Met dit voorstel wordt, in samenhang met aanpassingen in de lagere regelgeving, de asielprocedure verbeterd en de indiening van herhaalde aanvragen zoveel mogelijk beperkt.

Kern van het voorstel is een aanpassing van artikel 83 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze aanpassing komt erop neer dat de rechtbank wordt opgedragen om, meer dan thans het geval is, nieuwe gegevens bij de beoordeling van het beroep te betreken.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 18 mei 2010 zonder stemming aangenomen. De fractie van de VVD is daarbij aantekening verleend.

Tineke Strik: "Mijn fractie waardeert en onderschrijft de ambitie van het kabinet om meer kwaliteit en zorgvuldigheid in de asielprocedure te brengen. We weten dat ooral het onderzoek in de beginfase cruciaal is. Dat vormt immers de basis van de beslissing en tevens van de verdere procedure. Hoe beter gefundeerd de eerste beslissing is, hoe groter de kans dat deze wordt geaccepteerd (dus minder procedures) en standhoudt. Het kabinet doet een dappere poging tot kwaliteitsverbetering met de invoering van de rust- en voorbereidingstermijn (RVT), de uitbreiding van de versnelde procedure en de mogelijkheid voor de rechter om nieuwe feiten te betrekken bij de toets van de beslissing. GroenLinks is positief over alle drie de wijzigingen. Ze zullen echter alleen leiden tot verbetering als de risico's op onzorgvuldigheid worden uitgeschakeld. Ik zal hier bij vijf risico's stilstaan, ten eerste bij het risico van te weinig rust en te veel voorbereiding in de Raad van Toezicht, ten tweede bij het risico dat de achtdagenprocedure wordt benut voor te complexe asielverzoeken en kwetsbare asielzoekers, ten derde bij het zorgvuldigheidsrisico aan de grens zonder RVT, ten vierde bij het risico van schending van het Unierecht door de GOC en het onthouden van opvang aan asielzoekers en ten vijfde bij het risico van een beperkte rechterlijke toets".

De rust is duidelijk bedoeld voor de asielzoeker:
bijkomen van de reis, zodat hij of zij uitgerust de
procedure instroomt. Maar voor wie geldt de
voorbereiding? Als die te intensief door de IND
wordt benut, komt dan het rustelement dan nog
wel uit de verf? Uit de stukken blijkt dat de regering
de RVT wil gebruiken om een Dublinclaim te leggen.
Artikel 17 van de Dublinverordening verplicht een
lidstaat om een claim binnen drie maanden na het
asielverzoek in te dienen. De rechtszekerheid
verlangt immers dat zo snel mogelijk duidelijk
wordt of een asielverzoek hier of elders wordt
behandeld. Dat neemt niet weg dat het naar de
mening van mijn fractie onwenselijk is om de RVT
structureel in te zetten als wachttermijn voor de
reactie op een claim door een andere lidstaat. Het
zou betekenen dat asielzoekers drie maanden in
een Plaatselijke Opvanglocatie of, nog erger, in een
GOC in detentie moeten verblijven, die daar niet op
is ingesteld. Bovendien dient een asielverzoek ook
voor de afweging of er redenen zijn om het verzoek
zelf in behandeling te nemen. Als dat achteraf
gebeurt, is dat mosterd na de maaltijd. Daarom
krijg ik graag helderheid over welke handelingen de
IND exact mag verrichten tijdens de
voorbereidingstermijn, ook met betrekking tot de
claim. De Afdeling Rechtspraak heeft uitgemaakt
dat met het onderzoek naar nationaliteit en
identiteit de asielprocedure start. De regering
meent dat de consequenties van deze uitspraak
kunnen worden omzeild door een expliciete
bepaling dat dit onderzoek nog niet tot de
procedure behoort. Mijn fractie betwijfelt of de
redenering van de Afdeling Rechtspraak hiermee
echt van tafel is. Het gaat immers om een
interpretatie van wat je onder de behandeling aan
een asielverzoek moet verstaan.
Over de acht dagen stelt het kabinet dat de
onderzoeksperiode in het aanmeldcentrum
aanzienlijk wordt uitgebreid, namelijk van 48
procesuren naar 8 dagen. Dat klinkt indrukwekkend
maar wie even rekent, moet constateren dat de
procedure wordt verlengd met twee werkdagen,
namelijk van maximaal 6 naar maximaal 8 dagen.
Rechtvaardigt deze verlenging de ambitie om veel
vaker dan nu tot een beslissing te komen en om
alle asielzoekers te horen? Nog steeds staat er
maar één w erkdag voor elke stap in het onderzoek.
Dat is een forse verkorting ten opzichte van de
huidige OC-procedure. Dit betekent dat asielzoekers
zich nog altijd in een soort van
snelkookpanprocedure bevinden. De benaming
"algemene asielprocedure" kan niet verhullen dat
het een versnelde procedure blijft, gelet op de
tijdsdruk en het grote verschil met de beslistermijn
van zes maanden die de Procedurerichtlijn als
richttermijn noemt. De Europese Commissie heeft
voorgesteld, de versnelde procedure te beperken
tot kennelijk ongegronde asielverzoeken. Wat is
hierover op dit moment binnen de Raad
afgesproken? Deze Kamer heeft u gevraagd om
middels Raadsdocumenten daarvan op de hoogte te
worden gebracht. Ik krijg graag dus een toelichting.
Ook wil ik alsnog de documenten, zo spoedig
mogelijk.
Momenteel krijgt slechts 10% in het
aanmeldcentrum een afwijzende beslissing en 10%
een inwilliging. De andere asielverzoeken gaan door
naar de OC-procedure. Het kabinet wil nu ook de
overige 80% in de achtdagenprocedure aan een
nader gehoor onderwerpen en zoveel mogelijk een
beslissing nemen. Dat betekent een verhoogde
tijdsdruk voor de asielverzoeken waarvan de lND nu
besluit dat ze beter in een OC-procedure passen.
Wat betekent dit voor kwetsbare asielzoekers zoals
alleenstaande minderjarigen, getraumatiseerden of
zieke asielzoekers? Voogdijvereniging Nidos heeft
laten weten, bezorgd te zijn over het feit dat er
voor de amv's geen uitzondering geldt. Waarom is
dit? Wat zijn de implicaties ervan dat de brief over
de amv' s door de Tweede Kamer controversieel is
verklaard?
Wat betekent de nieuwe procedure voor
vrouwen die getekend zijn door een ervaring met
seksueel geweld, maar hier niet over durven
praten? Uit het proefschrift "Over zwijgen
gesproken" is af te leiden hoe onwaarschijnlijk het
is dat zij hun "geheim" snel zullen toevertrouwen
aan de autoriteiten. Ligt het niet voor de hand om
al bij het zwakste signaal hiervan de asielzoekster
door te zenden naar de gewone procedure? De
tijdsdruk zal het deze vrouwen immers nog
moeilijker maken om hun verhaal te doen. De
gewonnen tijd kan worden besteed aan het winnen
van vertrouwen en het doen van nader onderzoek.
Het MAPP-project wordt door het veld als succesvol
beschouwd. De regering heeft ook toegezegd, de
positieve ervaringen ermee te verwerken in de
nieuwe procedure. Welke elementen zijn er precies
overgenomen? In hoeverre is het veld al klaar voor
de invoering? Het bericht dat de
sociaalverpleegkundigen nog worden geworven,
maakt mijn fractie ongerust over de mate van hun
kwalificatie de signaleringsfunctie die ze hebben.
Mijn fractie heeft altijd gepleit voor een
inhoudelijk criterium voor
versnelde afdoening. Ik moet helaas toch nog een
lans breken voor de huidige situatie. Nu bestaat
immers in elk geval het criterium dat op een
verzoek binnen 48 uur kan worden beslist. In de
nieuwe wet begint de IND gewoon en kijkt wel
hoever ze komt. Soms bagatelliseert de regering de
verwachte groei van versnelde afdoeningen als
gevolg van deze wet, maar de hele wijziging is naar
het idee van mijn fractie toch gericht op een
maximumaantal afdoeningen in die
achtdagenprocedure. Mijn fractie is daarom ook niet
gerust op de achterdeur die de regering openhoudt:
de verlenging met twee weken. In de memorie van
antwoord noemt ze als criterium dat nader
onderzoek nodig is naar bijvoorbeeld nationaliteit
en identiteit, tenzij er sprake is van vertraging door
de regering. Dat is wel erg ruim. Waarom niet
alleen verlenging toestaan als de oorzaak van de
onduidelijkheid over de identiteit voortkomt uit
tegenwerking door de asielzoeker? Het
voorgestelde criterium biedt ten onrechte ruimte
voor zaken die buiten de invloedssfeer van de
asielzoeker liggen.
Nu kom ik op de grens. Het kabinet heeft
duidelijk gemaakt dat de RVT een essentiële
voorwaarde is om de kwaliteit van het onderzoek te
verbeteren. Daarom begrijpt mijn fractie niet dat
het kiest voor een achtdagenprocedure op Schiphol,
waar asielzoekers rechtstreeks uit het vliegtuig
instromen. Waarom niet alleen een nader gehoor
van asielzoekers als het eerste gehoor de indruk
wekt dat het om kansloze asielverzoeken gaat? Ik
noem als voorbeeld het oude Mosa-criterium. De
regering noemt het medisch advies als een
criterium voor de geschiktheid van de
achtdagenprocedure. Wanneer wordt dit medisch
advies in de Schipholprocedure gegeven nu een
RVT ontbreekt? Mijn fractie heeft tevens problemen
met de redenering van de regering ten aanzien van
grensdetentie. Asielzoekers mogen niet alleen
omdat ze asiel hebben gevraagd, gedetineerd
worden, maar de regering rechtvaardigt de gesloten
OC-procedure met het argument dat er daarnaast
ook nog sprake is van toegangsweigering. Ze
ontkent daarmee de specifieke waarborgen die voor
vluchtelingen gelden. De Schengengrenscode maakt
een uitzondering voor het asielrecht en het
Vluchtelingenverdrag verbiedt het ten eerste om
aan hen sancties op te leggen vanwege hun illegale
inreis of aanwezigheid en ten tweede om hun
bewegingsvrijheid meer dan noodzakelijk te
beperken. Als detentie van asielzoekers die via de
landsgrenzen binnenkomen niet noodzakelijk is,
dan is hun detentie op Schiphol evenmin te
rechtvaardigen.
De regering stelt echter dat er in beginsel geen
verschil is tussen de Schipholprocedure en de land-
AC's. Het is naar de mening van mijn fractie echter
van tweeën één: Schiphol is geen grensprocedure,
maar dat impliceert dezelfde waarborgen als bij de
land-AC's, dus een RVT en geen detentie tijdens de
onderzoeksfase, of het is wel een grensprocedure.
Dan zal de regering zich moeten houden aan de
limiet van vier weken detentie, zoals artikel 35, lid
4 van de Procedurerichtlijn bepaalt. Na vier weken
is verdere behandeling in de "verlengde" procedure
aangewezen. Ik krijg hierop graag een reactie.
Mijn fractie ziet ook het risico op schending
van de Opvangrichtlijn. Deze sta at niet toe dat een
lidstaat andere eisen stelt aan het recht op opvang
dan dat een asielzoeker nog in afwachting is van
zijn definitieve beslissing en deze beslissing mag
afwachten. Rechtmatig verblijf behoort niet tot de
voorwaarden. Dat begrip wordt bijvoorbeeld wel in
de Richtlijn langdurig ingezetenen gehanteerd. Dat
is geen toeval. Het in de lidstaat mogen verblijven
is een autonoom begrip dat niet kan worden
ingevuld met nationaal rechtelijke begrippen. Het
Hof heeft dit in de zaak Chakroun ten aanzien van
het begrip "stelsel voor sociale bijstand van de
lidstaat" ook nog eens bevestigd. Het doel van de
richtlijn: harmonisatie van de opvangvoorzieningen
laat extra nationale eisen natuurlijk ook niet toe.
Verder eist de richtlijn "een menswaardige
levensstandaard" en "doeltreffende
opvangvoorzieningen". Voor een nuttig effect van
de richtlijn is opvang tot aan de eerste rechterlijke
uitspraak dus noodzakelijk. Ik deel de twijfels die
de NVVR heeft geuit over de haalbaarheid van het
beslissen binnen vier weken, gelet op de
toenemende aantallen en de complexiteit. Meer
capaciteit voor de rechterlijke macht is goed, maar
er volgt geen garantie uit op een tijdige beslissing.
De Opvangrichtlijn vereist echter garantie op
opvang via een wet, algemeen verbindende
bepaling of ministeriële regeling. Wat zou er nu
simpeler zijn dan de RvA zo aan te passen dat de
opvang is zeker gesteld tot en met de rechterlijke
uitspraak? De regering noemt het
Koppelingsbeginsel als een belang bij het
onthouden van opvang aan onrechtmatig
verblijvenden. Als de regering dat wil, lijkt het ons
verstandiger om het verblijf van asielzoekers die
hun procedure mogen afwachten niet als
onrechtmatig te bestempelen. Bovendien is de
regering niet consequent, want asielzoekers in de
vertrektermijn zijn evengoed onrechtmatig in
Nederland en mogen wel in de opvang blijven.
Welke rechtsbasis geldt hiervoor? Zou die dan niet
even passend zijn bij de vervolgperiode in
afwachting van een uitspraak? De regering stelt op
pagina 3 van de memorie van toelichting: verder
worden er maatregelen getroffen om het aantal
asielzoekers dat in Nederland mag verblijven, maar
geen recht heeft op opvang, zoveel mogelijk te
beperken. Het effect van de wet is echter dat een
kleine groep er vier weken opvang bij krijgt, maar
dat een grote groep sneller op straat belandt. Hoe
rijmt de minister deze wijziging met zijn
klemmende beroep op gemeenten om hun
noodopvang te sluiten omdat die niet meer nodig
zou zijn? Of kan ik opmaken uit de redenering van
de minister dat hij net zo zeer als mijn fractie hecht
aan opvang voor asielzoekers gedurende de
behandeling van de voorlopige voorziening?
De regering stelt een piketregeling voor de
opvang voor, in het geval de rechter nog niet heeft
beslist. Hoe moet ik de werking van deze regeling
voor me zien? Acht de regering het denkbaar of
wenselijk dat zo'n verzoek afgewezen wordt? Zo
nee, waarom zouden we een extra procedure
inbouwen als we kunnen volstaan met een
algemene regeling? De regering hecht aan eenvoud
en vermindering van procedures en kosten. Een
extra voorlopige voorziening of een piketregeling
maakt het complex en duur en kost weer extra
rechterlijke capaciteit en tijd. Procedures worden
ook weer langer. Dat hebben we geleerd van de
Vreemdelingenwet die in 1994 in werking trad en
die dwong tot een veelheid aan procedures voor
maar één asielverzoek. Daar wilden we zeer terecht
van af. Met deze wet zetten we helaas weer een
stap terug in de tijd.
Dat brengt me bij de schorsende werking. De wijze
waarop Nederland de schorsende werking wil
wijzigen, loopt niet in de pas met de ontwikkelingen
in Straatsburg en Luxemburg. De rechtspraak van
het EHRM in de zaak Gebremedhin en Abdolkhani
en het Unierecht verankeren het principe van
schorsende werking tijdens beroep steeds sterker
en vereist in elk geval dat asielzoekers hun eerste
voorlopige voorziening mogen afwachten in
Nederland. De regering meent dat dit niet uit artikel
39 van de Procedurerichtlijn is op te maken. Dat
artikel eist echter wel degelijk een effectief
rechtsmiddel. Het Hof van Justitie vult dit zo in dat
onomkeerbare stappen zijn verboden die aan de
volle werking van het gemeenschapsrecht zouden
afdoen. Ook artikel 37 van het Handvest voor de
Grondrechten verplicht tot schorsende werking van
een eerste procedure. Artikel 39 van de
Procedurerichtlijn eist ten overvloede
overeenstemming met internationale
verplichtingen. De richtlijn laat Nederland dus geen
andere keuze, maar verplicht bovendien, net zoals
de Opvangrichtlijn, tot implementatie via een wet,
AMvB of ministeriële regeling. De huidige bepaling
in de Vreemdelingencirculaire voldoet daarom niet.
Ik krijg hierop graag een reactie.
Over de rechterlijke toets merk ik
hetvolgende op. Mijn fractie is blij met de
voorgestelde ex-nunctoets, al hadden we hier liever
het initiatiefwetsvoorstel van D66 gezien, omdat
een meer omvattende rechterlijke toetsing meer
recht doet aan het asielrecht. In het asielrecht
draait het vaak om de vraag of iets waar of niet
waar is. Als de IND een monopoliepositie bekleedt
op de beoordeling van deze feiten en extra eisen
stelt aan de geloofwaardigheid als ook maar één
element niet met documenten gestaafd kan
worden, dan is het essentieel dat een rechter dit
geloofwaardigheidsoordeel vol kan toetsen. Volgens
de regering is een dergelijke toets een vreemde
eend in de bestuursrechtelijke bijt. Er bestaat
echter geen blauwdruk, maar een bandbreedte ten
aanzien van de intensiteit van bestuursrechtelijke
toetsing. Het asielrecht zit misschien nog wel het
dichtst aan tegen het socialezekerheidsrecht, waar
de rechter zich niet zo terughoudend opstelt ten
aanzien van de feitenconstellatie als de
vreemdelingenrechter is gedwongen te doen. Een
verkeerde beslissing kan een asielzoeker fataal
worden bij een onterechte uitzetting. Het
vreemdelingenpro cesrecht kent bovendien tal van
uitzonderingen ten opzichte van het
bestuursprocesrecht. Dan stellen dat de volle toets
in het bestuursrecht niet gebruikelijk is, lijkt mijn
fractie daarom niet het meest overtuigende
argument.
Voorzitter, ik heb de regering een aantal
risico's van deze wet voorgehouden. Een ander
risico zit in de toepassing van de wet. Van de
Rekenkamer hebben we begrepen dat de kwaliteit
van het werk van de IND de laatste jaren fors is
verbeterd. Niettemin vergt de toepassing van onze
regels omtrent toelating en uitzetting permanente
aandacht. Het gaat om ingrijpende beslissingen ten
aanzien van mensen in een kwetsbare en
afhankelijke situatie. Mijn fractie vindt een
onafhankelijke en permanente controle op kwaliteit
daarom passend. We hebben een commissie van
toezicht op terugkeer, dus waarom niet een
dergelijk toezicht op de hele keten? Het motto van
de Inspectie voor de Sanctietoepassing:
onafhankelijk, transparant, professioneel, selectief,
slagvaardig en samenwerkend, zou ook hier
functioneel zijn. Een onafhankelijke commissie of
inspectie bevordert de transparantie en kan het
lerend vermogen van de IND verder ontwikkelen. Ik
krijg hierop graag een reactie.
Mijn fractie zal na de antwoorden van de
regering afwegen of de geschetste risico's opwegen
tegen de voordelen van een rusttermijn, twee
dagen extra in het aanmeldcentrum en de exnunctoetsing.
Hopelijk schept de minister meer
duidelijkheid dan we tot nu toe in de schriftelijke
beantwoording hebben ontvangen.