Het recente voorstel van de Europese Commissie voor de financiering van de uitbreiding van de Europese Unie is een precaire evenwichtsoefening. De Commissie moest rekening houden met de regeringen van de huidige EU-landen, die het ideaal van het verenigde Europa met de mond belijden, maar niet bereid zijn om de portemonnee te trekken. De Commissie kon evenmin doof blijven voor de kandidaat-lidstaten, die gelijke behandeling eisen bij de verdeling van de landbouwsubsidies.

De Gelderlander, 20 februari 2002
Joost Lagendijk en Alexander de Roo

De voorbereiding
op het EU-lidmaatschap is voor de Midden- en Oost-Europese kandidaten
een pijnlijk proces. De sanering van de overheidsfinanciën en de
privatisering van staatsbedrijven hebben geleid tot werkloosheid en
armoede. De middelen die de EU beschikbaar stelt voor het lenigen van
deze sociale nood zijn zeer bescheiden. Alleen het uitzicht op
volwaardig EU-lidmaatschap kan de regeringen van de kandidaat-lidstaten
voldoende publiek draagvlak verschaffen voor de noodzakelijke
hervormingsmaatregelen. Het draagvlak bij Polen, Hongaren en andere
aspirant-EU-burgers voor het toetredingsproces wordt echter uitgehold,
nu het erop gaat lijken dat zij tweederangs burgers worden in de EU.
Eerst besloten de huidige EU-landen dat de burgers van de
kandidaat-lidstaten pas zeven jaar na toetreding het recht krijgen om
overal in de EU werk te zoeken. En nu proberen een aantal EU-landen,
Nederland, voorop, de boeren in de toekomstige EU-landen uit te sluiten
van de inkomenssteun die hun West-Europese collega's wel krijgen. De
regeringen van de kandidaat-lidstaten zijn wel gedwongen om fel te
protesteren tegen deze ongelijke behandeling. Anders lopen zij het
risico dat hun burgers, bij het referendum dat uiteindelijk over de
EU-toetreding zal beslissen, tegen Europa stemmen.

De Europese
Commissie onderkent dit risico. Daarom stelt zij voor om de
inkomenssteun in tien jaar stapsgewijs in te voeren voor boeren in de
kandidaat-lidstaten. Sommige Europese regeringen verzet zich tegen dit
voorstel. Zij beroepen zich op de meerjarenbegroting van de EU, die in
1999 tijdens de Europese Raad van Berlijn werd vastgesteld. Deze
voorziet niet in inkomenssteun voor de kandidaat-lidstaten. In Berlijn
konden de netto-betalers en netto-ontvangers onder de huidige EU-landen
alleen een compromis bereiken, door hun twistpunten rond de
financiering van de uitbreiding en de hervorming van de landbouw voor
zich uit te schuiven. De Top van Berlijn gold als een groot succes voor
het Paarse kabinet. De nieuwe meerjarenbegroting leverde Nederland een
contributiekorting op van meer dan 0,6 miljard euro. De politieke prijs
van dit financiële succes was echter hoog, zo blijkt uit een
reconstructie van de Berlijnse onderhandelingen die de journalist Jan
Werts in de Internationale Spectator (september 1999) publiceerde:
"Den
Haag beseft dat vooral Frankrijk de rekening zal moeten betalen. Het is
de premier die uiteindelijk 'deze bal moet inschieten'. Kok spreekt in
Berlijn hierover president Chirac en premier Jospin. Hij zegt hun toe
akkoord te gaan met het door Parijs dringend gevraagde uitstel van de
landbouwhervormingen. Nederlandse voorwaarde: dat de president de
korting […] voor Oostenrijk, Duitsland, Nederland en Zweden accepteert,
wat Frankrijk f 1,166 miljard kost. 'Met oogcontact tussen Kok en
Chirac', aldus een getuige, doet Kok later in de Europese Raad zijn
toezegging."

Met de knipoog van Kok liet Paars de kans voorbij
gaan om het EU-landbouwbeleid tijdig, vóór de uitbreiding, te
hervormen. Het huidige paarse protest tegen het compromisvoorstel van
de Commissie klinkt dan ook nogal hol. Den Haag wekt bovendien de
indruk dat de toekomstige lidstaten royaal bedeeld worden. Dat is
geenszins het geval. De Commissie respecteert het Berlijnse
begrotingsplafond. Daarom vloeit het geld dat wordt uitgespaard nu de
uitbreiding niet in 2002 plaatsvindt, zoals voorzien in Berlijn, maar
in 2004 - meer dan 15 miljard euro - terug naar de schatkisten van de
lidstaten. Het overblijvende bedrag voor de jaren tot en met 2006,
bijna 43 miljard, moet niet door zes, maar door tien nieuwe lidstaten
gedeeld worden, aangezien Letland, Litouwen, Slowakije en Malta zich
inmiddels ook lijken te kwalificeren voor de eerste uitbreidingsronde.
Dit steunbedrag zullen de nieuwe lidstaten bovendien deels zelf
opbrengen. Zij gaan immers ook contributie betalen aan Brussel.

Pas
na 2006 zal de rekening voor het landbouwbeleid gaan oplopen. De
impliciete boodschap van de Commissie aan de lidstaten is dan ook: hoe
langer jullie wachten met de hervorming van de landbouw, hoe duurder
die wordt. Die hervorming zal bovenal een vergroening moeten behelzen.
De wijze waarop de Commissie de steun voor de Midden- en Oost-Europese
boeren wil verdelen, bevat daarvoor een voorzichtige aanzet.
Het
huidige stelsel van inkomenssubsidies, per hectare en per dier, beloont
nog steeds kwantiteit in plaats van kwaliteit. Daarmee worden
verzuring, vermesting en dierenleed gesubsidieerd. De overschotten van
deze intensieve landbouw dumpt de EU met subsidies op de wereldmarkt.
Waarom richt de paarse bezuinigingsdrift zich niet op deze
exportsubsidies?
Het Europese landbouwbeleid heeft alleen toekomst
als we de subsidies voor boeren geleidelijk het karakter geven van
betalingen voor de publieke diensten die zij kunnen leveren: natuur,
landschap, open ruimte, waterberging, bosaanplant. Zo'n stelsel van
groene betalingen kan Gelderland en andere Nederlandse regio's mooier
maken. Het vergemakkelijkt tevens de inpassing van de
kandidaat-lidstaten. Nog is de landbouw in Polen extensief en rijk aan
natuurwaarden. De EU moet niet de vernietiging, maar het behoud hiervan
subsidiëren. Dan kan Polen zich straks ontwikkelen tot topproducent van
biologisch voedsel.

De Nederlandse regering dreigt de toetreding
van nieuwe lidstaten te blokkeren als het Europese landbouwbeleid niet
eerst hervormd wordt. Maar een Nederlands veto tegen de uitbreiding
brengt een vergroend landbouwbeleid niet dichterbij. De landen die op
landbouwgebied de status quo verdedigen, waaronder Frankrijk, lopen
helemaal niet warm voor de toetreding van nieuwe lidstaten. Uitstel van
de uitbreiding komt Parijs wel goed uit, zeker als het de zwarte piet
bij Den Haag kan leggen. Nederland moet niet de hakken in het zand
zetten, maar het voortouw nemen. Voor een hervormingsproject dat
smakelijker en veiliger voedsel oplevert, plus een aantrekkelijker
platteland, zijn ook in behoudzuchtige landen als Frankrijk
medestanders te vinden, zelfs onder boeren.

Joost Lagendijk en Alexander de Roo zijn lid van het Europees Parlement voor GroenLinks