Eurocommissaris Frits Bolkestein heeft zijn vertrek uit Brussel aangekondigd. Regeringspartijen CDA en VVD dragen opvolgers aan, zoals Onno Ruding en Neelie Kroes, die zich net als Bolkestein vooral op het Europa van de markt willen toeleggen. Maar de Europese Unie staat voor een andere uitdaging.

De gemeenschappelijke markt legde de basis voor de naoorlogse verzoening in Europa. De Europese integratie begon vijftig jaar geleden met afspraken over kolen en staal. Niet toevallig, want dat waren de hoofdingrediënten van de oorlogsvoering. Door de kolen- en staalproductie onder supranationaal toezicht te plaatsen, wilden de grondleggers van de Europese samenwerking de kans op een nieuwe oorlog verkleinen. De interne markt was een volgende stap in het proces van economische vervlechting. De landen van de EU zijn zo sterk van elkaar afhankelijk geworden dat oorlog ondenkbaar is geworden.

Maar de oorsprong van de EU, de gemeenschappelijke markt, is niet haar bestemming. Wat voormalige vijanden tot elkaar heeft gebracht – handel - kan vrienden uiteendrijven. Dat gebeurt wanneer de wetten van de markt worden opgedrongen aan maatschappelijke domeinen waar andere principes horen te regeren. Principes zoals rechtvaardigheid, betaalbaarheid, zekerheid en solidariteit. Voor de verwezenlijking van deze principes schiet marktwerking vaak tekort.

Dat blijkt nu Brussel – met enthousiaste steun van opeenvolgende Nederlandse regeringen – begonnen is met het liberaliseren van publieke voorzieningen. Een vrije energiemarkt, zo was de belofte, zou leiden tot lagere prijzen en betere dienstverlening. Maar inmiddels maakt Den Haag zich zorgen over stijgende prijzen en dreigende stroomtekorten. De in wetten en contracten vastgelegde waarborgen voor het publieke belang blijken keer op keer niet bestand tegen het opportunistische gedrag van op winst gerichte ondernemers.

Als het aan Bolkestein ligt, worden ook openbaar vervoer, drinkwater en gezondheidszorg aan de markt prijsgegeven. Maar met de uitverkoop van publieke voorzieningen, ter ‘voltooiing’ van de interne markt, maakt Brussel zich allesbehalve geliefd. Te meer daar de vrije circulatie van goederen, diensten en kapitaal een niet aflatende regelzucht oproept. Waarom zijn er Europese voorschriften voor het geluidsniveau van grasmaaiers? Niet uit bekommernis om onze trommelvliezen, maar omdat fabrikanten hun grasmaaiers moeilijk kunnen exporteren als elk land z’n eigen regels heeft tegen lawaai.

Europa dreigt haar legitimiteit te verliezen. Dat is het stokpaardje van Bolkestein; daarom moet de EU zich beperken tot haar kerntaken. Het is niet geloofwaardig dat juist de eurocommissaris voor de interne markt zich opwerpt als de aanklager van bureaucratie. Juist ten dienste van de markt, in antwoord op de wens van het bedrijfsleven om onbelemmerd te exporteren, heeft de EU honderden wetten gemaakt die vaak tot in het kleinste detail gaan. Diezelfde interne markt belet lidstaten ook nog eens om effectieve maatregelen te nemen ten gunste van milieu, natuur en dierenwelzijn, wanneer de vrije handel daardoor belemmerd wordt.

Door gretig in te spelen op het wantrouwen tegen Europa betoont Bolkestein zich een eigentijdse VVD-er. Die partij kan zich euroscepsis permitteren, want voor haar hoeft Europa niet meer te worden dan wat het nu is: een markt, met een muntunie voor het betalingsgemak. Voor een politieke unie lopen de liberalen niet warm. Een eigen bijdrage van Europa aan het oplossen van mondiale problemen? Alleen voorzover het handel betreft, zegt Bolkestein. “Wij vinden het verstandiger ons beleid af te stemmen op dat van de Verenigde Staten,” zo verklaarde onlangs zijn partijgenoot Hans van Baalen. Dan ben je gauw klaar met Europa. Dan komt het wel goed uit dat het enthousiasme voor de Europese integratie is ingezakt als gevolg van mislukte liberaliseringen en neoliberale regelzucht. Zo oogst de VVD met een eurosceptische campagne de weerzin tegen Europa die zij zelf heeft gezaaid.

Voor GroenLinks kan de basis van de EU, de markt, niet haar einddoel zijn. Het motief van de grondleggers van de Europese eenwording - ‘nooit meer oorlog’ – is actueler dan ooit. Weliswaar vormen de vijfentwintig EU-landen nu een permanente vredeszone, maar om ons heen blijft de Balkan een kruitvat, staat het Midden-Oosten in brand en wordt Afrika geteisterd door massavernietigingsziekten als aids. De aanpak van de bedreigingen kunnen we niet aan de Amerikanen overlaten. Hun spierballenpolitiek is contraproductief. De EU is, door haar ervaring met vreedzame samenwerking, beter toegerust voor het voorkomen en beheersen van gewelddadige conflicten. De instrumenten daarvoor – ontwikkelingshulp, handel, diplomatie en vredestroepen – zijn voorhanden. Wat ontbreekt is de wil om ze te benutten voor een gemeenschappelijke buitenlandse politiek. Tweederde van de Europese burgers vraagt daarom, maar hun politici blijven onmachtig of – zoals Bolkestein – onwillig.

De nieuwe Nederlandse eurocommissaris moet bijdragen aan een Europese rol op het wereldtoneel. Daarvoor hoeven we niet meteen de toekomstige post van Europees minister van Buitenlandse Zaken te claimen. Op het gebied van landbouw wacht de taak om door vergroening van het Brusselse subsidiebeleid de grieven van ontwikkelingslanden tegen de Europese dumpingpraktijken weg te nemen. De EU heeft immers de steun van ontwikkelingslanden nodig om het Kyoto-protocol, tegen Amerikaanse sabotagepogingen in, tot een werkzaam instrument tegen klimaatverandering te maken. Op het gebied van justitie ligt de uitdaging om een Europees migratiebeleid vorm te geven dat zowel de EU als ontwikkelingslanden tot voordeel strekt.

Wat willen we nog met Europa? Die vraag moet Den Haag beantwoorden vooraleer zij over de ‘poppetjes’ begint. Reden te meer om de opvolging van Bolkestein niet in de achterkamertjes te bedisselen, maar aan de Kamer voor te leggen.

Kathalijne Buitenweg en Joost Lagendijk zijn lid van het Europees Parlement voor GroenLinks

Publicatie: 'De  marktmeester van Europa - Vijf jaar Bolkestein in Brussel' (pdf)