In zijn laatste Algemene Politieke Beschouwingen kaart Tof Thissen het wantrouwen aan dat de Rijksoverheid met haar beleid uitstraalt naar lokale overheden, maatschappelijke partners en burgers. Thissen wil niet dat de overheid van alles en nog wat over ons opslaat en ons voortdurend bespiedt. Hij pleit voor een samenleving waarin vertrouwen en waardering centraal staan.

"Het is zaterdagochtend 13 september 8u. Een koerier belt aan om de usb-stick met Prinsjesdagstukken af te geven. Ik moet twee formulieren tekenen: eentje voor ontvangst – hetgeen ik begrijp – en eentje voor geheimhouding, waar ik grote moeite mee heb. Ik word als lid van de Staten-Generaal geacht namens de burgers in ons land het kabinet te controleren. Dat is mijn verantwoordelijkheid, maar kennelijk ben ik niet helemaal te vertrouwen.

Zo wil ik niet benaderd worden, maar helaas gebeurt het steeds vaker. Allerlei overheidsdiensten koppelen al onze persoonlijke gegevens op zoek naar fraude. Dure en ingewikkelde computersystemen proberen uit administratieve flarden van een rijk mensenleven fraude en wangedrag op te sporen en controlesystemen moeten voorkomen dat we misbruik maken van onze gezamenlijke voorzieningen. Het lijkt wel alsof alle burgers in Nederland criminelen zijn. Altijd bezig de overheid te flessen of om de tuin te leiden.

De wrange troost is dat ik mij letterlijk in goed gezelschap bevind. Want de overheid weet ook dat ruim 98% van onze inwoners deugt. Een getal dat ik op gezag van voormalig Nationaal Ombudsman Alex Brenninkmeijer mag herhalen. 98 procent...

Dit betekent dat slechts voor die enkeling, wij allen benaderd worden vanuit wantrouwen en dat voor die enkeling deze kostbare controlesystemen worden gefinancierd van ons belastinggeld. En we schieten er niets mee op. Wie wantrouwen zaait, krijgt het terug.

25 jaar geleden, 9 oktober 1989, gingen de Leipzigers massaal de straat op met de leuze ‘Wir sind das Volk’. Ze gooiden de schroom en de verstikkende angst van zich af die met de communistische eenheidsstaat gegeven was. Ze waren de controle in de privésfeer, de controle op het denken en relaties en de controle op in de ogen van de heersers afwijkend gedrag meer dan beu. Ze verlangden naar de waarden van het vrije democratische westen. Die druk vanuit het volk werd de Berlijnse Muur en Honnecker/Krenz en consorten te machtig en ze vielen...
25 jaar later worden in het ‘vrije westen’ de burgers – das Volk – massaal bespied en gecontroleerd, afgetapt en gevolgd. Je weet immers maar nooit. Wir sind das Volk, maar gaan vooralsnog niet massaal de straat op.

Het wantrouwen van het kabinet jegens de burgers heeft zijn weerslag op hoe burgers met elkaar en met de overheid omgaan. Vertrouwen in elkaar kan alleen bestaan wanneer wij vertrouwen krijgen van de overheid. Zelfvertrouwen en eigenwaarde, oftewel: zelfrespect, daar draait het om. Het tij kan nog gekeerd worden, maar daarvoor zullen wij de verantwoordelijkheid op ons moeten nemen. Aan meedoen gaat meetéllen vooraf. Als burgers het gevoel hebben dat ze meetellen ontlenen ze daaraan hun zelfrespect.
John Rawls stelt dat een leven zonder zelfrespect zinloos en leeg is; er komt niets wezenlijks uit de handen van mensen zonder zelfrespect. Zelfrespect is nodig om mede verantwoordelijkheid te dragen voor de samenleving. Precies dát is de reden dat Rawls zelfrespect het belangrijkste primaire sociale goed noemt en daarvoor zouden wij als samenleving op zijn minst garant moeten staan. Maar het gaat nog verder. Zonder respect voor jezelf kun je onmogelijk werkelijk respect voor anderen hebben. Een oproep vóór respect voor elkaar is daarom in feite leeg. Neem de decentralisaties: als die gepaard zouden gaan met bewijzen van vertrouwen in burgers en gemeenten, dan zal een werkelijk respectvolle samenleving in het vizier komen. Zonder die centrale focus, is de door het kabinet in gang gezette verandering – als ik zo vrij mag zijn – leeg en zinloos.

Daar lijkt het in elk geval wel op als we zien welke twee grote bewegingen het overheidsbeleid kenmerken.

De eerste grote beweging die het overheidsbeleid kenmerkt, is dat de rijksoverheid grote brokken verantwoordelijkheid doorschuift naar anderen, naar burgers en gemeenten, terwijl zij die overdracht aan de andere kant, en dat is de tweede grote beweging, omhult met strakke regels en controlesystemen waarmee ze uitstraalt: ik vertrouw jullie niet. Bij nader inzien blijkt die overheveling van verantwoordelijkheden vooral een overheveling van financiële verantwoordelijkheid, en niet zozeer een overheveling van beleidsvrijheid en eigen initiatief.
Waaruit blijkt dat het Rijk met de decentralisaties ook vertrouwen geeft aan de gemeenten en aan uitvoerende professionals bij maatschappelijke partners? Hoe gaan de Staten-Generaal, hoe gaan wij ons gedragen? Hoeveel monitors en checks and balances moeten worden ingebouwd? Vertrouwen overheden elkaar wel?

Hoe is het zover gekomen dat niet alleen hier in Den Haag maar inmiddels ook aan allerlei keukentafels overheidsdienaren hartstochtelijk geloven dat de burger en ook de uitvoerder niet te vertrouwen is? In Rotterdam wordt met veel trots de actie Schoon Huis gelanceerd. Aan tal van keukentafels krijgen ouderen en mensen met beperkingen te horen dat er nog wel wat thuiszorguren afkunnen; het draait immers alleen nog om een schoon huis, die vermaledijde kopjes koffie die zorgontvanger en de man of vrouw met de stofzuiger met elkaar drinken en praatjes over wel en wee moeten afgelopen zijn. En ook die signalering van sociaal isolement of verwaarlozing: weg ermee, want niet helder genoeg en te duur. De mens gereduceerd tot fris gelapte ramen.

Het is aan ons om bij het loslaten lef te tonen. Het is aan ons om verantwoordelijkheid te nemen voor het beschermen en stimuleren van vertrouwen in onszelf en in elkaar. Het is aan ons om stelselverantwoordelijkheid te nemen en borg te staan voor verdragsverplichtingen zoals het Gehandicaptenverdrag en het Kinderrechtenverdrag, nu de uitvoering onder de verantwoordelijkheid en beleidsvrijheid van gemeenten valt.
Hoe zit het met de motie Strik die is aangenomen bij het debat over de rechtsstaat? Er is al verschillende keren gerappelleerd naar de regering, maar nog steeds geen reactie.

Individueel klachtrecht bij deze verdragen geeft burgers zelf ook echt de mogelijkheid hun rechten in te roepen. Des te belangrijker nu bij de decentralisering individuele aanspraken hebben plaatsgemaakt voor collectieve zorgplicht.
Ik kan me haast niet voorstellen dat de regering echt koudwatervrees heeft met de ratificatie. Feitelijk moeten we toch al voldoen aan deze verdragen. Dus snel graag gevolg geven aan de oproep in de motie om de Facultatieve Protocollen ter ratificatie voor te leggen aan het parlement.

Onderdeel van de tweede grote beweging is de toenemende bespieding van burgers, vaak verkocht onder het mom van veiligheid. Maar over wiens veiligheid hebben we het hier? We verzamelen steeds meer gegevens en bewaren die ook steeds langer. Camera’s volgens ons overal in het publieke domein; op pleinen en in straten, op autowegen en stations. Drones bespieden ons vanuit de hoogte. Om over het volgen van ons internet- en telefoongedrag nog maar te zwijgen. Zonder nog goed te weten wat we ermee kunnen. Waarom? Wat willen we ermee bereiken? Deze Kamer heeft het kabinet over deze prangende vragen aan de tand gevoeld in het debat over cyberintelligence.
Trouw schreef laatst in het artikel ‘Bespied achter de virtuele spiegel’: “Democratie leunt op het idee dat het de machthebbers zijn die gecontroleerd moeten worden, verantwoording moeten afleggen aan het volk. In een surveillancestaat gebeurt het tegenovergestelde. De staat verlangt transparantie van de burger, zonder die zelf te geven.” In Nederland zijn we hard op weg naar de situatie van eenzijdige transparantie: van de burger is ‘alles’ bekend. Van de overheid is juist heel weinig bekend.

Zou transparantie acceptabel zijn als er sprake zou zijn van wederkerigheid? Zo’n beetje de wereld die Dave Eggers beschrijft in zijn boek De Cirkel, waarin alles en iedereen volkomen transparant moet zijn. Iedereen heeft recht om alles te weten van instituties, democratische staatsorganen en van elkaar. Hou je iets privé dan steel je het recht van de ander om alles van jou te weten. ‘Privacy is diefstal’ luidt het motto in De Cirkel. Is dat waar we als overheid naartoe willen?

Mijn fractie vindt van niet en zou deze verhouding graag weer willen omdraaien. De overheid moet zoveel mogelijk transparant zijn en zich verantwoorden naar burgers. Alleen dan hebben wij het gevoel dat de overheid van en voor ons allen is. Burgers hebben daarentegen recht op privacy, op aan het zicht onttrokken intimiteit in de breedste zin van het woord. De overheid moet dat borgen en blijvend onderbrengen in de beginselen van de democratische rechtsstaat.
Het grote gevaar van het voortdurend een beetje oprekken van de grenzen van het recht, het ontbreken van discussie over de legitimiteit van allerhande diep in de privacy ingrijpende maatregelen, is dat mensen zich gaan conformeren aan al die technische surveillances. Zelfs sommige van mijn linkse vrienden zeggen: “Wat maakt het uit? Als je niks te verbergen hebt, dan de overheid mij best in de gaten houden.”
Maar wat we langzaamaan verkwanselen, is de publieke ruimte als vrijplaats, speelplaats voor individuele en collectieve ontwikkeling, ontplooiing en experiment. En dat mag en moet onbespied.

We voeren veel te weinig debat over welk gedrag hoort bij het overdragen van verantwoordelijkheden. We voeren veel te weinig debat over de effecten van onze ongebreidelde bedilzucht met regels en controle- en bespiedingssystemen. Hoe wij omgaan met burgers reflecteert op hoe zij omgaan met de overheid en samenleving. Hoe wij omgaan met decentrale overheden, reflecteert op hoe zij omgaan met hun ambtenaren en maatschappelijke partners. Het vertrouwen dat zij genieten, reflecteert op het vertrouwen dat zij werknemers en burgers geven. Alleen dan zijn wij in staat om onszelf en elkaar te vertrouwen en te waarderen.

Slot
Voorzitter, zoals u wellicht vernomen heeft zijn dit namens GroenLinks mijn laatste Algemene Politieke Beschouwingen. Terugkijkend waren en zijn mijn rode draden: humanisering van de relatie tussen overheid en burger, wederkerigheid tussen die twee, de noodzaak van vertrouwen om burgers op hun eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid te kunnen aanspreken, de werkelijkheid van alledag die uitgangspunt moet zijn van onze wetten en beleid om ons land meer sociaal, solidair, rechtvaardig, tolerant en ontspannen te maken en ons ideaal dat meer mensen naar hun talenten, dromen en vermogen mee kunnen doen.
Vanuit dat engagement en die idealen zal de GroenLinksfractie in de Staten-Generaal blijven knokken voor een open samenleving die niet op angst, maar op optimisme en wederzijds respect is gestoeld."