”Mijn fractie sluit zich aan bij de complimenten van eerdere fracties voor de indieners van dit voorstel. Het is een lange weg geweest en een knappe prestatie dat het wetsvoorstel hier nu ligt. Het is een belangrijk wetsvoorstel, omdat hiermee wettelijke bescherming wordt geboden aan gebruikers van het warmtenet, evenals een redelijke prijs en redelijke voorwaarden en continue, betrouwbare warmtelevering en goede dienstverlening, als het wordt nageleefd. Bovendien wordt hiermee tegemoet gekomen aan de doelstellingen van duurzame warmtevoorziening die mijn fractie na aan het hart liggen. Dit wetsvoorstel is ook van belang omdat er steeds weer berichten opduiken dat er te hoge kosten zouden worden betaald voor de stadsverwarming. Mijn fractie ziet met spijt dat daardoor het draagvlak voor deze nuttige aanwending van restwarmte wordt aangetast", aldus Jan Laurier bij aanvang van de behandeling van de Warmtewet.
 

Het wetsvoorstel is ook van belang voor de positie van verbruikers ten opzichte van producenten en leveranciers. De Algemene Rekenkamer constateerde in een rapport van 24 april 2007 dat prijzen niet te verifiëren zijn door gebruikers, dat niet uit te sluiten valt dat sommige verbruikers meer betalen dan zij zouden doen bij een gasaansluiting en dat bewoners van nieuwe woningen wel eens te veel zouden kunnen betalen. Dit wetsvoorstel is een belangrijke stap om tegemoet te komen aan deze problemen en onvolkomenheden. Daarom juicht mijn fractie het toe. Het wetsvoorstel biedt een systeem van redelijke prijzen, uitgaande van kosten en een redelijk rendement. Het biedt maximumprijzen op basis van het niet-meer-dan-anders-principe en het geeft ook nog de mogelijkheid van subsidie om de kosten maatschappelijk te dragen als initiatieven maatschappelijk wenselijk worden geacht. Dat is een belangrijke voorwaarde om te komen tot innovatie. Verder zijn transparantie en toezicht van belang bij de uitvoering van het wetsvoorstel.  Mijn fractie is overtuigd door de argumenten van de indieners dat het redelijk is om dit wetsvoorstel met terugwerkende kracht te laten ingaan, namelijk dat de Mededingingswet hierbij aan de orde is en dat er al een belofte lag om te komen tot "niet meer dan anders". Als wordt geconstateerd dat er meer dan redelijke rendementen zijn gemaakt, is het redelijk dat deze terugvloeien naar de consument. Mijn fractie sluit zich aan bij de oproep van de heer Doek aan bedrijven om daadwerkelijk op zoek te gaan naar de mensen die dat geld terug moeten krijgen.
Mijn volgende opmerking heeft betrekking op de mogelijkheid van pooling, waarbij verliesgevende projecten kunnen worden gecombineerd met projecten waar extra winst wordt gemaakt, om zo het een en ander te compenseren. Dat is mijn fractie niet helemaal duidelijk. Bij een verliesgevend project is de maximumprijs klaarblijkelijk niet voldoende om alle kosten te dekken. Als ik de memorie van antwoord goed lees, zijn er bij een extra winstgevend project prijzen berekend die uitgaan boven wat redelijk wordt genoemd: de kosten en het redelijk rendement. Feitelijk betekent dit dat bepaalde groepen aansluitingen of verbruikers de kosten dragen van verliesgevende projecten. De vraag is hoe redelijk dit is. Wat rechtvaardigt dat zij een prijs betalen die hoger is dan de redelijke prijs? Als een dergelijk systeem wordt gevolgd, welke impulsen zijn er dan om er bij verliesgevende projecten door efficiencyverhoging voor te zorgen dat zij minder verlies geven en uiteindelijk naar een redelijk niveau gaan? Het is terecht dat in dit wetsvoorstel een evaluatiemoment is opgenomen. Er moeten twee basisprincipes worden geëvalueerd: de doeltreffendheid en de effecten met betrekking tot de prijsstelling.
Het geeft de minister bovendien ruimte om op andere punten te evalueren. Mijn fractie is benieuwd of de minister hier al aan gedacht heeft en in welke zin zij die ruimte gaat gebruiken. Kan zij al een tipje van de sluier oplichten?