Voor het geweld in het Midden-Oosten is niet één schuldige aan te wijzen. Zowel de aanslagen door de Palestijnen als ook de acties van het Israëlische leger wakkeren het conflict telkens weer aan. Sinds het bezoek van Ariel Sharon aan de Tempelberg vorig jaar zijn meer dan vijfhonderd doden gevallen, is infrastructuur verwoest en het dagelijkse leven verstoord. Maar niet alleen het geweld staat een hervatting van het vredesproces in de weg.

Israël blijft haar nederzettingen uitbreiden en houdt de Palestijnse gebieden door een economische blokkade in de wurggreep. Europa moet de druk op de Israëlische regering opvoeren, wil zij beide landen terug aan de onderhandelingstafel krijgen.
De EU heeft hiervoor twee concrete mogelijkheden. Beiden hebben te maken met het handelsakkoord tussen de Unie en Israël, ook het associatieverdrag genoemd. Dit akkoord voorziet in vrijhandel in industriële en landbouwproducten en in samenwerking op tal van gebieden. Israël is gevoelig voor belemmeringen van de handel met de EU. Meer dan een kwart van alle Israëlische exporten gaat naar de EU-lidstaten. Het opschorten van het associatieverdrag is dan ook een krachtig drukmiddel.

Een reden voor het (gedeeltelijk) opschorten van het associatieverdrag zou kunnen zijn dat één van de partijen de het verdrag ten grondslag liggende regels schendt. Hierbij komt met name de mensenrechtenclausule in beeld. Artikel 2 verklaart dat het akkoord is gebaseerd op het respect voor de mensenrechten en democratische principes. Amnesty International beschouwt het buitensporige geweld dat Israël toepast op Palestijnse burgerdoelen, waaronder woonwijken, scholen en ziekenhuizen als schending van de mensenrechten. De EU zou in het kader van het associatieverdrag kunnen eisen dat Israël onmiddellijk afziet van buitenproportionele militaire acties. Gebeurt dit niet binnen een bepaald termijn, dan zouden sanctiemaatregelen moeten worden overwogen. Deze zouden ook de politieke druk op Israël verhogen om alles in het werk te zetten voor een toenadering tot de Palestijnen.
De andere mogelijkheid voor een kritisch signaal is de rechtmatige toepassing van de ´rules of origin´ regels. Door het vrijhandelsakkoord hoeft Israël voor Israëlische producten op de Europese markt geen invoerheffingen te betalen. Dit geldt echter niet voor goederen uit de bezette gebieden. Al sinds 1998 verklaren de Israëlische autoriteiten dat zij deze producten ook als zijnde ´Made in Israël´ naar de EU exporteren. Technisch gezien is hier sprake van fraude. Politiek is er veel meer aan de hand.
Israël probeert door deze praktijken een feitelijke situatie te scheppen voor het territorium dat in de toekomst de staat Israël - en niet de staat Palestina - zal uitmaken. De nederzettingen zijn volgens het internationaal recht illegaal. Maar niet alleen dat, zij vormen hét obstakel voor vrede in het Midden-Oosten.

De Europese Commissie heeft al verschillende malen gesteld dat zij deze interpretatie van de ´rules of origin´ ziet als schending van het handelsakkoord. Hieruit moet zij eindelijk consequenties trekken. Het Europees Parlement heeft de Commissie en de lidstaten opgeroepen om elke acceptatie van het illegale nederzettingenbeleid tegen te gaan en op de Israëlische overtreding van het handelsverdrag te reageren. Deze reactie moet tweeledig zijn: een duidelijke uitspraak in het associatiecomité, dat over de uitvoering van het akkoord waakt, en een instructie aan de douanediensten van de lidstaten om de betrokken producten terug te sturen en een boete op te leggen aan de exporteur.
Daarnaast moet het associatiecomité ook de belemmering van de handel van Palestijnse producten door Israël aan de orde stellen. Het kan gewoon niet zo verder dat Israël de Palestijnse gebieden afgrendelt, landbouwgronden vernielt en belastingopbrengsten achterhoudt, terwijl Europa de hele handel blijft bevorderen.

De verharde posities van de Palestijnse autoriteiten en de Israëlische regering maken bemiddeling van buiten noodzakelijk. Europa kan, en moet, een grotere rol gaan spelen om het vredesproces weer op gang te brengen. Daarbij moet een evenwichtige benadering worden gekozen. De EU moet de Palestijnse Autoriteit erop blijven wijzen dat het in haar verantwoordelijkheid ligt de aanslagen op burgers te voorkomen.
De nadruk van de Europese aanpak moet echter op de naleving van het associatieverdrag met Israël komen te liggen. Het verdrag voorziet uitdrukkelijk in de koppeling van economische en politieke samenwerking tussen de EU en Israël. Beide partners hebben de mogelijkheid om de andere partij aan te spreken op haar beleid. Als de EU geen consequenties verbindt aan de schending van essentiële elementen van het associatieverdrag, dan blijft haar mensenrechtenbeleid voor het Midden-Oosten een dode letter. Dan maakt Europa zich niet alleen ongeloofwaardig als rechtsgemeenschap maar ook medeplichtig aan het aanhoudende conflict.