Volgens mij zijn er vanavond drie heel aardige, afwisselende inbrengen. Wie iets te kiezen wil hebben, kan bekijken waarbij hij zich wil aansluiten. Dit wetsvoorstel heeft tot doel het intensiveren van de re-integratie van langdurig werklozen in het algemeen en oudere werknemers in het bijzonder. Dat doel onderschrijft onze fractie volledig, omdat het voor deze groepen werknemers extra moeilijk blijkt om een nieuwe werkgever te vinden. Langdurig werklozen en oudere werknemers afschrijven is inhumaan, maar ook kapitaalvernietiging die wij ons niet kunnen veroorloven. Daar zijn we het gelukkig allemaal over eens. De vraag die ons misschien wel verdeelt, is: hoe zorgen we daarvoor?

Het wetsvoorstel doet dat door het UWV op te dragen ervoor te zorgen dat werkgevers vacatures beschikbaar stellen voor langdurige werklozen, waardoor mensen die langer dan een jaar werkloos zijn, een werkaanbod krijgen. Tegelijkertijd zorgt het wetsvoorstel ervoor dat met de gedeeltelijke inkomstenverrekening werkhervatting geen financieel nadeel tot gevolg heeft voor een langdurig werkloze. Hiermee is volgens de regering de weg vrijgemaakt om de Richtlijn passende arbeid aan te passen, in die zin dat werklozen zich eerder dan nu ruimer dienen te oriënteren op de arbeidsmarkt. Immers, door de gedeeltelijke inkomstenverrekening is de verruiming van het begrip passende arbeid niet in strijd met het jurisprudentiële criterium dat arbeid niet passend is als de werkloze door aanvaarding financieel nadeel lijdt.
Allereerst een procedureel punt. Door het financieel nadeel weg te nemen ontneemt de regering een bezwaar aan een verruimd begrip passende arbeid, zoals dat in de jurisprudentie was ontwikkeld. De regering hoopt dat de rechter met deze aanpassing een verruiming van het begrip passende arbeid zal accepteren. Het is de vraag of deze reactie op de jurisprudentie is op te vatten als het beleid in overeenstemming brengen met de jurisprudentie. Ik sluit me dan ook graag aan bij de inbreng van mevrouw Westerveld, die dit probleem al indringend naar voren heeft gebracht, en wacht de beantwoording door de regering met belangstelling af.
Dan de inhoud. Allereerst zet onze fractie wat kanttekeningen bij de effectiviteit van het wetsvoorstel. Met name op dit moment, nu het aantal werkzoekenden schrikbarend snel toeneemt.
Hier komt het dan mijnheer Terpstra: we moeten constateren dat we het exacte aantal niet eens kennen, omdat we het aantal deeltijdwerklozen niet in kaart hebben. De verwachting van de regering dat ze met deze wijzigingen 25% van de langdurig werklozen aan een nieuwe baan helpt, lijkt onze fractie uitermate optimistisch. Neemt de regering hierbij alle effecten in ogenschouw? Dus ook het door haar verwachte effect dat werklozen al vanaf het begin minder kritisch zullen kijken naar toekomstige banen? Kan ze uitleggen waarop deze verwachting is gebaseerd? De regering schat het risico op verdringing op de arbeidsmarkt klein in, en baseert dat op het verwachte gedrag van werkgevers. Dat is een nogal dunne basis, omdat de overheid hier zelf niets in te sturen heeft. De zorgen van onze fractie dat mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt die zijn aangewezen op laaggeschoolde arbeid, van het verruimde begrip passende arbeid het slachtoffer worden, zijn met de beantwoording door de regering niet weggenomen. Waarom zouden werkgevers ervan uitgaan dat de mensen die onder hun niveau werk accepteren, snel weg zijn? Er blijkt toch ook uit onderzoek dat mensen die werk onder hun niveau aanvaarden zonder bij- of omscholing, daarna moeilijker werk vinden op hun oorspronkelijke niveau. Er dreigt een lock-ineffect, het blijven hangen in een baan onder het niveau.
Deze blijvende negatieve effecten op de arbeidsmarktpositie van de werkzoekende blijken uit onderzoek van mevrouw Mooi-Reci. Haar onderzoeksconclusies worden door de regering echter niet erg serieus genomen. Dat vindt onze fractie zonde, omdat als hier wel een reële grond in schuilt, het een alarmerend gegeven is waar we niet zomaar aan voorbij kunnen gaan. Het is immers slecht voor de arbeidsmarkt als hoger gekwalificeerden perspectief op werk van hun eigen niveau kwijtraken, en tegelijkertijd arbeidsplaatsen bezet houden waar anderen juist op aangewezen zijn. Is de regering bereid om onderzoek te entameren naar deze effecten volgens methoden die zij wel betrouwbaar acht?
In dezelfde memorie van antwoord konden we constateren dat de regering het onderzoeksresultaat over gedrag van werkgevers, dat wel past in haar redeneertrant kritiekloos overneemt. Wij hopen niet dat deze verschillende appreciaties betekenen dat de regering selectief gebruik maakt van onderzoek, en niet open zou staan voor wetenschappelijk gefundeerde kritiek. In elk geval zijn er voldoende redenen om er alle inspanningen op te richten dat iemand die onder zijn niveau werk aanvaardt, zo snel mogelijk duurzaam doorstroomt naar het voor die persoon meer geëigende niveau. Daarom pleit onze fractie ervoor dat een werkaanbod onder het niveau van de werkzoekende gecombineerd wordt met om- of bij scholing. Steunt de minister deze koppeling en is hij bereid dit in de uitvoering te bewerkstelligen?
Met deze wetswijziging zal een verkeerde diagnose nog grotere gevolgen zal hebben voor een
werkzoekende. Immers, de ondersteuning die nodig is voor re-integratie op het juiste niveau is dan niet gegeven, en na twaalf maanden zal hij geen werk meer kunnen weigeren. Voor onze fractie reden om te pleiten voor een recht op een second opinion bij de re-integratievisie. Kan de minister hierin meegaan? En is de minister bereid om een verdere ontwikkeling in gang te zetten van kwaliteitscriteria voor een diagnose en re-integratievisie?
De positieve kant van dit wetsvoorstel is dat langdurig werklozen gemakkelijker werk kunnen
aanvaarden zonder dat ze daarmee financieel nadeel ondervinden. Dat is grote winst, want hoe
langer iemand aan de zijlijn staat, hoe moeilijker het wordt om nog aansluiting te vinden. Toch roept het voorstel wel vragen op naar de grenzen van het verruimde begrip. Laten we vooropstellen dat we allen duurzame uitstroom ambiëren. Mijn fractie gaat ervan uit dat hoe ruimer het begrip passend wordt uitgelegd, hoe verder weg het raakt van het geëigende niveau van de werkzoekende. Voor ons blijft van belang dat het UWV zoveel mogelijk maatwerk levert, en er dus wel voor zorgt dat het werkaanbod zo nauw mogelijk aansluit bij wat iemand kan en wil. Welke garanties biedt de wet of heeft de minister daarvoor dat dit streven maximaal aanwezig blijft?
Met de verruiming lijkt de bodem te zijn weggeslagen, en daarmee ook een sturingsmechanisme richting UWV. Het UWV kan ook re -integratietrajecten als werkaanbod inzetten, en kan met werkgevers of gemeenten allerlei arrangementen bedenken die ze WW-gerechtigden kunnen opleggen. Hoeveel beleidsvrijheid krijgt het UWV en waarop wil de minister sturen?
En waar liggen de grenzen van wat een werkzoekende moet accepteren? Kan het ook zijn dat het werkaanbod een tijdelijk baantje is, keer op keer? En wat als een werkzoekende dit accepteert, en vervolgens met andere trajecten in de problemen raakt? Denk aan schuldsanering. Dat is geen hypothetisch geval; dit zijn knelpunten die zijn gesignaleerd in de praktijk met de Wwb. Is dat in problemen komen met een traject dan een weigeringsgrond, en zo nee, kan de minister toezeggen dat problemen als gevolg van aanvaarding van losse baantjes zullen worden opgelost? Is de regering met ons van mening dat de gang naar werk er niet toe moet leiden dat mensen op andere gebieden in problemen komen?
De jurisprudentie dat werkaanvaarding niet kan worden gevergd als een reden van sociale aard zich daartegen verzet, blijft immers natuurlijk van kracht. Kan de minister daarom schetsen wat de bandbreedte is van wat wel en wat niet geëist kan worden van werkzoekenden? Een verhuisplicht mag, maar mag je ook eisen dat iemand van Den Helder naar Groningen verhuist vanwege een baantje dat heel ver onder zijn niveau ligt, zoals schoonmaken? Of als dat heel andere problemen oplevert? Mag iemand werk weigeren als de kinderopvang met geen mogelijkheid geregeld kan worden? Graag krijg ik een reactie van de minister hierop.
Mijn fractie dringt aan op een tijdige evaluatie van de effecten van onderliggende voorstellen. We hebben allemaal hetzelfde doel. Mijn fractie wil zeker weten dat deze maatregelen daar ook de beste voor zijn.