"Vanavond bespreken wij een wetsvoorstel dat eigenlijk voortvloeit
uit een afspraak die met het coalitieakkoord is gemaakt
over de afschaffing van de aftrek voor buitengewone
lasten. Die afspraak betekende de komst van een andere
regeling. Bij het creëren van deze regeling werd een
aantal doelstellingen gehanteerd, zoals het voorkomen
dat de regeling op dezelfde manier zou worden gebruikt
als de regeling voor aftrek van buitengewone laten. Die
werd gebruikt door mensen waarvoor zij eigenlijk niet
bedoeld was. Dat zou je het Armani-effect van wetgeving
kunnen noemen", zo begon Jan Laurier zijn bijdrage aan dit debat.

Een andere doelstelling was het niet-gebruik van de regeling terugdringen. Ongeveer een derde van de mensen die ervoor in aanmerking kwam, maakte geen gebruik van de mogelijkheid van de aftrek voor buitengewone lasten. Op grond van het feit dat zij een chronische ziekte en/of een handicap hadden, kwamen zij er wel voor in aanmerking. Verder wilde men de verzilveringsproblematiek oplossen. Daarnaast speelde de factor van budgettaire beheersing een rol. Op zichzelf kun je zeggen dat dit zeer reële doelstellingen zijn en dat het goed is om de regelgeving nog eens nader te onderzoeken en om eventueel met andere regels te komen. Die nieuwe regeling zou wel aan een aantal voorwaarden moeten voldoen. Wat ons betreft moet de nieuwe regeling transparant zijn. Dat is van groot belang, ook in het licht van het eventuele niet-gebruik. Verder moet de regeling zorgvuldig zijn en duidelijk maken wie ervoor in aanmerking komt. Je kunt mensen van het gebruik ervan uitsluiten, maar je moet de mensen die je wilt bereiken ook kunnen bereiken. De regeling moet verder niet onnodig administratieve lasten met zich meebrengen. Daarnaast mag de uitvoering ervan niet kwetsbaar zijn en ten slotte moeten de consequenties voor de betrokkenen overzichtelijk zijn. Dit zijn voor ons de te hanteren criteria. Met deze regeling wordt dus de aftrek voor buitengewone lasten vervangen door forfaitaire uitkeringen, door een enigszins uitgeklede belastingaftrek, een korting op de eigen bijdrage en door een aantal algemene verzachtende maatregelen voor arbeidsongeschikten, ouderen en mensen met een lager inkomen. De regeling voor de forfaitaire uitkeringen wordt uitgevoerd door het CAK. Die let op FKG’s in combinatie met DKG’s. De leeftijd speelt ook een rol. Die gegevens zijn eerst nodig alvorens te kunnen bepalen hoe hoog de forfaitaire uitkering wordt. Welke organisaties zijn verder betrokken bij de uitvoering van de regeling? Dat zijn: het CAK, de Belastingdienst en het UWV voor de arbeidsongeschikten. Er gelden ingevolge dit voorstel een aantal regelingen. Er geldt bijvoorbeeld de generieke regeling voor arbeidsongeschikten. De heer Klein Breteler maakte daar een aantal interessante opmerkingen over. Je moet bijvoorbeeld voor meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn om in aanmerking te komen voor een uitkering. Ben je voor minder arbeidsongeschikt dan kom je daarvoor niet in aanmerking. Gelet op de aard van de WAO en de WIA kan dit betekenen dat iemand met een bepaalde aandoening als gevolg van zijn loondervingsverhaal voor minder dan 35% arbeidsgeschikt is. Iemand anders kan in dezelfde situatie voor meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn. De ene persoon komt wel voor een vergoeding in aanmerking en de andere niet, maar bij beiden gaat het om precies hetzelfde probleem. De systematiek van de arbeidsongeschiktheidswetgeving brengt met zich mee dat dit fenomeen zich kan voordoen. Het hele veld overziende, vraagt mijn fractie zich af hoe transparant de regeling daadwerkelijk is waarmee wij thans de chronisch zieken en gehandicapten tegemoet trachten te komen.
Voorzitter. Dan wil ik iets zeggen over de zorgvuldigheid van de regeling. Op één punt is het kabinet heel zorgvuldig geweest. Het heeft namelijk afgezien van het oorspronkelijke plan om de regeling te koppelen aan de Wmo. Dat zou veel rechtsongelijkheid met zich mee hebben gebracht en daarom verdient het kabinet wat ons betreft hiervoor een pluim. Het kabinet is wat minder zorgvuldig geweest als het gaat om het tijdstip waarop wij de regeling moeten behandelen. Onze grootste zorg is echter gelegen in de afbakening van de doelgroep. Het kabinet constateert zelf dat volgens de huidige systematiek en de geldende criteria er geen goede afbakening is van de doelgroep. Dat probleem wordt voor een deel veroorzaakt door de keuze van de criteria, de FKG’s en de DKG’s. Die zijn maar ten dele geschikt om te bepalen of iemand daadwerkelijk behoort tot de categorie chronisch zieken of gehandicapten. Het probleem wordt voor een andere deel veroorzaakt door het feit dat een aantal criteria om de een of andere reden niet geschikt is, doordat zij niet eenduidig van aard zijn en onderling te veel verschillen als het gaat om de toepassing voor de revalidatiezorg in algemene ziekenhuizen. Er zou een uitstekend criterium kunnen gelden, maar wij leggen dat zo vast dat het niet voor de tegemoetkoming te gebruiken is. De bepaling voor registratie van de verstrekking van hulpmiddelen door zorgverzekeraars voor 1 januari is in ons land zo vorm gegeven, dat wij die niet kunnen gebruiken. Er is wel beterschap beloofd. Ik denk in dit verband ook aan de indicatie op grond van de Wmo voor aanspraak op niet-huishoudelijke hulp. Het kabinet heeft beloofd dat het de afbakeningsproblematiek voortvarend zal aanpakken. Het wil zelfs een commissie van wijze personen benoemen die daarbij behulpzaam zal zijn. Hiermee wordt echter niet duidelijk wanneer de afbakeningsproblematiek daadwerkelijk bevredigend zal zijn opgelost. Wat ons betreft is daarom bij beoordeling van het criterium van zorgvuldigheid sprake van een heel groot pijnpunt. Hoe zorgvuldig is het kabinet als het bij de invoering van een wet niet kan garanderen dat de gaten, die het zelf ziet, zijn gedicht als het op uitbetalen aankomt? Hierop krijg ik graag een reactie van de bewindspersonen.
Voorzitter. Er is met 50 mln. een soort reservepotje gemaakt. Als de reparaties binnen de gestelde termijn zouden slagen, zouden daarmee 180.000 à 200.000 mensen eventueel kunnen worden geholpen met tegemoetkoming in de kosten, maar hoe hard is die inschatting? Waarop zijn die getallen gebaseerd? Hoe moet men deze getallen beoordelen in het licht van het getal dat door de Chronisch Zieken- en Gehandicaptenraad wordt genoemd? Die raad rept van een aantal van 200.000 à 400.000 mensen. Dat aantal mensen zou mogelijk buiten de boot kunnen vallen. Wat betekent dat
voor het reservepotje van 50 mln. als het aantal inderdaad veel groter zou zijn dan het kabinet verwacht? Voorzitter. De regeling zou geen administratieve lasten moeten opleveren. Dat zij die niet oplevert, is wat ons betreft van groot belang. Ik herinner er graag aan dat een aantal vorige kabinetten bij het terugdringen van de administratieve lasten juist de chronisch zieken en gehandicapten tot doelgroep had gemaakt. Zij wilden als het om die groep ging voortvarend bezig zijn met het terugdringen van de administratieve lasten en zij hadden daarbij grote ambities. Wij moeten erkennen dat als je met een forfaitair stelsel gaat werken en de tegemoetkoming automatisch wordt toegekend, voor veel mensen de administratieve lasten minder worden. Als alles goed gaat, worden de administratieve lasten dus minder. Onze grootste zorg betreft echter die gevallen waarin er iets fout gaat, als er een beroep moet worden ingesteld. Wij weten dat er juist dan bij deze groep vaak grote problemen ontstaan. Dus naarmate het systeem kwetsbaarder wordt, zullen juist vanwege het feit dat beroep moet worden ingesteld of bezwaren moeten worden aangetekend, de administratieve lasten toenemen. Dat is voor ons een punt van zorg.
Hiermee ben ik aangekomen bij mijn volgende punt. Dat betreft de kwetsbaarheid van de uitvoering. De bewindspersonen zijn daarover optimistisch. Er is een ketenuitvoerbaarheidstoets uitgevoerd en die zegt dat het CAK in staat zal zijn om de forfaitaire regelingen uit te voeren mits de ketenpartners de benodigde gegevens op tijd aanleveren. Laat ik hierbij een opmerking vooraf maken. Het CAK, de Belastingdienst en het UWV zijn bij de uitvoering betrokken. Ik kan mij dan niet aan de indruk onttrekken dat heel duidelijk een aantal organisaties wordt genoemd dat in de afgelopen jaren op het alarmlijstje figureerde als er problemen met de uitvoering waren. En dan komt het vraagstuk of de ketenpartners de benodigde gegevens op tijd kunnen aanleveren. Het lijkt ons een uitermate kwetsbaar systeem met grote risico’s voor de groepen waar het om gaat. Wellicht kunnen de bewindslieden mij overtuigen van het tegendeel.
Voorzitter. De heer Kuiper heeft mijns inziens terecht gewezen op de overzichtelijkheid. De vraag van de burger is niet om het overzicht dat wij zozeer hebben maar wel wat straks het effect van deze regeling op zijn portemonnee is. Er worden veel plaatjes gepresenteerd maar daarin is het effect voor die burger nauwelijks zichtbaar. Er zijn overigens grote punten van zorg. Toen de heer Kuiper sprak over dat wat er aan de onderkant gebeurt, was mij dat uit het hart gegrepen maar wat mij betreft moet er ook iets hoger dan alleen naar de bijstand worden gekeken. Op bladzijde 14 van de nadere memorie van antwoord is een prachtig rekenvoorbeeld opgenomen van de effecten voor drie soorten huishoudens. Wat ik wel schrikbarend vind, is dat bijvoorbeeld een alleenstaande met het loon op het niveau van het wettelijk minimumloon, in een laag forfait en niet in aanmerking komend voor belastingaftrek, er zo’n € 115 per maand op achteruit zou kunnen gaan. Dat is een gevolg van de samenloop met de huurtoeslag. De logische vraag is tegelijkertijd hoe verantwoord dit is ten opzichte van mensen als dit soort klappen kan worden gegeven, wat dit betekent in termen van armoedeval en de participatiedoelstellingen van het kabinet. Wat dat betreft, krijg ik graag duidelijkheid op  en aantal punten en meer garanties. Ten slotte wijs ik erop dat volgens de cijfers van het kabinet 150.000 huishoudens er meer dan 5% op achteruit zullen gaan. Als ik de rekensommen goed volg, zijn er daarbij 28.000 ouderen. Graag krijg ik ook meer duidelijkheid over de consequenties en dan het soort duidelijkheid, waaruit burgers ook kunnen begrijpen wat er uiteindelijk in hun portemonnee gebeurt. Voorzitter. Ik wacht de antwoorden van de bewindslieden met zeer grote belangstelling af.