang adem. Eén van de Kopenhagencriteria bepaalt dat de Unie de nodige absorptiecapaciteit moet hebben om nieuwe lidstaten op te nemen, en we moeten het belang hiervan niet onderschatten. Geen haast dus. Maar het is ook van belang om helderheid te scheppen. In de huidige berichtgeving over de Unie wordt veel gespeculeerd en met halve waarheden gespeeld. Het is daarom hoog tijd dat er duidelijkheid komt omtrent zowel het doel als de uiteindelijke vorm van de Unie. Een open debat hierover met legitieme argumenten moet, natuurlijk, niet alleen in Brussel, maar ook in de verschillende lidstaten gevoerd. Zowel de relatie tussen de Europeanen en ‘Brussel’ als de stabiliteit in de Europese buurlanden zouden met een debat met heldere uitkomst gediend zijn.

Helderheid is iets wat de afgelopen maanden in de discussie over het begin van onderhandelingen met Turkije volledig zoek was. De verklaring van Turkije dat het de Republiek Cyprus ook na het sluiten van een douane-unie niet officieel erkent werd onterecht als reden aangehaald om het begin van de onderhandelingen uit te stellen. In december vorig jaar had de EU onder Nederlands voorzitterschap echter afgesproken dat een volledige erkenning geen voorwaarde was voor onderhandelingen. Wel was van meet af aan duidelijk dat zonder een oplossing van het probleem Cyprus de onderhandelingen niet kunnen worden afgesloten, en Turkije zal zich in de toekomst constructief moeten blijven opstellen om die oplossing te vinden. Ook moet Turkije de douane-unie strikt naleven, en Cypriotische schepen en vliegtuigen toegang verlenen tot haar havens en vliegvelden. De plotselinge roep om volledige erkenning was echter een voorbeeld van betreurenswaardig politiek opportunisme waarmee de EU niet verder komt.

Dat de onderhandelingen naar alle waarschijnlijkheid op 3 oktober nu toch van start gaan betekent geenszins dat Turks EU-lidmaatschap een gelopen race is. Het ‘handwerk’, dat wil zeggen het overnemen en implementeren van duizenden pagina’s aan EU-wetgeving over voedselveiligheid, consumentenbescherming, milieubescherming, maar ook het afstemmen van de buitenlandse politiek op het gemeenschappelijke Europese buitenlandbeleid, zal heel wat inspanning vergen. En het zal de EU bij de Turkse bevolking niet noodzakelijkerwijze  populairder maken. Vandaar dat de Turkse regering er goed aan zou doen om een kijkje te nemen bij de recente toetreders tot de EU: wat is er goed, en wat is er verkeerd gegaan bij de communicatie met de bevolking. Een goede voorbereiding op wat komen gaat is erg belangrijk.

Evenzo is het belangrijk dat de Europese regeringen onomwonden, en zonder dubbele agenda, met de bevolking in zowel de EU als Turkije communiceren over de onderhandelingen: wat zijn de uitdagingen, de moeilijkheden, de voordelen? Daarbij mag duidelijk worden dat toetreding geen vanzelfsprekend gevolg is van het begin van de onderhandelingen: of en wanneer Turkije lid wordt hangt af van de snelheid en de accuraatheid waarmee de Europese wetgeving wordt overgenomen. Tegelijk moet duidelijk gemaakt worden dat het doel van de onderhandelingen volwaardig Turks EU-lidmaatschap is. Niet alleen omdat Europa gemaakte beloftes nakomt, maar omdat het voor zowel de EU-bevolking als de Turkse bevolking de best denkbare uitkomst is.