Voorstanders van marktwerking willen al het treinverkeer in de Europese Unie liberaliseren. Eind oktober sprak een meerderheid van het Europees Parlement zich hiervoor uit. Die ondoordachte stellingname kan grote gevolgen hebben voor het Nederlandse spoor, dat net weer een beetje is bijgekomen van het mislukte liberaliseringsavontuur. Ook het kabinet-Balkenende, zo blijkt uit zijn bezuinigingsplannen voor het busvervoer, weigert lessen te trekken uit het falen van de markt.

Terwijl het Europarlement de brede discussie nog moet voeren over welke diensten Europa als 'publieke diensten' wil beschouwen, proberen de voorvechters van de vrije markt ondertussen de openbare dienstverlening stap voor stap te ontmantelen.
Zij hebben de eis om het personenvervoer per spoor uiterlijk in 2008 geheel open te stellen voor concurrentie door middel van een amendement toegevoegd aan de voorstellen van de Europese Commissie voor liberalisering van het goederenvervoer. Via deze achterdeur proberen de vrije-marktfanaten de liberalisering van het personenvervoer door te drukken. Zij willen dat er meerdere, particulieren maatschappijen met elkaar concurreren op het spoornet. Het gebruik van spoortrajecten wordt dan om de zoveel jaar aanbesteed. De goedkoopste aanbieder wint de aanbesteding. Voor een spooronderneming die in handen is van de overheid en die de belangen van de reiziger - goed en betaalbaar vervoer - voorop stelt, is in dat systeem geen plaats.

De Europese Commissie onderstreept steevast dat liberalisering lagere prijzen en een groter aanbod oplevert, maar weigert de mislukkingen deugdelijk te analyseren. Geen woord over het failliet van het Britse spoor waar deze liberalisering al is doorgevoerd, of over de problemen op de geliberaliseerde elektriciteitsmarkt, zoals regelmatige 'black-outs' en dumpingpraktijken van Franse en Duitse energiegiganten.

Als ook de Raad van Ministers de liberalisering van het personenvervoer accepteert, staat straks niet optimale dienstverlening voorop, maar felle concurrentie en kostenbesparing tot elke prijs. Ook in Nederland ging het rap die kant uit toen het Paarse kabinet besloot tot de verzelfstandiging van de NS. Door de dreigende marktwerking, met meerdere particuliere concurrenten op het spoor, moest de NS wel scherp in zijn kosten snijden. Nieuwe investeringen werden uitgesteld en onderhoud werd verwaarloosd. Met als gevolg enorme vertragingen, treinuitval, tekort aan materieel en grote problemen met de infrastructuur.

De Tweede Kamer dwong de minister tot ingrijpen: de NS kreeg weer het alleenrecht en bleef voor honderd procent in handen van de overheid. Alleen op enkele kleine spoorlijntjes rijden nu private spoorondernemingen, zoals Synthus in de Achterhoek en Arriva in het Noorden. Het hoofdnet blijft intact, en voorlopig in handen van de NS. Maar juist de exclusieve concessie aan de NS om tot 2015 op het hoofdnet het personenvervoer te verzorgen, komt op losse schroeven te staan als Europa vrije toegang tot het spoor eist.

Kern van het probleem bij liberalisering van het spoor en andere publieke diensten is dat de overheid liberalisering en privatisering vooral ziet als mogelijkheid om te bezuinigen. Omdat de verwachte efficiëntiewinst vaak uitblijft, leidt verzelfstandiging (NS) en privatisering (bus) in het openbaar vervoer tot uitholling van de dienstverlening.

Hoewel de Nederlandse regering haar grip op het spoor na het verzelfstandigingdebacle weer verstevigde, blijkt uit de jongste begroting van Verkeer en Waterstaat dat het openbaar vervoer opnieuw kind van de rekening wordt. Het kabinet-Balkenende bezuinigt fors op openbaar vervoer, met als argument dat de reeds ingevoerde marktwerking in het busvervoer tot een veel betere dienstverlening zal leiden. Helaas is dat een illusie. Recent onderzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wijst uit dat van efficiëntieverbetering nauwelijks sprake is, en dat de bezuinigingen tot hogere reistarieven en veel minder buslijnen zullen leiden. Te vrezen valt dat er buiten de grote steden binnenkort geen bus meer te vinden is.

GroenLinks zal daarom bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat, volgende week in de Tweede Kamer, een voorstel indienen om meer geld in het openbaar vervoer te steken. Daar zijn goede redenen voor. Openbaar vervoer voorziet in de mobiliteitsbehoefte van mensen zonder eigen vervoer. Het voorkomt verstikking van steden en wegen door een overdosis auto's. Het draagt bij aan een schoner leefmilieu. Het verzorgen van hoogwaardige openbaar-vervoersdiensten, ook wanneer de gebruikers niet volledig de kosten dekken, is een belangrijke verantwoordelijkheid van de overheid. GroenLinks legt zich, in tegenstelling tot het kabinet, niet neer bij de alleenheerschappij van de auto. GroenLinks geeft dan ook voorrang aan investeringen in het spoor boven extra asfalt of grotere zeesluizen bij IJmuiden.

Voor personenvervoer, per trein of per bus, is liberalisering een slecht recept. Hier moet het publieke belang voorop staan: een goede dienstverlening tegen aanvaardbare prijs, in plaats van markttoegang tot elke prijs. Te hopen valt dat zowel Brussel als Den Haag deze les trekken voordat het trein- en busvervoer aan marktwerking ten onder zijn gegaan.