Tijdens het GroenLinks-discussieweekend in Leersum, op 16 september 2007, gingen Dany Cohn-Bendit (fractievoorzitter van de Groenen in het Europees Parlement) en Jos de Beus (hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, prominent PvdA-ideoloog) met elkaar in debat. Onder leiding van de amerikaniste Ruth Oldenziel spraken zij over de mondiale betekenis van het Europese integratiemodel, over de legitimiteitscrisis van de Europese Unie en over haar buitenlandse politiek. De stellingen die Oldenziel aan de debaters voorlegde staan cursief vermeld in het verslag.

Stelling

The European Union is caught between the phantom of a ‘European superstate’ and the spectre of subordination to the world’s great powers. While European integration goes too fast for many EU citizens, it goes too slowly to keep up with the United States, China and other strategic players.

De Beus constateert dat de EU een probleem van overload heeft: zij formuleert telkens weer nieuwe ambities voor zichzelf. Een moeilijker dilemma betreft haar omvang: uitbreiding van de Europese Unie kan haar slagkracht vergroten, maar ondermijnt haar legitimiteit in de ogen van de burgers. Hier is sprake van een trade-off.

Cohn-Bendit benadrukt dat we alleen kunnen concurreren met de rest van de wereld als de EU een eenheid vormt. Hij ziet maar één uitweg uit het dilemma van slagkracht versus legitimiteit: burgers moeten het gevoel hebben dat de democratische controle op Europees niveau functioneert, ook bij een groeiend ledental. “Ons probleem is ons succes. Elk land in Europa wil aan de goede kant staan.”

Stelling

The European project embodies the dream of a world where the law of the strongest is replaced by the strength of law. A world where countries do not see sovereignty as full control of their territory, but as a seat at the negotiating table. Turning this dream into reality is the best contribution the Europe can make to global governance.

Volgens Cohn-Bendit toont de EU op het eigen continent aan dat multilateralisme kan werken. We moeten onze eigen EU als voorbeeld nemen voor een multilaterale wereld. De EU moet een tegenwicht zijn tegen de unilaterale neigingen van andere mondiale spelers. De EU is een ‘postmoderne politieke entiteit’, niet gericht op hegemonie maar op het delen van soevereiniteit. Het probleem van de EU is dat dit model werkendeweg moet worden uitgevonden. Daar zijn we nog steeds mee bezig.

De Beus stelt dat de EU al zestig jaar het postmoderne ideaal volgt maar dat het nu achterhaald is. We moeten de EU van juist van ‘moderne’ eigenschappen voorzien, elementen van statelijkheid inbrengen. Een Europese staat, zo onderstreept de sociaal-democraat, moet de bescherming van de eigen burgers vooropstellen. Grenscontrole is daarbij onmisbaar; het is de keerzijde van een open Europese samenleving. De EU moet haar grenzen definiëren en daarbinnen optreden als ware zij een natie-staat. Dat vergt een ‘dikke’ Europese identiteit die quasi-nationaal is, een presidentiële democratie waarin de meerderheid regeert, een grondwet die bescherming biedt tegen machtsmisbruik. Al deze zaken zijn hoogst omstreden, maar laten we door de zure appel heen bijten.

Cohn-Bendit, getrouw aan zijn postmoderne ideaal, ziet de EU van de toekomst eerder als een federatie dan als een eenheidsstaat. Maar ook dat vergt sterke democratische instituties op Europees niveau. Hij kiest voor een parlementaire democratie in plaats van een presidentiële. Maak het Europese presidentschap tot inzet van de verkiezingen voor het Europees Parlement. Dan worden politieke partijen gedwongen om een grensoverschrijdende campagne te voeren met hun Europese geestverwanten. Des te sterker wanneer een deel van de europarlementariërs wordt verkozen via grensoverschrijdende kieslijsten.

In een wereld die goeddeels uit ‘moderne’ en ‘premoderne’ (mislukte) staten bestaat moeten ook ‘postmoderne’ entiteiten soms hun toevlucht nemen tot methoden uit de gereedschapskist van de moderne staat. Cohn-Bendit pleit dan ook voor een Europees leger. De oprichting daarvan dwingt de Europeanen om te discussiëren over hun gemeenschappelijk belang. Sinds 2006 neemt een groot aantal Europese landen deel te nemen aan de VN-vredesoperatie in Zuid-Libanon. Dat besluit werd op nationaal niveau genomen. Waarom is er niet eerst een EU-besluit genomen om het voortouw te nemen bij deze operatie, waarna nationale regeringen en parlementen konden besluiten of ze al dan niet mee zouden doen? Dat zou de wijze moeten zijn waarop de EU macht opbouwt: Europese besluitvorming zonder de nationale democratie uit te schakelen.

De Beus ziet een nog grotere rol voor nationale parlementen binnen de EU. Hij pleit voor het Deense model: nationale ministers mogen alleen instemmen met Europese besluiten wanneer zij daarvoor toestemming hebben van hun eigen parlement. Het is de vraag of je dan nog een Europees Parlement nodig hebt. Hoe dan ook zal in toekomstige nationale verkiezingscampagnes het onderwerp ‘Europa’ niet langer vermeden kunnen worden.

Brengt de Europese integratie ook een effectief mondiaal bestuur dichterbij? Volgens Cohn-Bendit moet de EU niet alleen een voorbeeld zijn van ‘gedeelde soevereiniteit’, maar ook een steunpilaar van de Verenigde Naties. De EU moet ervoor ijveren dat de machtsverhoudingen in de VN-Veiligheidsraad de realiteit van de nieuwe wereld weerspiegelen, niet die van de oude wereld van 1945. Daarbij moet zij zich inzetten voor regionale vertegenwoordiging. Maak om te beginnen van de vaste Franse zetel in de Veiligheidsraad een Frans-Duitse zetel, die door de EU wordt beheerd. Dat is de opmaat naar een echte EU-zetel. Bevorder vervolgens dat Latijns-Amerika een gezamenlijke zetel krijgt, en daarna Afrika.

Stellingen

The EU’s sphere of influence is too limited. It has considerable leverage over the countries that want to join the EU. Outside this sphere however, the EU is often seen as a payer, not a player. The EU should be more courageous in its external policy: demand progress in democracy and human rights in exchange for aid and trade.

Promoting democracy is in the interest of the EU if it believes its model of sharing sovereignty while preserving diversity is the best way to deal with cross-border problems. Only democracies can share sovereignty.

Imitation is easier than invention. In due time, Mercosur, ASEAN and the African Union can evolve into regional unions like the EU. This would facilitate international cooperation and strengthen the United Nations.

De Beus onderschrijft dat de EU voor de uitdaging staat om zijn buren te democratiseren. Niet op de Amerikaanse wijze - met militair geweld - maar met andere instrumenten. Zo kan de permanente vredeszone in Europa vergroot worden. Het probleem is dat je de Europese burgers niet kunt mobiliseren voor deze uitdaging. De publieke steun voor een intensieve bemoeienis met de buurlanden is gering. De neo-conservatieve critici van Europa hebben een punt: Europa is moreel uitgeput.

Vanuit het publiek komt de vraag of een Europees democratiseringsoffensief niet de eigentijdse variant van de white man’s burden is. En wie moet de EU dan steunen in Zuid-Amerika, Lula of Chavez? Cohn-Bendit verwerpt het verwijt van neokolonialisme. Kritiek op beide typen leiders is nodig. De Groenen hebben Lula stevig aangepakt toen hij het Europees Parlement bezocht.

Maar hoe aantrekkelijk is de EU als model voor de rest van de wereld? De Beus wijst erop dat voor jongeren in China de Verenigde Staten het rolmodel vormen. De EU is niet sexy, zelfs niet als zij economisch sterker zou zijn. Wat heeft Europa nu eigenlijk om trots op te zijn? Moet zij niet eerst het eigen huis op orde brengen? Vanuit de zaal wordt tegengeworpen dat in de ogen van veel Chinese arbeiders de Europese vakbonden juist zeer sexy zijn.

Cohn-Bendit houdt vol dat de Europa met een experiment bezig is dat wel degelijk van mondiale betekenis is: de democratie uitvinden op supranationaal niveau. Politici en activisten in Zuid-Amerika vragen ons: hoe hebben jullie de EU gemaakt? De Europese integratie mag dan tot nu toe geen pasklaar recept hebben opgeleverd, onze successen en mislukkingen bij het zoeken naar een gemeenschappelijke aanpak voor grensoverschrijdende problemen vormen wel degelijk een inspiratiebron voor de rest van de wereld.

De Beus wijst erop dat de exportkansen van supranationale democratie sterk afhangen van de kracht van de nationale democratieën in de ontvangende landen. Hoe sterk zijn de nationale parlementen in Zuid-Amerika? Kunnen ze samenwerken om tot een Zuid-Amerikaans parlement te komen?

Stelling

A more coherent EU foreign policy, ranging from human rights diplomacy to military integration, could deliver a sense of European identity.

Of moet er eerst sprake zijn van een Europese identiteit voordat de EU een gemeenschappelijk buitenlands beleid kan voeren, zoals vanuit het publiek wordt aangevoerd? Hoe dan ook, stelt De Beus, we hebben een Europese identiteit nodig. Zestig jaar lang hebben we tegen Europese burgers gezegd dat ze hun nationale identiteit niet op hoefden te geven, net zoals we dat tegen immigranten zeiden. Maar Europa heeft een vorm van identificatie nodig die voorbij het nationale belang gaat. De oude recepten daarvoor zijn mislukt. De euro, de Europese Grondwet, de terreuraanslagen op Europese bodem, de demonstraties tegen de Irak-oorlog, ze hebben geen van allen een Europese identiteit opgeleverd. De EU kan geen krachtige identiteitspolitiek voeren zoals haar lidstaten die vroeger bedreven om een natie te smeden. Bestaande, gesloten identiteiten werden daarbij vernietigd. De enige manier om tot een Europese identiteit te komen is het opnieuw politiseren van de EU, het europeaniseren van media en NGO’s. We hebben uiteindelijk een model nodig van de ‘goede Europeaan’.

Cohn-Bendit ziet een Europese identiteit geleidelijk groeien, juist als gevolg van gemeenschappelijke instituties en interacties. Kinderen hebben geen weet meer van de nationale munten, maar kopen hun ijsjes in euro’s. Binnen de WTO opereert de EU als een gesloten blok, met gemeenschappelijke belangen en een visie. Binnen en buiten de ILO verdedigt Europa de fundamentele arbeidsrechten; die vormen een onderdeel van de identiteit van Europa. Ook op het gebied van de moraal leidt de grensoverschrijdende uitwisseling tot meer eenheid. Binnen tien jaar heeft, na Parijs en Berlijn, ook Warschau een homoseksuele burgemeester.