"Met volle kracht erop af. Verwoest alles. Dingen die er wel en niet mee te maken hebben." Dat was de eerste reactie van de Amerikaanse minister van Defensie op de terroristische aanslagen van 11 september 2001. (De Volkskrant, 6 september) Gelukkig bepaalde niet de apocalyptische wraak van Rumsfeld, maar de bezonnen diplomatie van Powell, zijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken, de aanvankelijke reactie van Washington op de aanslagen. Powell smeedde een internationale coalitie tegen het terrorisme, alvorens Al-Qaida en haar beschermheren, de Taliban, aan te vallen. In Europa, ook bij GroenLinks, leefde in die dagen de hoop dat de regering-Bush haar tot dan toe nogal isolationistische opstelling in de wereldpolitiek had ingeruild voor actief multilateralisme.

Maar Washington ging door met het ondermijnen van het Kyoto-protocol en het Internationaal Strafhof. Bij de oorlog in Afghanistan kregen de neo-conservatieve haviken in Washington eveneens de overhand. Van Europese kritiek op de Amerikaanse overkill, bijvoorbeeld door het gebruik van clusterbommen, trok men zich niets aan. Ook na de verdrijving van Bin Laden en mullah Omar heeft de regering-Bush weinig compassie getoond met de Afghaanse bevolking. "Wij doen niet aan ramen lappen" is het minachtende antwoord op critici die onderstrepen dat een langdurige internationale bemoeienis nodig is om te voorkomen dat het land weer in burgeroorlog vervalt en opnieuw een vrijhaven voor terroristen wordt. Het weinig heroïsche werk van peace-keeping, wederopbouw en democratisering laat Washington liever over aan de Europeanen, teneinde zich op het volgende doelwit, Irak, te kunnen concentreren.

Na 11 september is het verschil tussen het Amerikaanse en Europese veiligheidsbegrip uitgegroeid tot een schrijnend contrast. De obsessie met de eigen kwetsbaarheid voedt in Washington een politiek van unilateralisme, intimidatie en wapengekletter. Want de neo-conservatieven in de regering-Bush kunnen democratie en rechtsstaat slechts op nationale schaal denken. In de internationale politiek moeten deze principes wijken voor de veiligheid van de VS en van bondgenoten als Israël. Zo kan president Bush, met minder dan 50 procent van de stemmen in het Witte Huis beland, de Palestijnen vertellen dat ze hun leider Arafat, gekozen met 88 procent van de stemmen, moeten wippen. En zo kan het Pentagon aan gevangengenomen Al-Qaida-strijders alle rechten onthouden, behalve wanneer zij toevallig een Amerikaans paspoort bezitten.
Europa streeft juist naar de verbinnenlandsing van de buitenlandse politiek. Niet het recht van de sterkste moet doorslaggevend zijn bij de oplossing van internationale conflicten, maar regels, overleg en rechtspraak. De Europese Unie vormt tot op zekere hoogte de belichaming van dit ideaal.
Versterking van de internationale rechtsorde en verbreiding van democratische praktijken leveren in de Europese optiek een onmisbare bijdrage aan de eigen veiligheid. Europeanen zijn bereid hiervoor een prijs te betalen: de overdracht van nationale soevereiniteit, of het nu aan de Europese Commissie is of aan het Internationaal Strafhof. Voor de Amerikaanse neo-conservatieven is het een onverdraaglijke gedachte dat internationale organen de nationale democratische instellingen kunnen overrulen.

Toch is het te vroeg om te concluderen dat de oceaan die Amerika en Europa scheidt onoverbrugbaar is geworden. Zie bijvoorbeeld de transatlantische opiniepeiling van de Chicago Council on Foreign Affairs (De Volkskrant, 4 september). Het meest opzienbare resultaat van die peiling was, anders dan de krant kopte, dat tweederde van de Amerikanen vindt dat Bush Irak alleen mag binnenvallen met goedkeuring van de Verenigde Naties en in samenwerking met (Europese) bondgenoten. Ofwel: de meeste Amerikanen volgen allerminst het 'verwoest alles' van Rumsfeld. Zij onderkennen, net als de Europeanen, de waarde van diplomatie en internationaal recht. Mede daarom legt Bush nu het geval-Irak aan de VN-Veiligheidsraad voor. Een bekering tot het multilateralisme is dat nog allerminst, zolang Washingtons doel, een regime change in Bagdad, niet ter discussie mag staan.

Toch houden wij een echt transatlantisch debat over de aanpak van terrorisme, massavernietigingswapens of klimaatverandering nog voor mogelijk. Daartoe moeten de Europese argumenten niet alleen de beleidsmakers in Washington bereiken, maar ook de Amerikaanse publieke opinie beroeren. Dat vergt een heldere en krachtige Europese stellingname. Die verlangen de Europese burgers ook, althans de tweederde van hen die blijkens bovengenoemde enquête vinden dat de EU een 'supermacht zoals de VS' moet worden.
Helaas blokkeren de Britse en Nederlandse regering op dit moment een Europese stellingname ten gunste van de internationale rechtsorde. Door steun toe te zeggen aan de plannen van de Amerikaanse haviken voor een 'preventieve aanval' op Irak, verloochenen zij het volkenrecht en alles waar Europa voor staat in de wereld. De opstelling van Londen is nog wel verklaarbaar: het Verenigd Koninkrijk is, door buiten de euro te blijven, een halve buitenstaander in de EU. Premier Blair probeert desondanks een leiderschapsrol te vervullen door zich op te werpen als bemiddelaar tussen Europa en de VS. De special relationship met Washington levert Blair overigens geen merkbare invloed aldaar op, wel een ongemakkelijke transatlantische spagaat waarvoor de Britse burgers steeds minder begrip hebben. Dat ook Den Haag unilateraal Amerikaans geweld gedoogt is onbegrijpelijk en onverteerbaar. De hoofdstad van het internationale recht zet zich te schande.

Het kabinet-Balkenende stond al met de rug naar Europa. Volgzaamheid aan de VS blijkt daarvan nu het complement. De nieuwe coalitie vindt het kennelijk wel zo comfortabel om zich achter Bush te verschuilen, in plaats van bij te dragen aan een creatieve, rechtmatige Europese aanpak van de reële dreigingen die uitgaan van terreurnetwerken en massavernietigingswapens.
Wij achten het meer dan ooit tijd dat de EU een zelfbewuste supermacht wordt. Geen militaire, maar een civiele supermacht. De activiteiten die de landen van de EU hebben samengesmeed tot het grootste economische blok ter wereld – onderhandelen, handel drijven, achterblijvers helpen – moeten ook haar externe kracht worden: diplomatie, economische hulp of juist druk. Als de Europeanen deze instrumenten verstandig gebruiken, zoals zij nu conflictpreventie bedrijven in Macedonië, kan de EU ook een eigen rol spelen in het mondiale kruitvat, het Midden-Oosten. Daarbij moet de EU de Amerikaanse blindheid voor het lot van de Arabieren, die de haat tegen het Westen aanwakkert, corrigeren. Door het associatie-akkoord met Israël op te schorten, zolang de regering-Sharon Palestijns gebied bezet houdt. Door te pleiten voor slimmere sancties tegen Irak, die niet de bevolking maar het regime treffen.

Ook als civiele supermacht heeft de EU effectieve militaire instrumenten nodig, als ultimum remedium voor bijvoorbeeld oplaaiende conflicten in de eigen achtertuin, de Balkan. Dat vergt geen verhoging van defensie-uitgaven, maar betere samenwerking. De Europese defensiebegrotingen belopen opgeteld bijna 60 procent van de Amerikaanse; toch kan Europa slechts 10 procent van de Amerikaanse militaire vermogens leveren. Die beroerde verhouding tussen prijs en prestatie moet de EU rechttrekken, zonder de Amerikanen te willen evenaren. Dat doet geen afbreuk aan het belang dat Europa heeft bij de internationale rechtsorde. Alleen een hypermacht kan de illusie koesteren dat bondgenoten en spelregels irrelevant zijn.

Europa heeft de militaire vermogens van de VS nodig als conflicten uit de klauwen lopen. Maar de VS hebben Europa nodig om te voorkomen dat het uit de klauwen loopt. Daarmee tekent zich een zinvolle transatlantische taakverdeling af. Maar is een civiele supermacht Europa - kampioen in conflictpreventie, serieuze gesprekspartner voor Washington - geen illusie? Niet per se. De rol van de EU op het wereldtoneel is het belangrijkste onderwerp van de Europese Conventie, het forum van (euro)parlementariërs en regeringsvertegenwoordigers dat aan een Europese grondwet werkt. Binnen de Conventie bestaat veel steun voor het versterken van de Europese instellingen die een werkelijk gemeenschappelijke buitenlandpolitiek vorm kunnen geven en de democratische controle zekerstellen.
Hans van Mierlo zit namens de Nederlandse premier in de Conventie, maar de nieuwe coalitie zaagt aan zijn stoelpoten. Balkenendes besluit over het al dan niet vervangen van Van Mierlo zal leren of de Nederlandse inzet voor een besluitvaardig en democratisch Europa, die onder Paars al niet overtuigend was, nu echt plaats heeft gemaakt voor gemakzuchtige euroscepsis. Wegduiken achter de Hollandse Waterlinie is het verkeerde antwoord op de tragedie van 11 september.