Over bovengenoemd wetsvoorstel werd op 10 juli gedebatteerd. In deze wet is een aantal maatregelen uit het lente-akkoord opgenomen. In haar bijdrage in het debat gaf Margreet de Boer aan het te betreuren dat het voorgelegde pakket niet alle fiscale voorstellen uit het Lente-akkoord bevat; de beperking van de hypotheekrente-aftrek en de belasting op de reiskostenvergoedingen worden pas met Prinsjesdag ingediend. Ook in het fiscale pakket wordt, mede dankzij de inzet van GroenLinks, een aantal eerdere maatregelen teruggedraaid, onder andere met betrekking tot groen beleggen en de BTW op cultuur. Verder wordt de kolenbelasting ingevoerd; iets waar GroenLinks al heel lang voor heeft gestreden. Door deze positieve punten moeten we echter niet vergeten dat het pakket vooral lastenverzwaringen bevat; met name de BTW-verhoging treft alle burgers. Wel worden de laagste inkomens zoveel mogelijk ontzien, onder meer doordat een deel van de extra BTW-inkomsten worden teruggesluisd naar een verlaging van de belasting op het inkomen van met name de laagst betaalden. In het debat zegde staatssecretaris Weekers op aandringen van GroenLinks toe om het probleem van medische beroepsbeoefenaren die -omdat zij of hun behandeling niet BIG-geregistreerd kunnen zijn- onder de aandacht te brengen bij VWS.

Voorzitter, we bespreken vandaag een pakket fiscale maatregelen dat de uitwerking is van het begrotingsakkoord zoals dat door een aantal partijen, waaronder GroenLinks, is gesloten in de Tweede Kamer. Het zal niet daarom niet verbazen dat mijn fractie positief staat tegenover het pakket als geheel. Dat neemt niet weg dat wij kritisch staan tegenover een aantal onderdelen van het pakket. Je kunt het dan jammer vinden dat het pakket als geheel wordt voorgelegd, en niet als afzonderlijke wetsvoorstellen. Wij realiseren ons echter dat met name bij een bezuinigingspakket een opsplitsing in afzonderlijke wetsvoorstellen risicovol is, juist omdat de maatregelen als pakket zijn uitonderhandeld. Daarom zijn wij dan ook meer teleurgesteld dat een aantal maatregelen nu géén onderdeel uitmaken van het pakket wat nu voorligt. En dan doel ik met name op de beperking van de hypotheekrente-aftrek. Voor de GroenLinks fractie is het voor de weging van het totale begrotingsakkoord van belang dat de hypotheekrente-aftrek nu ook echt wordt aangepakt, en de beloften die andere partijen op dit punt gedaan hebben niet loos blijken in het zicht van de verkiezingen. Kan de staatssecretaris mij verzekeren dat er op het ministerie op volle kracht gewerkt wordt aan de uitwerking van de beperking van de hypotheekrente-aftrek? Kan hij ook aangeven wanneer het betreffende wetsvoorstel naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd? 

Voorzitter, zoals ik al aangaf ziet mijn fractie de ratio van het als één pakket indienen van deze fiscale maatregelen. De politieke afweging met betrekking tot de wenselijkheid van de verschillende bezuinigingen en investeringen en de daarmee gemoeide bedragen heeft in de Tweede Kamer plaatsgevonden. In mijn verdere bijdrage zal ik mij dan ook vooral richten op de niet financiële aspecten van dit pakket. Want hoewel de staatssecretaris ons vorige week terecht voorhield dat het hoofddoel van belastinginning is het vullen van de schatkist, soms zijn er   – gewenste- nevendoelen, of – gewenste of ongewenste- neveneffecten die ook bij de beoordeling moeten worden betrokken. Op die nevendoelen en neveneffecten wil ik mij vandaag richten.
Ik zal daarbij de verschillende maatregelen langslopen; gezien mijn beperkte spreektijd zal ik dat bij de meeste maatregelen zeer kort doen, en een enkele overslaan.

De algemene BTW-verhoging is als bezuinigingsmaatregel natuurlijk een paardenmiddel. De schuif echter, de koppeling met een verlaging van de belasting op inkomen en het verhogen van een aantal toeslagen voor de lagere inkomens, levert een verschuiving die goed past binnen de GroenLinks ideeën: het stimuleren van werkgelegenheid door het goedkoper maken van arbeid, en het zwaarder belasten van consumptie van goederen.

De vrijstelling van de kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking is ons altijd een doorn in het oog geweest; GroenLinks heeft steeds aangegeven dat de Europese regelgeving wel degelijk ruimte bood om deze vrijstelling op basis van milieu-argumenten af te schaffen, en wij zijn er dan ook zeer over te spreken dat dat thans gebeurt. Hulde.
Ook de enorme kwantumkorting die grootverbruikers van aardgas krijgen ziet GroenLinks liever vandaag dan morgen verdwijnen: er zou een premie moeten staan op het besparen van energie, niet op het zoveel mogelijk gebruiken ervan. Met de aanpassing van de tarieven in dit wetsvoorstel wordt hierin een eerste, kleine maar belangrijke, stap gezet. De meeste grootverbruikers van aardgas gaan tussen de 23 en 36% meer belasting betalen. Terwijl de kleinverbruikers ruim 9% meer belasting gaan betalen. Desalniettemin verandert de mate waarin huishoudens en bedrijven een bijdrage blijven leveren aan de totale opbrengt van de energiebelasting niet wezenlijk; die blijft ongeveer half om half. Wij vermoeden dat dit in geen verhouding staat tot de bijdrage die beide groepen leveren aan het aardgasgebruik; kan de staatssecretaris daar ook cijfers over geven?

Over de overige maatregelen in het hoofdstuk vergroening kan ik kort zijn: deze steunen wij van harte. En na ons debat in december zult u begrijpen dat ik bijzonder te spreken ben over de handhaving van de heffingskorting voor groene beleggingen.

De tijdelijke werkgeversheffing op hoge lonen en vetrekvergoedingen is wat ons betreft een prima crisismaatregel, die de lasten van de crisis een beetje extra legt op de schouders die deze het beste kunnen dragen. Dat een aantal voetbalclubs door deze maatregel naar eigen zeggen onevenredig zwaar wordt getroffen, zegt wat ons betreft meer over de onevenredige beloningen in deze sector dan over de rechtvaardigheid van de onderhavige maatregel.

De aanpassing van de aftrek van de deelnemingsrente wordt door de GroenLinks fractie gesteund. Wij zijn blij dat het zogenaamde Bosal-gat eindelijk wordt gedicht, en dat misbruik van de vrijstellingsregelingen wordt aangepakt.

Over het weer invoeren van het verlaagde BTW-tarief op podiumkunsten en kunstvoorwerpen kan ik ook kort zijn: deze maatregel steunen wij. Wel staat de vraag die ik in de schriftelijke ronde heb gesteld nog open: betreft de verlaging van het tarief het 1 op 1 terugdraaien van eerdere maatregel waarin cultuur onder het hoge tarief werden gebracht? Zo nee, waar zitten de verschillen?

Dan de aanpassing van de BTW-vrijstelling van medische diensten. Mijn fractie zal niet de enige fractie zijn die hierover zeer veel brieven en mails heeft ontvangen. We waren wel de enige fractie die schriftelijke vragen over deze maatregel heeft gesteld, wat mij zeer verbaasde. Uit de vele brieven die ik kreeg werd mij duidelijk dat deze maatregel voor de beroepsbeoefenaren die het betreft als een zeer onaangename verrassing kwam. De vele, vaak complexe, vragen en opmerkingen die in deze brieven werden opgeworpen, onder meer met betrekking tot de vraag in hoeverre deze maatregel de toets van het Europese Hof van Justitie kan doorstaan, bewijzen het gelijk van de Raad van State, die in zijn advies zei: 'De afdeling meent dat voor de herijking van de BTW-vrijstelling voor medische diensten meer tijd moet worden genomen. Dit stelt alle belanghebbenden in staat de maatregelen te doorgronden en eventueel van commentaar te voorzien'. Einde citaat. Waarom heeft de regering geen gehoor gegeven aan dit advies van de Raad van State?
Is er eigenlijk contact geweest met vertegenwoordigers van belanghebbenden teneinde gezamenlijk de maatregelen te doorgronden, en hun mogelijke commentaar te wegen? Zo nee, waarom niet; zo ja, wat heeft dit opgeleverd? Is er afstemming geweest met het ministerie van VWS over deze maatregel, en de effecten die deze maatregel zal hebben op de verschillende beroepsgroepen en hun cliënten? En wat zijn deze effecten eigenlijk? Ik heb hier ook in mijn schriftelijke inbreng naar gevraagd, maar geen antwoord gekregen. Vindt de staatssecretaris het verantwoord om deze maatregel te nemen zonder dat er goed zicht is op de effecten?
Ik wil het echter niet alleen hebben over de effecten van de maatregel, maar ook graag een stap terugzetten: wat is eigenlijk de reden voor het nemen van deze maatregel – naast het vullen van de schatkist-? In de Memorie van Toelichting wordt aangegeven dat deze maatregel wordt ingevoerd omdat eerdere voorstellen sneuvelden. Ik vind dat een nogal magere argumentatie voor een ingrijpende wetswijziging. Kan de staatssecretaris aangeven waarom deze maatregel noodzakelijk is? Zijn er momenteel problemen met de toepassing van de vrijstelling voor medische handelen? Heeft de belastingdienst er problemen mee? Zijn er patiëntenorganisaties die klagen? Organisaties van beroepsbeoefenaren? Of is het Europa? De Europese BTW- richtlijnen schrijven naar ik heb begrepen voor dat voor dat een medische vrijstelling alleen betrekking mag hebben op gezondheidskundige verzorging van de mens, die gelet op de beroepsopleiding van de zorgverleners voldoende kwaliteitsniveau heeft. Zijn er recente uitspraken van rechters in Nederland of in Europa die aangeven dat de huidige regelgeving en praktijk niet aan deze Europese richtlijnen voldoet?
Voorzitter, wij zijn het geheel met de staatssecretaris eens dat kwaliteitseisen aan medische beroepen en medische handelingen niet via de BTW-heffing moeten worden gesteld, maar dat dit door VWS moet gebeuren. Wij vragen ons echter wel af of de nu voorgelegde maatregel niet juist doet wat het zegt niet te doen: oordelen over medisch handelen. Ook vragen wij ons ten zeerste af of het terecht is de BIG-registratie als enig kwaliteitscriterium te hanteren. Zo is het voor veel psychologen onmogelijk om de vereiste BIG-registratie te verkrijgen, omdat het aantal opleidingsplaatsen die leiden tot BIG-toelating zeer  beperkt is. Deze psychologen volgen opleidingen die volgens onderzoek gelijkwaardig zijn, en verlenen dezelfde zorg aan mensen. Is het afschaffen van de BTW-vrijstelling voor deze groep dan geen aantasting van de fiscale neutraliteit?
En wat te denken van BIG-geregistreerde artsen die tevens complementaire zorg verlenen zoals chiropraxie of acupunctuur. Behandelingen die veelal bewezen effectief zijn, en ontegenzeglijk gericht op de gezondheidskundige verzorging van de mens. Mag het zo zijn dat het enkel feit dat de BIG geen opleidingscriteria voor deze behandelingen kent, meebrengt dat deze geheel en al worden uitgesloten van de BTW-vrijstelling; de BIG-registratie van de beoefenaren ten spijt?
Voorzitter, zoals gezegd heeft mijn fractie veel post over deze maatregel ontvangen. In veel brieven werd verwezen naar een aantal uitspraken van het Europese Hof van Justitie, en beargumenteerd dat de voorgestelde maatregel in strijd is met deze uitspraken. Ik kan dat niet beoordelen, en had de tijd niet er deskundig advies over in te winnen. Wat ik wel kan doen is concluderen dat de betekenis van deze maatregel nog onvoldoende is doorgrond en van commentaar voorzien door deskundigen, laat staan dat dat commentaar is verwerkt. Precies waar de Raad van State voor waarschuwde.
Ik zou de staatssecretaris daarom willen vragen of hij bereid is de invoering van deze maatregel op te schorten teneinde in nader overleg met het ministerie van VWS en de betreffende beroepsgroepen te komen tot een regeling die wel aan alle kanten doordacht en besproken is. En mogelijk dat de oplossing dan gevonden moet worden in verruiming van de BIG-registratie, maar dat laat ik graag aan het betreffende overleg over.

Voorzitter, de verhoging van de accijnzen laat ik voor wat ze zijn: nuttige maatregelen om de schatkist te vullen.

Ik wacht de antwoorden met belangstelling af.