In dit wetsvoorstel (de Wabo) worden de toestemmingen samengevoegd die nodig zijn als een burger of een bedrijf op een bepaalde plek iets wil gaan slopen, (ver)bouwen, oprichten of gaan gebruiken. Het moet daarbij gaan om plaatsgebonden activiteiten die op een of andere manier van invloed zijn op de fysieke leefomgeving. Daartoe worden ca. 25 vergunningen, ontheffingen en meldingen (toestemmingen) op het gebied van ruimte, bouwen, milieu, natuur en monumenten geïntegreerd tot één omgevingsvergunning. Dit leidt tot de invoering van één loket, één (digitaal) aanvraagformulier, één bevoegd gezag (één aanspreekpunt), één uniforme en in het algemeen ook kortere procedure, één procedure voor bezwaar en beroep en één handhavend bestuursorgaan. De samenvoeging leidt tot een omvangrijke vermindering van het aantal toestemmingen en een daarmee overeenkomende vermindering van administratieve lasten. Jan Laurier startte zijn bijdrage aan het debat hierover als volgt: "25 Vergunningen in een loket! Het lijkt een prachtig perspectief en ik moet ook zeggen dat mijn fractie zich aangesproken voelt door de achterliggende gedachte van de Wabo, namelijk dat de coördinatielast die nu bij de burger ligt, door middel van deze wet bij de overheid komt te liggen. Niet langer hoeft de burger al het beleid van de overheid te integreren, maar gaat de overheid het zelf doen. Dat is de intentie van het wetsvoorstel en het zal u niet verbazen dat die intentie ons aanspreekt. Alleen, als het om de uitwerking gaat, wordt het een stukje complexer".

Het eerste vraagstuk waar je op stuit, is het vraagstuk van de verdeling van de bevoegdheden. De heer Janse de Jonge van het CDA heeft in het bijzonder over het vraagstuk van de grondwettelijkheid van bepaalde zaken zeer indringende vragen gesteld. Mijn fractie heeft zich daarbij aangesloten. Over de grond-wettelijkheid wordt een reeks geruststellende opmerkingen gemaakt, maar toch blijft mijn fractie over een aantal punten twijfelen, met name in gevallen dat sprake is van een verspringing van de bevoegdheden waarbij een minder decen-trale overheid een aantal bevoegdheden krijgt. In dat kader hebben wij in tweede termijn - daar is antwoord op gegeven in de nadere memorie van antwoord -gevraagd om dat te concretiseren. Wij hebben dat gevraagd voor bijvoorbeeld de vergunningverlening rond de baggerstort in de Oostvlietpolder in Leiden en de bomenkap in Onderbanken, waarbij duidelijk verschillende belangen een rol speelden. Het spijt mijn fractie dat er geen antwoord is gekomen op onze vragen over het laatste voorbeeld vanwege het feit dat daarbij ook bestuursrechtelijke aspecten aan de orde zijn.
Ik zou de minister willen uitnodigen om nader in te gaan op de vraag hoe onder een Wabo-regime de verantwoordelijkheden zouden komen te liggen. Met betrekking tot de Oostvlietpolder wordt een factor over het hoofd gezien. Inte-ressant aan dit voorbeeld is namelijk niet alleen dat de provincie vergunningver-lener wordt, maar ook dat de provincie in dezen een economisch belang heeft. De provincie is namelijk als exploitant medeverantwoordelijk. De vraag die daar ach-ter ligt, is of je in een geval als dat van de Oostvlietpolder wel gelukkig moet zijn met één vergunningverlener of dat het beter zou zijn als er verschillende vergun-ningverleners zouden zijn. Hierop zou ik graag een reactie van de minister horen.
 In de loop van de behandeling is een nieuw politiek feit geschapen: de minister heeft zich uitgesproken voor een specifiek aantal omgevingsdiensten. In feite raakt dit de verdeling van verantwoordelijkheden. Mevrouw Meindertsma heeft daar indringende vragen over gesteld. Daar wil mijn fractie zich bij aansluiten.
In een aantal situaties verspringt de verantwoordelijkheid naar een minder decentrale overheid. Zegt de minister daarmee dat, zodra er bij de afweging van een reeks belangen een grensoverschrijdend belang aan de orde is - een belangrijk argument op grond waarvan de verantwoordelijkheid kan verspringen - er dan automatisch een hoger belang aan de orde is? Overigens spreekt de mi-nister geruststellende woorden over de verspringing van verantwoordelijkheid. In 2% van de gevallen zal dat aan de orde zijn en in 98% van de gevallen zullen de vergunningen door de gemeente verleend blijven worden. Wel is duidelijk dat het bij die 2% om veel complexere vraagstukken gaat. Mag ik ervan uitgaan dat er vanwege de complexiteit bij die 2% altijd sprake zal zijn van een verlengde termijn?
 Vanuit de verantwoordelijkheidsverdeling heb ik het bruggetje gemaakt naar de complexiteit die het wetsvoorstel in zich houdt, de keuken van de afhaalchinees, zoals mevrouw Meulenbelt het zo-even noemde. De vraag is natuurlijk of er op dit ogenblik voldoende waarborgen zijn om in het licht van de complexiteit de Wabo ook uitvoerbaar te maken. Is de minister niet bang dat er op de grensgebieden van overheidsverantwoordelijkheden een competentiestrijd tussen verschillende overheden kan ontstaan? Hoe zit het precies met de handhaving waar gemeenten een verordenende bevoegdheid hebben, terwijl de vergunningverlener van een hoger overheidsniveau is? In dat geval is de vergunningverlener verantwoordelijk voor de handhaving. De vraag is echter of deze wel voldoende capaciteit in huis heeft, omdat de handhaving normaliter op gemeentelijk niveau wordt uitgevoerd.
Op het gebied van de reductie van complexiteit laat het wetsvoorstel een groot vertrouwen in de mogelijkheden van de ICT zien. Ik zou daar graag iets meer over willen horen van de minister. Als ICT de ruggengraat is van het wetsvoorstel, moet zij ons op dit punt gerust kunnen stellen.
De lex silencio positivo is al door meerdere sprekers genoemd. Mijn fractie is niet erg gecharmeerd van de constructie die hier gekozen is. Waarom is niet simpelweg een boetestelsel gekozen? Dat lijkt ons een veel charmantere constructie. Daardoor creëer je niet een situatie waarin onomkeerbare beslissingen kunnen bestaan. De nu gekozen constructie leidt tot de vraag wat de positie van derden of belanghebbenden in het geheel is. In de memorie van antwoord is sprake van rechtstreeks belanghebbenden. Wij zouden graag een verduidelijking op dit punt willen hebben, omdat wij ons afvragen wat de positie van niet-rechtstreekse belanghebbenden zou zijn. Ook zouden wij graag toegelicht willen hebben wat de positie is van de belanghebbenden als de aanvrager van een vergunning besluit om de aanvraag gefaseerd in te leveren. Is er dan sprake van een verspringend begrip van belanghebbenden? Hoe gaat dat in zijn werk? Wij zijn erkentelijk dat de minister een aantal waarborgen in de lex silencio positivo heeft ingebouwd. Naar de mening van mijn fractie gaat zij hierin echter nog niet ver genoeg. Bijvoorbeeld het van rechtswege verlenen van een vergunning en die vervolgens intrekken, lijkt ons een heel merkwaardige figuur in het geheel. Wij zouden geïnteresseerd zijn in de visie van de minister hoe een dergelijke figuur in feite bestuursrechtelijk handhaafbaar is.
Mijn fractie wacht, evenals alle andere fracties, met grote belangstelling de beantwoording door de minister af.