Dit wetsvoorstel legt de verantwoordelijkheid voor de inburgering bij de inburgeringsplichtige zelf. De inburgeringsplichtige moet voortaan zelf de deelname en financiering van de inburgering regelen. Minder draagkrachtige nieuwkomers kunnen gebruik maken van een sociaal leenstelsel. Het niet halen van het inburgeringsexamen kan in bepaalde gevallen leiden tot intrekking van de verblijfsvergunning. Omdat GroenLinks het principieel van belang vindt dat de overheid investeert in inburgeringsonderwijs, zeker als inburgering een voorwaarde is voor verblijfsrecht, stemde zij tegen. Bovendien heeft GroenLinks grote bezwaren tegen de mogelijkheid van intrekking van het verblijfsrecht als iemand het examen niet haalt. Het wetsvoorstel is aangenomen. Lees de spreektekst van woordvoerder Tineke Strik.
Voorzitter. Staat u mij toe om te beginnen met een
slokje water zodat ik de nare smaak van het
kwaadaardige verhaal van mijn voorganger even kan
wegspoelen. Oh, het glas waar ik net een slok uit nam,
was van mijn voorganger, zie ik nu mij een nieuw glas
water wordt aangereikt. Dan zal ik toch nog een slokje
moeten nemen.
Voorzitter. Integratie was een belangrijk
thema van dit kabinet. Het coalitieakkoord van
twee jaar geleden stond bol van deze term, meestal
als argument voor plannen om de migratie terug te
dringen. Zoals alom verwacht, hield het kabinet het
niet lang uit: het opereerde eendrachtig op de anti
immigratieagenda, maar viel uit elkaar bij
economische tegenwind. Vandaag staan we aan de
vooravond van politieke verandering. Mensen in het
land snakken naar een kabinet dat wil de juiste
prioriteiten stelt én mensen niet langer uit elkaar
speelt. Het kan haast niet anders of de toon van
een nieuw kabinet zal migrantvriendelijker zijn.
Desondanks behandelen we vandaag toch nog een
kroonjuweel van de oude coalitie: het intrekken van
overheidssteun voor de inburgering van migranten.
Mijn fractie heeft moeite gedaan om de
onderbouwing te begrijpen van dit wetsvoorstel.
Het is ons niet gelukt. De regering benadrukt de
eigen verantwoordelijkheid van de migrant. Meent
zij dat migranten nu hun eigen verantwoordelijk
niet of onvoldoende nemen? Meent zij dat de vorige
kabinetten te weinig verantwoordelijkheid bij de
migranten legden? Ook de introductie van de Wet
inburgering in het buitenland en de Wet inburgering
zelf werden beargumenteerd met een verwijzing
naar de eigen verantwoordelijkheid van migranten.
Het begint te lijken op een containerbegrip,
waarmee onduidelijk blijft wat de visie nu precies is
op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen
overheid en migranten voor een geslaagde
integratie in de samenleving. Onderschrijft het
kabinet nog wel dat integratie een wederzijds
proces is en, zo ja, hoe kan het dan zijn dat de
verantwoordelijkheid steeds maar verder verschuift
naar één van de twee partners, in casu de migrant?
Ik krijg graag een toelichting op wat volgens het
kabinet dan de ideale verdeling is van die
verantwoordelijkheid.
De houding van het kabinet wekt de indruk
of integratie slechts in het belang is van migranten.
Het tegendeel is natuurlijk waar: geïntegreerde
migranten die zich welkom en verbonden met
Nederland voelen, leveren een positieve bijdrage
aan onze samenleving. De Nederlandse taal vormt
de sleutel tot participatie in onze maatschappij. Het
niet spreken van de Nederlandse taal of het niet
meedoen vergroot de kans op individueel leed,
want uitsluiting, maar ook op maatschappelijke
problemen. De kosten van het niet investeren in
inburgering van migranten zijn daarom
onaanvaardbaar hoog. Toch straalt de regering met
dit wetsvoorstel uit dat het uitblijven van integratie
vooral een probleem van de migrant is. Als die wil
integreren, moet hij maar investeren. Zelf weten.
Het belangrijkste argument van de regering
is dat de inhaalslag met betrekking tot de
oudkomers is afgerond. Volgens de evaluatie van
eind 2009 hadden 100.000 oudkomers nog geen
inburgeringsexamen gehaald. De regering noemt nu
een restant van 38.000 oudkomers. Is zij er nu
zeker van dat alle overige oudkomers hun
inburgeringsexamen hebben gehaald? Die conclusie
is namelijk moeilijk te rijmen met de evaluatie van
juni 2010 waarin wordt gesteld dat het op dat
moment gaat om 220.000 inburgeringsplichtige
oudkomers en dat 20% van die gehandhaafden
geslaagd was voor het examen. Mijn fractie wil
graag een overzicht. Hoeveel oudkomers moeten
nu nog steeds hun examen halen?
Wij weten wel dat er in gemeenten nog
volop aan alfabetisering wordt gewerkt. Die
cursisten zijn nog lang niet toe aan een examen.
Als ze ook nog hoge bedragen voor een cursus
moeten gaan betalen, zullen veel van de
oudkomers uiteindelijk niet aan de criteria voor een
inburgeringsexamen gaan voldoen. Het gevolg voor
hen is dat ze blijvend met een verlengbare
vergunning voor bepaalde tijd hier wonen. Acht de
regering dat bevorderlijk voor hun integratie? Kan
de regering aangeven hoeveel vrijwillige
inburgeraars nog bezig zijn aan hun traject en het
examen nog niet hebben gehaald? De regering
heeft voor volgend jaar nog 100 miljoen
beschikbaar voor 78.000 inburgeringsplichtigen.
Als men uitgaat van een bedrag van €5000 per
traject, dan kunnen hiermee maar hooguit 10.000
niet-asielgerechtigden worden geholpen. Een aantal
van hen zal al gevorderd zijn in een traject, maar
een ander deel zal juist nog aan het begin staan
van een traject of bezig zijn met alfabetisering. Er
lijkt dus een groot gat te gapen tussen enerzijds
het budget dat nodig is om al deze mensen het
traject te laten voltooien, en anderzijds het budget
dat beschikbaar is. Kan de regering toezeggen dat
zij instaat voor de financiële dekking van het
afronden van deze trajecten tot en met een
geslaagd inburgeringsexamen?
Mijn fractie is er ook niet gerust op dat op
het individuele niveau iedere inburgeringsplichtige
voldoende kan lenen. Het bedrag voor een reguliere
migrant is immers maximaal €5000, terwijl voor
een cursus inclusief alfabetisering €8000 euro wordt
beraamd. Kan de regering toezeggen dat migranten
voor wie €5000 aantoonbaar niet toereikend is, een
aanvullende lening kunnen krijgen?
Onze fractie blijft uiterst bezorgd over de
kwaliteit van het inburgeringsonderwijs nu de
overheid zich daaruit terugtrekt en geen
financiering meer waarborgt. De opgebouwde
expertise van de afgelopen vier jaar dreigt verloren
te gaan. Een dergelijke kapitaalvernietiging vindt
mijn fractie onbegrijpelijk, zeker voor een kabinet
dat integratie tot speerpunt heeft verheven. De
terugval die het taalonderwijs zal krijgen, levert
kostbaar tijdsverlies op in individuele trajecten. Bij
inburgeringsbeleid hoort langetermijndenken, geen
jojobeleid. Wat heeft de regering nu precies geleerd
van de eerste fase van de Wet inburgering? Daarbij
mondde de marktwerking uit in lege klassen.
De regering laat het ontwikkelen van
inburgeringsonderwijs over aan de markt, maar
zegt toe een regierol te zullen vervullen. Over die
rol bestaan veel vragen. De overheid monitort op
kwaliteit en kwantiteit. Voor de kwaliteit verlaat zij
zich op het keurmerk. Impliceert dit dat zij de
kwaliteitscriteria volledig overlaat aan de markt?
Wie draagt verder verantwoordelijkheid voor de
monitoring? Is er een waarborg van
onafhankelijkheid? Wat betreft de kwantiteit gaat
de overheid uit van landelijke dekking. Kan zij iets
preciezer zijn over de normen die zij stelt ten
aanzien van die toegankelijkheid? De regering rept
van onderwijs via internet. Beschouwt zij dit
onderwijs werkelijk als gelijkwaardig aan klassikale
en persoonlijke begeleiding? Volgens mijn fractie
zal voor een groot deel van de
inburgeringsplichtigen dit onvoldoende zijn. Ik hoor
graag een reactie. Ik hoor ook graag de toezegging
dat de Kamer de uitkomsten van de monitoring
krijgt toegestuurd.
De regering wenst vast te houden aan de
introductie van het niet voldoen aan de
inburgeringsplicht als intrekkingsgrond. Een
verblijfsrecht intrekken omdat een examen niet is
gehaald, is een ingrijpende sanctie die het leven
van mensen compleet op zijn kop zet. Zo'n
vergaande consequentie is daarom ook in praktisch
alle gevallen in strijd met de mensenrechten, zoals
het recht op gezinsleven en het vluchtelingenrecht.
Dit geldt zeker omdat de inburgeringsplichtingen nu
eenmaal een verblijfsvergunning hebben met een
permanent doel. De Raad van State heeft dit
benadrukt en zelfs de regering erkent dit. Dat
impliceert dat de waarde van de intrekkingsgrond in
hoge mate symbolisch is. Dit onderdeel kan dan
ook niet de toets van goede wetgevingskwaliteit
doorstaan en zou in elk geval voor de Eerste Kamer
reden moeten zijn om hieraan geen steun te
verlenen. Hoewel de intrekkingsgrond dus een lege
huls is, is ze verre van onschuldig. Het bestaan van
de grond betekent dat intrekking als een zwaard
van Damocles boven het hoofd komt te hangen van
mensen die hun best doen de inburgeringsplicht te
vervullen, maar daar om een of andere reden veel
moeite mee hebben. Misschien zijn ze analfabeet,
misschien hebben ze geen ervaring met scholing of
zijn ze getraumatiseerd. De minister kan de Kamer
nog zo beloven dat de overheid hiermee rekening
houdt, maar de angst om te worden teruggestuurd
wordt er niet minder van. Onzekerheid over het
verblijfsperspectief kan het integratieproces danig
ondermijnen. Andersom leidt de zekerheid dat je
kunt blijven tot veel motivatie om te integreren.
Waarom vervangt de regering een stimulans door
een rem? Het is een rem die wel schade aanricht,
maar als het eropaan komt toch niet bruikbaar is.
Daarmee ontneemt ze ook de Nederlandse
samenleving iets. Want uit angst is nog nooit
iemand geïntegreerd. Is de regering bereid om af te
zien van het in werking laten treden van deze
intrekkingsgrond?
Een van de groepen van mensen van wie de
vergunning in elk geval niet kan worden
ingetrokken vanwege het niet halen van het
examen, zijn de asielgerechtigden.
Niettemin hebben juist zij er een groot belang bij,
omdat ze het nodig hebben bij het halen van het
examen; ze hebben het nodig voor de verkrijging
van een vergunning voor onbepaalde tijd. Pas dan
is hun verblijfsrecht in Nederland niet langer
afhankelijk van de ontwikkelingen in hun
herkomstland en kunnen ze zich volledig
concentreren op de opbouw van een nieuw bestaan.
De heer Swagerman (VVD): Wat bedoelt mevrouw
Strik precies met "de stimulans" en "de rem"? Ik
ben daar met name nieuwsgierig naar omdat ik me
afvraag of het niet juist zo is dat het een extra
stimulans is om in deze samenleving te integreren
als je de eisen haalt die men aan de voorkant stelt
en die naar de mening van mijn fractie redelijk zijn.
Als mevrouw Strik vindt dat er geen rem moet
worden gesteld, maar dat het binnenkomen zelf de
stimulans is, hoever moet de overheid dan volgens
haar met dat stimuleren gaan?
Mevrouw Strik (GroenLinks): Ik heb uitgelegd wat
een rem is: de dreiging dat het verblijfsrecht komt
te ontvallen. Dat is een rem -- ik heb dat uitgelegd
-- omdat het mensen juist bang maakt in plaats
van dat het hen motiveert om volop mee te doen.
Ze zijn dan meer bezig met de vraag of ze mogen
blijven, en dat is uiteindelijk niet gunstig voor de
integratie. Een stimulans is: als mensen die
verblijfspositie wel hebben en geprikkeld worden
om aan inburgeringsonderwijs deel te nemen en er
voor hen een goed aanbod is van kwalitatief goed
en op het individuele niveau toegesneden
onderwijs.
De heer Swagerman (VVD): Neem kinderen die
onderwijs volgen en angst hebben om het examen
niet te halen? Is dat eenzelfde soort angst?
Mevrouw Strik (GroenLinks): Nee, want het gaat
hier om het verblijfsrecht. Ik bedoel dat het
verblijfsrecht nu wordt gebruikt als een sanctie om
mensen te laten meedoen aan een integratieproces.
Dat heeft juist dat averechtse effect, dat ik probeer
duidelijk te maken, op de manier waarop ze hier in
de samenleving staan, zich welkom voelen en zich
verbonden kunnen voelen.
De moeilijkheden die de asielgerechtigden
ondervinden bij de voorbereiding op het examen,
zijn vaak groot. Zij ontberen, anders dan reguliere
migranten, een sociaal netwerk dat hen helpt bij de
inburgering. Onder hen bevinden zich
verhoudingsgewijs meer laagopgeleiden en
getraumatiseerden. Het taalonderwijs dat ze na de
statusverlening in azc's al krijgen aangeboden, is
van korte duur, mede dankzij het succes van het
uitplaatsingsbeleid van deze minister.
Mevrouw Meurs heeft er terecht al op
gewezen dat het niet een kwestie van beleidskeuze
is, maar dat we ook de Kwalificatierichtlijn en het
Vluchtelingenverdrag hebben, die ons verplichten
om asielgerechtigden in voldoende mate te
ondersteunen bij hun inburgering. De regering
erkent dit deels en voorziet daarom in een
financiële tegemoetkoming aan gemeenten van
€1000 per traject. We hebben gevraagd of dat wel
afdoende is. Het antwoord dat Vluchtelingenwerk
ook nu al geld krijgt voor het trainen van
vrijwilligers, is niet bevredigend. De druk op
informele begeleiding zal immers enorm toenemen
als gevolg van het onthouden van financiële steun.
Ik val wat dit betreft graag de heer Swagerman bij,
die vroeg of de regering bereid is om
asielgerechtigden financieel meer tegemoet te
komen bij hun inburgeringsonderwijs. Zo ja, welk
concreet budget is hiervoor in te zetten?
Ook reguliere migranten zullen een
toenemende behoefte hebben om steun te zoeken
in de informele sectoren. Stichting LNT en Gilde
SamenSpraak verwachten daarom dat er steeds
meer een beroep zal worden gedaan op
vrijwilligersorganisaties die taalondersteuning
geven. Is de regering bereid om ook hier te
voorzien in financiële compensatie om zo toch enige
vorm van laagdrempelige, effectieve en efficiënte
informele taalondersteuning in stand te houden?
Naar verwachting zal ook de druk op de
gemeentelijke educatieve middelen toenemen.
Destijds heeft de regering besloten om dit budget
te verminderen ten gunste van de financiering van
het inburgeringsonderwijs. De regering waarborgt
nu echter niet dat de educatiemiddelen straks weer
toereikend zullen zijn. In de beantwoording rept ze
van overheveling van budgetten, maar een
uitbreiding van het beschikbare budget lees ik daar
niet in. Gelet op de decentralisatiegedachte, die
juist ook op heel veel andere terreinen heeft
postgevat, is het vreemd om gemeenten nu meer
op afstand van het inburgeringsonderwijs te zetten,
met name omdat het integratiebeleid zo verweven
is met tal van andere gemeentelijke taken.
Mijn fractie kan het niet-beschikbaar stellen van
voldoende educatiemiddelen niet rijmen met de
ambitie van het kabinet om te investeren in de
kennis van mensen. Het motto "een leven lang
leren" is geen luxe of hobby, maar een bittere
noodzaak om onze beroepsbevolking op peil te
houden, mensen weerbaar te maken op de flexibele
arbeidsmarkt en om klaar te zijn voor de eisen van
een kenniseconomie. Het laten waaien, het niet
gericht investeren in het wegwerken van taal- en
onderwijsachterstanden, betekent dat we de
arbeidsparticipatie bemoeilijken en daarmee snijden
we in feite in ons eigen vlees.
Onlangs is Nederland gekapitteld over de
veel te hoge leges die het heft voor de verkrijging
van de status van langdurig ingezetene. Het Hof
benadrukt dat integratie van langdurig ingezetenen
het doel van de richtlijn is, en dat lidstaten geen
financiële drempels mogen opwerpen. Als het
legesbedrag al een te hoge financiële drempel is,
hoe denkt de regering dan dat het Hof zal oordelen
over een maximaal bedrag van €10.000? Dat dit
geleend kan worden, stelt niet gerust. Mensen
zullen het hoe dan ook moeten betalen en zich
hiertoe in de schulden moeten steken. Het aangaan
van een dergelijke schuld in een kwetsbare
financiële situatie kan zo afschrikwekkend zijn, dat
mensen besluiten om geen status van langdurig
ingezetene aan te vragen. Dit probleem klemt
temeer nu de cijfers laten zien dat het aantal
verleende vergunningen voor onbepaalde tijd fors is
gedaald en dat een aanzienlijk percentage voor het
examen zakt.
Kortom, de lijn doortrekkend van het Hof,
kan mijn fractie tot geen andere conclusie komen
dan dat het voorgestelde overheidsbeleid --
inburgeringsonderwijs aan de markt overlaten en
migranten financiële steun onthouden -- de richtlijn
voor langdurig ingezetenen zijn nuttige effect
ontneemt en daarmee in strijd is met deze richtlijn.
Graag een reactie.
Wat is de stand van zaken van de
implementatie van de wijziging van de richtlijn voor
langdurig ingezetenen? Zoals men weet, dient deze
in mei volgend jaar omgezet te zijn. Wanneer wordt
het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd?
Wij hebben niet zo heel veel tijd meer.
Minister Leers heeft hier diverse malen
aangegeven dat Nederland een gidsfunctie vervult
als het gaat om integratie en immigratie in Europa.
Als de minister bedoelt vooruit te lopen op de
andere landen door de financiële steun aan
inburgering in te trekken, dan verschillen wij
fundamenteel van mening over de betekenis van
"gidsfunctie".
Ik hoop dat de minister zijn tournee door
Europa ook heeft benut door goed te luisteren en te
kijken naar anderen. Hij had ook kunnen horen
waarom in die andere landen consequent wel wordt
vastgehouden aan het in stand houden van
kwalitatief goed onderwijs en waarom de financiële
bijdrage van migranten heel bescheiden is, en vaak
gekoppeld aan de studieresultaten. Daarmee brengt
men de eigen verantwoordelijkheid tot uiting en
bouwt men prikkels in voor een voortvarende
inburgering.
Wellicht is dit ons laatste debat met deze
minister. In dat geval wil ik hem bedanken voor de
samenwerking. Ik ben het meestal niet eens met
zijn uitgangspunten, maar ik heb wel zijn motivatie
en betrokkenheid gezien. Ik hoop dat hij ook na het
ministerschap die twee waardevolle eigenschappen
nog kan inzetten voor onze samenleving.