Britta Böhler (die mede namens de fractie van D66 sprak):
"Ik stel voorop dat wij begrip hebben voor de positie van de regering, in die zin dat het onwenselijk is dat een belastingplichtige zich door tijdelijke emigratie kan onttrekken aan toepassing van de omkeerregeling met betrekking tot belastingheffing op pensioenen en lijfrenteaanspraken".

Wij begrijpen dus best dat de staatssecretaris wil proberen dit te voorkomen, maar de wetgeving die hiertoe strekt moet wel deugdelijk zijn. En daar hebben wij twijfels over. In de kern komen deze twijfels op het volgende neer. Wij hebben twijfels bij de verenigbaarheid van het wetsvoorstel met het goedetrouwbeginsel dat geldt bij de uitleg belastingverdragen. Wij zijn er ook niet van overtuigd dat het wetsvoorstel noodzakelijk is om de ongewenste situatie te beëindigen en wij hebben moeite met de terugwerkende kracht. Ik begin met het beginsel van goede trouw.
Een groot aantal sprekers is er al op ingegaan, dus ik kan er kort over zijn. De uitleg van belastingverdragen dient te geschieden op basis van goede trouw. Dat houdt onder meer in dat
Nederland een verdragspartner niet mag confronteren met een eenzijdige wijziging van de toedeling van een heffingsrecht door nationale wetgeving. Met andere woorden, Nederland mag na het afsluiten van een belastingverdrag niet door nieuwe wetgeving de heffing van een bepaalde belasting naar zich toe trekken indien het heffingsrecht op basis van het verdrag juist was toegekend aan een andere verdragspartner. Dat is precies de reden waarom de Hoge Raad op 19 juni met betrekking tot belastingverdragen die vóór 2001 tot stand zijn gekomen de exitheffing in strijd achtte met het beginsel van volkenrechtelijke goede trouw. Immers, het heffingsrecht werd door de belastingverdragen toegekend aan de woonstaat, en de verdragspartners konden bij de onderhandelingen over het verdrag, die voor 2001 plaatsvonden, de pas later door Nederland ingevoerde exitheffing niet meenemen in hun overwegingen.
De staatssecretaris stelt dat het beginsel van goede trouw niet geschonden wordt door de voorgestelde reparatiewetgeving. Hij beroept zich hierbij op ruimte die door de Hoge Raad expliciet in zijn arresten zou zijn gelaten. Zowel in de Tweede Kamer als door de VVD-fractie in de schriftelijke ronde in de senaat zijn daarover vragen gesteld. De antwoorden van de staatssecretaris hebben ons tot nu toe niet kunnen overtuigen. Ons is nog steeds niet duidelijk wat precies het verschil is tussen de door de Hoge Raad gewraakte regeling en de reparatiewet. Ook door de nieuwe regeling trekt Nederland een heffingsrecht naar zich toe dat op grond van het belastingverdrag toekomt aan de woonstaat. Waarom is dat in de ogen van de staatssecretaris geen schending van het volkenrechtelijke goedetrouwbeginsel? Wij vragen de staatssecretaris om nadere uitleg. Hij dient hierbij expliciet in te gaan op rechtsoverweging 3.3.5 van arrest 44050, waarin door de Hoge Raad ten aanzien van de heffing op lijfrentes wordt gesteld dat de schending van het verdrag niet wordt weggenomen indien de heffing wordt beperkt tot het bedrag van de voorheen afgetro kken lijfrentepremies. Uit de antwoorden van de staatssecretaris op vragen van de VVDfractie op dit punt zou men wellicht kunnen opmaken dat de regering ervan uitgaat dat het bezwaar van de Hoge Raad tegen deze argumentatie lag in het feit dat er voor de bedoelde heffing nog geen wettelijke grondslag bestond.
Begrijp ik dat goed? Is dit de ruimte die de staatssecretaris ziet: er was nog geen wettelijke grondslag? Kan hij uitleggen waarom hij deze interpretatie aanvaardbaar acht? Wij denken
veeleer dat de Hoge Raad bedoelde dat er geen wettelijke grondslag bestond ten tijde van het
sluiten van het belastingverdrag, dus voor 2001.
Ik kom op de noodzaak van deze wetgeving. Bijna alle sprekers hebben erop gewezen dat het probleem van de exitheffing eigenlijk niet bij wijze van nationale wetgeving moet worden opgelost, maar door het aanpassen van de belastingverdragen van voor 2001, waarin het heffingsrecht wordt toegekend aan de woonstaat. Deelt de staatssecretaris de opvatting dat in beginsel het probleem moet worden opgelost door aanpassing van de belastingverdragen, en zo ja, welke stappen zijn in dit verband sinds 2001 ondernomen? Het is natuurlijk niet zo dat de staatssecretaris pas sinds 19 juni 2009 kon aanvoelen dat er een probleem is met de exitheffing. In het bijzonder wil ik weten hoeveel belastingverdragen het betreft. Er bestaan ongeveer 80 belastingverdragen met andere landen, maar het betreft alleen de verdragen van voor 2001. Met welke van deze landen lopen op dit moment al onderhandelingen om het probleem op te lossen?
Een ander punt van noodzaak heeft betrekking op de voorziene budgettaire gevolgen. Ik begrijp heel goed dat de staatssecretaris moeite heeft om hard cijfermateriaal aan te leveren. Het gaat immers om potentiële derving van inkomsten in de toekomst wanneer de terugwerkende kracht vanaf 29 juni jl. in werking treedt als de staatssecretaris zijn zin krijgt. Wij willen iets meer weten over de potentiële gevolgen. Op basis van welke gegevens, feiten en omstandigheden komt de staatssecretaris tot een inschatting dat het om tientallen tot wellicht honderden miljoenen euro's zou gaan, zoals in het debat in de Tweede Kamer werd genoemd? In aansluiting op onze twijfels over de noodzaak vraag ik de staatssecretaris of hij andere instrumenten heeft onderzocht om de tijdelijke emigratie te ontmoedigen. Wij begrijpen uit diverse toelichtingen op dit wetsvoorstel dat het er eigenlijk om gaat dat mogelijk toekomstig gedrag wordt ontmoedigd.
Ik kom op het laatste punt waarmee wij moeite hebben: de terugwerkende kracht. Andere fracties hebben hier ook al vraagtekens bij geplaatst. Is de terugwerkende kracht echt nodig?
Kan de staatssecretaris nader toelichten hoe groot de budgettaire gevolgen zijn wanneer het
wetsvoorstel de senaat passeert, maar de wet pas per 1 januari 2010 in werking treedt? In de Tweede Kamer en in de schriftelijke toelichting heeft de staatssecretaris gesproken over signalen vanuit de Belastingdienst die erop kunnen wijzen dat - zo interpreteer ik de woorden van de staatssecretaris  - de komende maanden op grote schaal wordt geëmigreerd indien de wet niet met terugwerkende kracht van toepassing wordt. Kan de staatssecretaris deze inschatting nader toelichten en concretiseren? Welke signalen waren dat?
Vooralsnog zijn wij heel kritisch over dit wetsvoorstel, maar allereerst zien wij de antwoorden van de staatssecretaris met veel belangstelling tegemoet.