Waar liggen de ultieme grenzen van de Europese Unie (EU)? Staat er een onzichtbare muur tussen West- en Oost-Europa, een mentale barrière waar het proces van uitbreiding van de Europese Unie halt zal houden? Over die kwestie ondervroegen de europarlementariërs Joost Lagendijk en Jan Marinus Wiersma de Poolse oud-minister van Buitenlandse Zaken Bronislaw Geremek.

Op de Top van Luxemburg in 1997 besloten de leiders van de lidstaten van de Europese Unie om toetredingsonderhandelingen te openen met Cyprus, Estland, Hongarije, Polen, Slovenië en de Tsjechische Republiek. Twee jaar later, op de Top van Helsinki, viel het besluit om ook onderhandelingen met Bulgarije, Letland, Litouwen, Malta, Roemenië en Slowakije te beginnen. Op dezelfde Top bevestigde de EU de status van Turkije als kandidaat-lidstaat van de Unie. Toetredingsonderhandelingen met dit land kunnen echter pas starten als het aan de Europese voorwaarden inzake democratie en mensenrechten voldoet.

In de straten van Helsinki demonstreerden inwoners van Oekraïne tevergeefs tegen de weigering van de EU om ook hun land uitzicht op lidmaatschap te geven.
Dat Polen en andere Midden-Europese kandidaat-lidstaten binnen enkele jaren tot de Europese Unie zullen toetreden, is vrijwel zeker. Maar hoe reëel is het Europese perspectief van Turkije? En mag Oekraïne hoop blijven koesteren? Is een Russisch EU-lidmaatschap voorstelbaar? Zelfs als deze landen ooit bereid en in staat zullen zijn om aan de voorwaarden van de EU te voldoen, dan nog is het de vraag of hun toetreding de spankracht van de EU niet te boven zou gaan. Kan de EU deze landen opnemen zonder dat haar doelstellingen verwateren?

Het vermogen van de Europese Unie om zich uit te breiden met nieuwe landen zal met name afhangen van de mate waarin de landen die binnenkort toetreden, zoals Polen, zich loyaal en constructief opstellen ten aanzien van de bestaande regels (het acquis communautaire) en de verdere ontwikkeling van de EU. Vandaar dat het interview met Geremek ook ingaat op de vraag in hoeverre Polen, twaalf jaar na de breuk met het communisme, EU-compatible is.

Westerse drempel
'Ik heb de indruk dat de Europese Unie de uitbreiding vooral als een technisch proces ziet. Naar mijn mening is de toetreding van Midden- en Oost-Europese landen een historische uitdaging. Het gaat niet slechts om de zoveelste uitbreiding van de EU, maar tevens om de eenwording van Europa. Daarbij rijst de vraag waar de grenzen van Europa liggen. Op deze vraag is geen universeel antwoord mogelijk. Elke Europese generatie moet de oostelijke grens van Europa opnieuw definiëren. De westelijke, noordelijke en zuidelijke grenzen van Europa zijn welbekend. De oostgrens wordt niet zozeer door de geografie als wel door de geschiedenis bepaald.
Ik aanvaard dat de besluiten van de Top van Helsinki de horizon van de EU-uitbreiding voor de duur van een generatie definiëren. Maar het is slecht om tegen landen die buiten het huidige uitbreidingsproces vallen te zeggen dat er voor hen geen plaats in de Unie geen plaats is. Zo had de EU geen nee tegen Oekraïne mogen zeggen, want Europa is een open concept.
Het is begrijpelijk dat de Europese Unie voorwaarden stelt aan de toetreders. Die criteria hebben betrekking op hun democratische rijpheid en hun niveau van economische ontwikkeling. De kandidaat-lidstaten die niet aan deze voorwaarden voldoen, moeten niet worden uitgesloten, maar geholpen. Dat is een kwestie van Europese solidariteit, die juist wordt belichaamd door de Structuurfondsen en de fondsen ter ondersteuning van de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Gemeenschap.

Rusland bevindt zich tussen het Westen en het Oosten. Het hoort deels bij Europa, deels bij Azië. Op basis van die ligging heeft Rusland geopolitieke ambities in beide continenten. In de geschiedenis van Rusland heeft altijd de droom van een opening naar het Westen bestaan. In de negentiende eeuw woedde het debat tussen slavofiele conservatieven en westers-geörienteerde pleitbezorgers van modernisering. Dit debat wordt nu, na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, in gewijzigde vorm voortgezet. Je kunt Vladimir Poetin, een voormalige KGB-kolonel, zien als een politicus die niet de Russische staat, maar wel de economie naar westers voorbeeld probeert te moderniseren. Mensen als wijlen Andrej Sacharov of de mensenrechtenactivist Sergej Kovaljov zetten zich juist in voor de verwestersing van de staat en de civiele maatschappij. Europa mag tegen geen van beide projecten nee zeggen. We moeten niet stellen dat er voor Rusland geen plaats in Europa is. Over toetreding van Rusland tot de EU gaat minstens een generatie heen, maar het moet een open kwestie blijven. Het antwoord wordt dan uiteindelijk bepaald door de vraag of Rusland de voorwaarden kan naleven die de EU aan kandidaat-leden stelt.

Ik zie de oostgrens van de Europese Unie dus als een open grens, in politiek en filosofisch opzicht. Dat is niet in tegenspraak met het Schengen-concept waarbij binnengrenzen dankzij beveiligde buitengrenzen worden opgeheven. Natuurlijk moet er aan de grenzen van de EU controle op alle vormen van smokkel plaatsvinden. Maar een veilige grens hoeft geen gesloten grens te zijn, zoals de Berlijnse Muur of de Oder-Neissegrens in de Koude Oorlog.
Toch is dat precies het soort grens dat mijn Oekraïense vrienden zien opdoemen wanneer Polen tot de Europese Unie toetreedt en een streng Europees visumregime hun dromen zou vernietigen. Het is aan de Polen om de EU een voorstel te doen voor het behoud van lokaal grensverkeer, waarbij eerlijke mensen kunnen blijven reizen. Gangsters vinden altijd wel hun weg over de grens. Ook de handhaving van lokale, kleinschalige handelsbetrekkingen tussen Polen en Oekraïne vereist een speciaal regime, met visa die voor een heel jaar worden afgegeven en meerdere grensoverschrijdingen mogelijk maken. Het is in het belang van de EU om te voorkomen dat haar oostgrens de gedaante aanneemt van de Rio Grande tussen de Verenigde Staten en Mexico.

De vraag of Turkije kan toetreden tot de Europese Unie is één van de moeilijkste uitdagingen voor de Europese Unie. Het debat gaat in feite over de ideologie van Europa. In Duitsland is, vooral onder christen-democraten, een discussie gaande over de vraag of Europa niet-christelijke religies kan omvatten. In zekere zin doen wij Polen niet mee aan dit debat. Er leeft bij ons een soort historische dankbaarheid jegens de Turken. Honderdtwintig jaar lang was Turkije het enige land dat weigerde de delingen van Polen te erkennen. Polen heeft bovendien de ervaring van het Gemenebest van de zestiende en zeventiende eeuw, waarin zowel katholieke als orthodoxe christenen, maar ook joden en moslims woonden. Feitelijk is dat de situatie waarin Frankrijk, Duitsland en andere Europese landen zich nu bevinden. De islam is al aanwezig in Europa. Daarom is het feit dat Turkije een land van moslims is, geen reden om het buiten de EU te houden.
De vraag is wel hoe ver de Europese solidariteit met Turkije reikt. Over tien jaar heeft dat land waarschijnlijk een bevolking van honderd miljoen mensen, die in economisch opzicht een grote achterstand zullen kennen. Dat zal een probleem worden.’

Mentale kloof
‘De toetreding van Polen en andere post-communistische landen boezemt de huidige inwoners van de Europese Unie reeds angsten in. Velen vrezen dat de uitbreiding hun welvaart en veiligheid zal aantasten. Toen we na 1989 in Midden-Europa democratische regimes schiepen, hadden we de droom dat we onmiddellijk opgenomen zouden worden in de Europese gemeenschap van naties. We zijn nu meer dan tien jaar verder en zien dat onze toetreding tot de Europese Unie nog steeds een omstreden kwestie is voor de elites en de publieke opinie in de EU. Dat slechts één op de drie Duitsers of Fransen de toetreding van Polen tot de EU steunt, is een teleurstelling voor de Polen. De toetreding van de landen van de Luxemburg-groep is behoorlijk goed voorbereid. Verder uitstel, door gebrek aan politieke wil, is niet aanvaardbaar.
Eens te meer blijkt dat de komende uitbreidingsronde een bijzondere is. Zij roept de vraag op waar het in de Europese Unie om draait: wat is de sociale en culturele basis van Europa? Ik ben nog steeds optimistisch. De besluitvorming zal snel de juiste kant opgaan.

De aarzelingen van de Europese Unie ten aanzien van Polens toetreding zijn deels gebaseerd op de vrees dat de EU hiermee een mentale kloof overschrijdt. De Koude Oorlog heeft West-Europa en Polen immers lange tijd van elkaar gescheiden. Verder terug in de geschiedenis zien velen ook nog eens een traditionele scheidslijn tussen West- en Oost-Europa lopen. Tegenover die vereenzelviging met Oost-Europa stellen wij ons concept van een Midden-Europa, met haar eigen economische structuren en politieke patronen. Uiteindelijk is dat Midden-Europa gebaseerd op dezelfde concepten van markt, staat en civiele maatschappij als West-Europa. Kijk alleen maar naar het aantal niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) dat na 1989 in Polen is ontstaan. In Oost-Europa, in Rusland, domineerde een ander concept van economie, ontbrak de civiele maatschappij en had de staat - de tsaar - een bijzondere rol. Daaruit ontstond inderdaad een afwijkende mentaliteit.

Het verschil tussen de parlementaire systemen die in Midden-Europa zijn ontstaan en de presidentiële trends die zich verder naar het Oosten ontwikkelen, is terug te voeren op dit verschil in mentaliteit. Presidenten als Leonid Koetsjma in Oekraïne, Aleksandr Loekasjenko in Wit-Rusland en Poetin in Rusland zijn te vergelijken met de secretarissen-generaal van de vroegere communistische partijen. Ze zijn niet aan parlementaire controle onderworpen. Ondanks deze historische continuïteit ben ik, als historicus en politicus, verbaasd over de mentaliteitsveranderingen die in korte tijd zijn opgetreden. Er is een wederopleving van democratische tradities in Rusland. De jongere generatie denkt in democratische termen. De vraag ‘wie zal de verkiezingen winnen?’, werd vroeger nooit gesteld. Het democratische erfgoed in Oost-Europa mag dan wel marginaal zijn, en zeker niet bepalend voor de huidige staatsvorm, het bestaat nog wel.’

Nieuwe Ostpolitik
‘Of de democratie in Rusland daadwerkelijk een kans krijgt, is mede afhankelijk van de vraag of de Europese Unie een nieuwe Ostpolitik weet te ontwikkelen. Ik heb soms de indruk dat het Westen Wit-Rusland en Oekraïne liever onder Russische overheersing ziet. Dan ontstaat er tenminste een duidelijke situatie, met één aanspreekpunt in het Oosten, te weten Moskou.
Naar mijn mening behoort Oekraïne niet tot Rusland. Wit-Rusland wellicht evenmin. Als Oekraïne niet voldoende nationale onafhankelijkheid ten opzichte van Rusland weet te bewaren, zal het democratiseringsproces in Rusland kansloos zijn. Immers, het beleid van Poetin is gericht op wederopleving van de imperiale idee. Het lot van deze idee hangt af van de situatie in Oekraïne. Er is geen Russisch Rijk zonder Oekraïne!
Ook Wit-Rusland is geen hopeloos geval. Het Belgrado-scenario is denkbaar in Minsk. In Servië was de maatschappij ook passief, maar daar kwam binnen een week verandering in, zowel in 1996 als in 2000. De tweede keer moest Slobodan Milosevic aftreden. Waarom zou hetzelfde niet met Loekasjenko kunnen gebeuren? De oppositie in Wit-Rusland was lange tijd marginaal, maar toen ze eindelijk demonstraties begon te organiseren, groeide die snel van een handvol deelnemers tot duizenden betogers.

Het is de taak van de Europese Unie om de hoop van de Oekraïners en Wit-Russen in stand te houden. Als zij de deur definitief voor deze landen dichtgooit, zullen die zich tot Rusland wenden. Nu al formuleert de EU vooral eisen aan Kiev en Minsk, terwijl de Russen met echte hulp over de brug komen. Het is geen kwestie van toetreding tot de EU, maar van het niet vernietigen van aspiraties.
Ik geef toe dat mijn visie op Oekraïne en Wit-Rusland misschien erg Pools is. Polen wil geen frontstaat van de Europese Unie zijn, die meer dan anderen is blootgesteld aan de onzekere toekomst die het Oosten belichaamt. Maar het gaat niet alleen om onze eigen veiligheid. Gedeelde veiligheid gaat namelijk verder dan de grenzen van de EU.
Als Oekraïne onafhankelijk blijft en als Loekasjenko dezelfde weg als Milosevic gaat, dan krijgt de democratie in Rusland een kans. Een dergelijke evolutie zie ik niet optreden als Poetins autoritaire filosofie verwezenlijkt wordt. In zijn kantoor hangt slechts één schilderij: van tsaar Peter de Grote. Waarvan droomde Peter de Grote? Van de modernisering van de economie en van de opbouw van militaire kracht, maar onder een absoluut autocratisch regime.
Tot nu toe heb ik geen Ostpolitik van de Europese Unie kunnen ontwaren. Zo’n politiek zou op z’n minst een antwoord moeten geven op de vraag wat nu voorop moet staan: Rusland of de democratie? In mijn opvatting zou een Russisch Rijk een gevaar zijn voor zowel de EU als het Russische volk. De toekomst van Rusland hangt af van de zwakke tendens naar democratie en respect voor de mensenrechten.’

Aanpassingen
‘Anders dan Rusland is Polen erin geslaagd zijn overheid, zijn economie en zijn kerk te moderniseren.
Het nemen van besluiten vormde vroeger een probleem voor overheidsfunctionarissen. Het was riskant, je kon ervoor worden gestraft. Het was beter af te wachten tot het Centraal Comité van de Communistische Partij de knopen doorhakte.
Deze mentaliteit is op de terugtocht onder invloed van de markteconomie. De historicus Fernand Braudel, mijn leermeester, hield niet van het kapitalisme, maar was dol op de markt. Kapitalisme is speculatie, de markt staat voor vrijheid en persoonlijk initiatief. In Polen werkt de markt fantastisch en dat heeft invloed op onze gewoonten. Zelfs onze mentaliteit is in korte tijd veranderd.

Het eerste decennium na 1989 was absoluut succesvol. Maar nu, in het tweede decennium, moeten we ons nog sterker op het functioneren van de overheid richten. De prioriteit daarbij is de bestrijding van corruptie.
Het gaat te ver om te stellen dat we nog steeds bezig zijn ons te ontdoen van de erfenis van het verleden. Ik denk dat we voor nieuwe uitdagingen staan. Om het acquis van de Europese Unie ten uitvoer te brengen, moesten we maar liefst 200 wetten op economisch gebied veranderen. Dat dwong ons ook te discussiëren over de aanpak van corruptie. Het toetredingsproces geeft ons nieuwe instrumenten tegen corruptie. Ik denk dat dergelijke praktijken niet kunnen worden voortgezet na onze toetreding tot de EU.
Een probleem dat mij echter meer bezighoudt, is de bureaucratisering van de Poolse overheid. Brussel geeft niet bepaald het goede voorbeeld.
In het Poolse politieke debat zouden de thema’s corruptie en transparantie centraal staan als de werkloosheid ons niet zo bezighield. Slechts een deel van de maatschappij kan de kansen van de markteconomie benutten.

Polen heeft al een deel van de welvaartskloof met de Europese Unie gedicht. We staan nu op 40 procent van het EU-gemiddelde. Vroeger was het verschil veel dramatischer. Zo mocht ik toen ik voor het eerst naar het buitenland ging vijf dollar meenemen.
Ondanks de welvaartsgroei nemen de armoede en de inkomensverschillen toe. Dat voedt een zekere nostalgie naar het oude systeem met zijn gebrek aan sociale contrasten. Het leven was moeilijk onder het communisme, maar het bood tenminste zekerheid en een eerlijke verdeling van de armoede.
De populistische krachten die deze nostalgie exploiteren, spelen vooralsnog een marginale rol in Polen. We hebben geen communistische partij meer en de voormalige communisten aanvaarden de markteconomie. Maar een deel van hun kiezers, vooral de gepensioneerden, hoopt op een soort van terugkeer naar de goede oude tijd. Voor de Poolse houding tegenover de Europese Unie heeft dat overigens geen gevolgen. Het is een binnenlands probleem.

Ook de Poolse katholieke kerk heeft zich aan moderne tijden aangepast. Natuurlijk is Polen nog steeds zwaar katholiek. Vergeet niet dat de kerk in Polen altijd aan de kant van het volk stond. We hadden hier geen huwelijk tussen het zwaard en de wijwaterkwast, zoals dat in Rusland het geval was. De Poolse kerk verdedigde de vrijheid tegenover de bezetters. Vandaar dat zij nog steeds een belangrijke rol speelt. Maar er is geen sprake meer van een monolithisch systeem. De traditie van conservatief katholicisme was verbonden met de plattelandssamenleving. De structuur van de maatschappij verandert nu.
Abortus, waar we na 1989 zeer moeilijke discussies over hadden, vormt inmiddels geen ideologisch probleem meer en homoseksuelen die vroeger als misdadigers werden beschouwd, worden nu geaccepteerd. De kerk organiseert speciale zorg voor hen, maar het homohuwelijk is natuurlijk nog vele stappen te ver. Ook heeft een deel van de Poolse maatschappij problemen met de Nederlandse euthanasiewetgeving. Maar het traditionele conservatisme van het katholieke Polen mag niet worden overdreven.
De afgelopen jaren heeft de kerk moeten accepteren dat zij in sociale en politieke kwesties alleen een spirituele rol kan spelen. Zij verzet zich niet langer tegen het streven naar aansluiting bij de Europese Unie. De argwaan van de clerus tegen de Europese samenleving en haar permissieve karakter is aan het verdwijnen. Het bezoek van de Poolse bisschoppen aan Brussel, twee jaar geleden, speelde daarbij een belangrijke rol. Dat bezoek was een fascinerende ervaring voor de prelaten. Na afloop zeiden ze dat ze Europa als hun tweede huis beschouwden. Inmiddels hebben alle katholieke universiteiten instituten voor Europese studies.’

Federaal Europa
‘Het debat over de toekomst van de Europese Unie, waarin tal van federalistische voorstellen worden gelanceerd, stelt ons voor problemen. De nationale soevereiniteit en waardigheid zijn gevoelige zaken voor de Polen. Bij het referendum over de toetreding tot de EU moeten politici de burgers ervan zien te overtuigen dat Polen een deel van zijn soevereiniteit moet opofferen om zijn onafhankelijkheid te behouden. Dat is vooral een kwestie van politieke techniek.
Polen wil geen lid van een Volkerenbond worden, maar van een echte Gemeenschap. Daarover heerst consensus onder politici. Polen zal dan ook altijd steun verlenen aan de méthode communautaire. Als jonge democratie zijn we gevoelig voor zaken als burgerschap en de rol van het parlement. We benadrukken het belang van NGO’s en de ‘derde sector’ in de politieke architectuur van Europa. We zullen ons niet verzetten tegen verdieping van de Europese Unie.
Mij persoonlijk spreken de ideeën van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer wel aan. Ik houd alleen niet van zijn woordkeuze. Een ‘federale staat’ als einddoel van de verdieping van de EU roept vragen op. Federaal in welke zin? Volgens het Duitse of het Amerikaanse model? We moeten misschien voor de EU een nieuwe beschrijving vinden, haar niet reduceren tot bestaande modellen. Zie het als een proces. Voor ons Polen is de naam ‘Gemeenschap’, zoals in Europese Gemeenschap, de meest begrijpelijke term.

Er bestaat een soort afspraak tussen de Poolse politici om niet deel te nemen aan het debat over de toekomst van de Europese Unie. We zeggen liever ja tegen de Britten, ja tegen de Fransen, ja tegen de Duitsers enzovoorts. Want het verdrag over onze toetreding tot de EU moet straks worden geratificeerd door de vijftien parlementen van de EU-lidstaten en door het Europees Parlement. Maar ik geloof dat de tijd komt om aan het debat deel te nemen. Met vier andere politici, die samen vijf partijen vertegenwoordigen, heb ik een memorandum geschreven, waarin we ja zeggen tegen het Fischer-debat. We hebben echter besloten de publicatie ervan uit te stellen, om te voorkomen dat onze partijen erop worden aangesproken. In september zijn er immers verkiezingen in Polen. We willen de Europese kwestie niet in de verkiezingsstrijd inbrengen, want dan dreigt het debat in negatieve termen te worden gevoerd.
Na de verkiezingen moeten we in Polen het debat beginnen over de vraag hoe ‘onze’ Gemeenschap er uitziet. In een dergelijk debat zullen de Polen zich uitspreken als ware Europeanen. Als voorstanders van een sterke Unie met een sterk Europees Parlement, een sterke Commissie en een eigen veiligheidsbeleid. Nogmaals: het is ondenkbaar dat Polen zich zou verzetten tegen de verdieping van de EU. Dat geldt ook voor Hongarije, Slowakije en de Tsjechische Republiek.
In de onderhandelingen met de Europese Unie over onze toetreding bevinden we ons in een zwakke positie. Wij zijn degenen die lid willen worden van de club. Dus vraagt de club ons of we haar regels aanvaarden, of we bereid zijn de prijs van het lidmaatschap te betalen enzovoorts. Dat is normaal. De EU wil dat we ons huiswerk doen. De onderhandelingen daarover hebben hun eigen techniek. Dat moeten we in Polen proberen te begrijpen.
We zien dat de Europese Unie van goede wil is. Maar, om het ondiplomatiek te formuleren: de EU benadert ons altijd als vragende partij, niet als partner. De Verenigde Staten beschouwen ons soms wel als partner. Washington heeft belang bij een goede relatie met de vroegere communistische landen, maar betaalt er niets voor. Dat geeft de Europeanen weer het gevoel dat zij voor ons moeten opdraaien.

Het is voor Poolse politici aanlokkelijk om Brussel overal de schuld van te geven, maar dat mogen we niet doen. Het zou niet goed zijn voor de uitkomst van het referendum over de toetreding tot de EU.’

Joost Lagendijk (GroenLinks) en Jan Marinus Wiersma (PvdA) zijn beiden lid van het Europees Parlement. In november verschijnt bij Uitgeverij Balans hun boek 'Brussel - Warschau - Kiev, op zoek naar de grenzen van de Europese Unie'.

Uit het Engels vertaald door Richard Wouters.

Links
- Achtergrondinformatie bij Geremek
- Homepage Geremek