Handel, niet hulp, is wat de allerarmsten nodig hebben, aldus Joshua Livestro in zijn tirade tegen de andersglobalisten (Algemeen Dagblad, 5 september). Een te simpele voorstelling van zaken. Hulp is wel degelijk onontbeerlijk. En vrijhandel volgens het recept van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is nog lang geen eerlijke handel.

De aarde telt ruim een miljard mensen die niet beschikken over schoon drinkwater of sanitaire voorzieningen. Zij zijn vatbaar voor allerlei ziekten, die niet alleen veel leed en sterfte veroorzaken, maar ook economische ontwikkeling in de weg staan. Binnen de Verenigde Naties is afgesproken om het aantal mensen zonder drinkwater of sanitair in tien jaar tijd te halveren. Daarvoor zijn tientallen miljarden nodig. De afschaffing van ontwikkelingshulp, zoals Livestro bepleit, zou een streep zetten door dit programma. Dat zou een regelrechte ramp zijn. Want de markt zorgt evenmin voor drinkwater en sanitaire voorzieningen, daar waar geen koopkrachtige vraag is.

Aan veel armen gaan de door Livestro geschetste zegeningen van de vrijhandel voorbij. Neem een land als Mexico, deze week gastheer van de Wereldhandelstop. De vrijhandel die de WTO nastreeft is hier al praktijk. Door het vrijhandelsakkoord tussen de Verenigde Staten, Canada, en Mexico is de economische ontwikkeling van Mexico ontwricht. Voordien had Mexico een stabiele economische groei van drie procent per jaar. Maar nu worden de Mexicaanse maïsboeren weggeconcurreerd door hun zwaar gesubsidieerde Amerikaanse collega's. Het platteland van Mexico ontvolkt en de hoofdstad loopt over van de werklozen. En Mexicanen die goederen willen exporteren naar de VS komen er vaak niet binnen. Californië heeft, op zich terecht, haar grens heeft gesloten voor stinkende vrachtauto's.

Hoe moet het dan wel? Voor verantwoorde globalisering moeten we inzetten op drie H's: handel, hulp en harde afspraken over sociaal-economische en milieuspelregels. De Europese Unie toont aan dat zo'n beleid kan werken. Dertig jaar geleden waren Griekenland, Spanje en Portugal nog arme landen. De toetreding tot de EU gaf hun de kans hun producten te exporteren. Zij ontvingen tientallen miljarden euro’s voor verbetering van de fysieke en sociale infrastructuur, en om de strenge Europese milieuregels na te kunnen leven. Op deze manier zijn Griekenland, Spanje en Portugal welvarende EU-leden geworden. Natuurlijk kan niet de hele wereld lid worden van de EU. Maar de trits van handel, hulp en harde afspraken zou ook centraal moeten staan in de wereldhandelsbesprekingen.

Investeringen door multinationals kunnen bijdragen aan de welvaart in ontwikkelingslanden. Maar de inwoners van die landen hebben evenveel recht op schone lucht als wij. Het Europees Parlement heeft op initiatief van GroenLinks bepleit dat Europese multinationals zich ook in hun fabrieken in arme landen aan de Europese milieunormen houden. Een bedrijf als Volkswagen toont in Brazilië aan dat dat kan. Maar op de Werelhandelstop in Cancun wordt alleen over handel gesproken, niet over milieu.

De debacles van het Amerikaanse Enron en ons eigen Ahold hebben aangetoond dat scherpe regels voor het financiële management van grote bedrijven hard nodig zijn. Maar ook daarover gaat het helaas niet in Cancun. Evenmin als over het aanpakken van monopolies zoals die van softwareproducent Microsoft. Zo wordt vrije handel geen eerlijke handel.

Een land als Birma maakt op grote schaal gebruik van dwangarbeid. In veel landen bestaan geen vrije vakbonden. Zolang de rechten van werknemers met voeten getreden kunnen worden is er geen sprake van een vrije, open wereldmarkt. Helaas zijn sociale spelregels onbespreekbaar binnen de WTO. Toen de Amerikaanse president Clinton er een lans voor brak op de Wereldhandelstop in Seattle in 1999 werd die top een flop. Maar de handel met bijvoorbeeld China zal pas eerlijk worden als ze daar ook vrije vakbonden hebben.

Sommige landen in Azië hebben zich ontwikkeld tot prominente spelers op de wereldmarkt. Denk aan Japan, Zuid-Korea en sinds kort Thailand. Deze landen hebben eerst jarenlang hun eigen industrie opgebouwd achter hoge tariefmuren, alvorens zij zich voor de wereldmarkt zijn gaan openen. Het is begrijpelijk dat er veel arme landen zijn die hun voorbeeld zouden willen volgen. Maar de vrijhandelsorthodoxie die binnen de WTO regeert maakt dit vrijwel onmogelijk. Ontwikkelingslanden moeten hun markten openen voordat zij er rijp voor zijn. Binnenlandse producenten worden vervolgens weggeconcurreerd, voordat zij zelf ook maar aan het exporteren van hun producten kunnen gaan denken.

Duurzame ontwikkeling is een complexe uitdaging. De aanpak van de WTO is veel te simpel. Dat is geen reden om stenen te gaan gooien in Cancun, dat ben ik met Livestro eens. Gelukkig zijn er ook andersglobalisten die de WTO bestrijden met argumenten. De handelsministers die zich in Cancun verzameld hebben zouden zich hun kritiek aan moeten trekken. Als handel, hulp en harde afspraken samengaan, schept het globaliseringsproces minder risico’s en meer kansen voor de allerarmsten.