Britta Böhler: "Het zal de minister niet verbazen dat mijn fractie, even als onze collega’s aan de overzijde, zeer kritisch is ten aanzien van de voorgeselde wetswijzigingen.
Uiteraard is GroenLinks - daar waar het noodzakelijk en zinvol is - voorstander van vereenvoudiging van regels en meer samenhang in de regelgeving.
MAAR - en dat is een belangrijk ‘maar’: eenvoud mag nooit ten koste gaan van de kwaliteit van wetgeving en in het geval van het onderhavige wetsvoorstel: eenvoud mag niet ten koste gaan van milieubescherming".

Eenvoud is namelijk geen doel op zichzelf. Want een snelle besluitvorming is niet per se ook een betere besluitvorming. Anders gezegd: vereenvoudiging van regels is voor ons alléén dan zinvol indien met minder regels hetzelfde resultaat kan worden bereikt. En hier wringt volgens mijn fractie de schoen.Het wetsvoorstel bevat een groot aantal wijzigingen die één voor één reden voor bezorgdheid zijn:
- het schrappen van de startnotitie
- het wegvallen van het vragen van de zienswijze van het publiek op de startnotitie
- het wegvallen van de verplichting het meest milieuvriendelijke alternatief te schetsen
- en ten slotte wordt ook de rol van de Commissie MER ingrijpend gewijzigd en beperkt

Desondanks stelt de minister dat de milieudoelstellingen door nieuwe wet niet worden aangetast. In de Memorie vanToelichting zegt de minister hierover het volgende:
“Het Nederlandse systeem voor milieueffectrapportage (MER) heeft in de afgelopen jaren een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het meer en beter betrekken bij de besluitvorming van de gevolgen voor het milieu door overheden. Gesteld kan worden dat overheden inmiddels over het geheel genomen vertrouwd zijn met de MER als belangrijk milieu-instrument en afwegingen met betrekking tot milieu, natuur en in toenemende mate ook cultuurhistorisch erfgoed in de besluitvorming betrekken. Zoals verwoord in de beleidsbrief mer is er mede daarom ruimte ontstaan voor heroverweging van de wettelijke bepalingen voor de MER.”

Kort gezegd komt het erop neer dat de minister van oordeel is dat de overheid inmiddels ‘geleerd heeft’ op het milieu te letten en er dus minder regels nodig zijn. Wij vragen  ons af waarop deze veronderstelling is gebaseerd. Welke argumenten heeft de minister eigenlijk voor de aanname dat de overheid het ook zonder regelgeving goed zal (blijven) doen? Ons inziens is de minister tot nu toe het antwoord op deze vraag schuldig gebleven. Wij nodigen de minister dan ook nadrukkelijk uit op om dit punt helderheid te verschaffen.

Het moge duidelijk zijn: GroenLinks is er in ieder geval niet gerust op. De huidige regels zijn er namelijk niet voor niets. De minister geeft in de zojuist geciteerde passage uit de Memorie vanToelichting zelf aan dat de MER een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de verbetering van de milieubescherming. Uit de Memorie van Toelichting noch uit de behandeling in de Tweede Kamer en evenmin uit de schriftelijke vragenronde in de Eerste Kamer blijkt dat de huidige regels overbodig zijn.

De minister geeft met de wetswijziging volgens GroenLinks ook een verkeerd signaal. De bestaande regels met betrekking tot de MER worden als ‘lastpost’ gezien. Milieubeschermingsregels worden simpelweg als overbodig beschouwd en tot bron van vertraging bestempeld. Dit is geen goede zaak.

Terzijde merk ik op dat GroenLinks in de kritische beoordeling van het wetsvoorstel niet alleen staat. Dat blijkt niet alleen uit de veelheid van vragen die in de schriftelijke ronde door deze kamer zijn gesteld. Darnaast delen ook belangrijke organisatie, bijvoorbeeld de Stichting Natuur en Milieu, de bezorgdheid van mijn fractie ten aanzien van de voorgestelde wijzigingen.

Terug naar het wetsvoorstel.
Een ander belangrijk punt is voor mijn fractie dat volgens ons niet is aangetoond dat een wijziging van de wet noodzakelijk is. De vertraging die met het wetsvoorstel dient te worden verholpen, is namelijk vaak te wijten aan de overheid zelf en niet aan de inspraakmogelijkheden van belanghebbenden. Ik wijs in dit verband graag naar het rapport van de Commissie Elverding waarin dit punt heel helder aan de orde komt. Misschien, zo vraagt mijn fractie zich af, was het beter geweest éérst orde op zaken te stellen alvorens de wet te wijzigen? Graag verneem ik een reactie van de minister op de stelling dat de overheid zelf de voornaamste bron van vertraging is. Voorts willen wij in dit verband graag weten hoe de minister de werkwijze van de overheid denkt te verbeteren.

Dan nog een ander punt. Bij projecten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor het milieu en de leefomgeving is draagvlak een belangrijk element om vertraging te voorkomen. Juist daarom is volgens mijn fractie advisering, participatie en inspraak in de beginfase van groot belang. Mijn fractie begrijpt de visie van de minister op dit punt niet. Hoe wil de minister draagvlak creëren als zij de weg om vanaf het begin betrokken te zijn afsnijdt?
Daar komt nog bij dat wij er geenszins van overtuigd zijn dat de nieuwe regelgeving daadwerkelijk voor versnelling zorgt. Ik bedoel hiermee dat door de wijzigingen weliswaar de fase van de besluitvorming wordt versneld maar dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat de uitvoer van de projecten eveneens sneller zal gaan. De fractie van de PvdA heeft in de schriftelijke voorbereiding hier vragen over gesteld, en onder meer gesteld dat belanghebbenden indien zij niet voldoende zijn betrokken in de beginfase van een project later bij de rechter alsnog hun rol weten af te dwingen. Dit kan ertoe leiden dat er uiteindelijk van versnelling geen sprake is. Kan de minister nog eens uitleggen waarom zij van mening is dat dit niet zal gebeuren?

Vergelijkbare vragen over de effectiviteit van de nieuwe wetgeving rijzen bij ons ook als wij kijken naar de gewijzigde rol van de Commissie MER. Wij begrijpen niet goed waarom de minister advisering door de Commissie in de beginfase van een project onwenselijk acht. Voorts vragen wij ons af of het schrappen van de adviesplicht in de beginfase niet met zich brengt dat er in een latere fase van het project aanvullend onderzoek nodig is om fouten te voorkomen of te herstellen. Leidt dit niet eveneens tot vertraging? De antwoorden van de minister op vragen hierover van de PvdA-fractie in de schriftelijke voorbereiding overtuigen ons niet. Graag vragen wij de minister derhalve om haar standpunt hieromtrent nog eens toe te lichten.
In dit verband willen wij graag ook van de minister weten of, en zo ja waarom zij van mening is dat de Commissie MER in haar huidige functie niet goed functioneert. Welke aanwijzingen heeft de minister dat de bestaande werkwijze van de Commissie veelvuldig tot vertraging heeft geleid?

Aanvullend hierop nog het volgende. Volgens de minister zal de wetswijziging ervoor zorgen dat er voortaan ‘maatwerk’ kan geleverd. Hoe moeten wij deze stelling interpreteren? Betekent dit dat met de huidige wet geen maatwerk werd geleverd? En als dit zo is, waaruit blijkt dit volgens de minister dan?

Dan nog een enkel woord over de verhouding tussen het wetsvoorstel en de regelgeving van de EU. Op veel vragen waarom bepaalde MER-regels in de huidige wet overbodig zijn, heeft de minister geantwoord dat de betreffende regels een “kop” zijn op de EU-regels. Dat mag zo zijn maar dat is op zichzelf genomen nog geen argument om de aanvullende nationale regels af te schaffen.
Want de EU-richtlijnen zijn toch niet meer dan minimumnormen, de kleinste gemene deler. Of is de minister van mening dat, als Nederland méér doet dan door de EU wordt geëist, dit per definitie overbodig is?

Kortom, wij begrijpen niet waarom de minister ervoor kiest de koploperspositie van Nederland als het gaat om MER-regelgeving op te geven en wij horen graag van de minister een toelichting op haar standpunt.

Door het amendement Boelhouwer/Wiegman (nr.10) is de verplichte participatie bij complexe projecten weer in ere hersteld. Kennelijk was een meerderheid van de Tweede Kamer niet gerust op dat de milieubescherming ook zonder deze verplichting gewaarborgd zal zijn. Dit is winst en GroenLinks is er blij mee.

Dit is evenwel vooralsnog niet voldoende om onze bezwaren tegen dit wetsvoorstel weg te nemen. Maar voordat wij tot een eindoordeel komen, wachten wij eerst de antwoorden van de minister af.