Krijgen de inwoners van Midden- en Oost-Europa, wanneer zij EU-burgers worden, het recht om te werken in de hele Europese Unie? Die kwestie wordt de komende maanden een heet hangijzer in de onderhandelingen tussen de EU-landen en de kandidaat-lidstaten. Vlak voor Kerstmis nam de Duitse Bondskanselier Gerhard Schröder stelling. In de Oost-Beierse grensstreek Oberpfalz hield hij een pleidooi om inwoners van nieuwe EU-lidstaten tot minstens 2010 te weren van de Europese arbeidsmarkt. Met deze eigenaardige variant op de Kerstgedachte speelt Schröder in op de angst van veel Duitsers voor massale arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa. De sociaal-democratische Bondskanselier maakt zich op voor een slag met de christen-democraten om de onderbuik van de kiezer.

 Als niet de populist Schröder, maar de staatsman Schröder gesproken had in Oberpfalz, dan had zijn redevoering als volgt kunnen luiden:

"Landgenoten,

Op de Eurotop van Nice heeft de Bondsrepubliek de invloed gekregen die past bij haar inwonertal. De Europese partners hebben ons erkend als 'grootste onder gelijken'. Die positie brengt verantwoordelijkheden met zich mee. Het vertrouwen dat ons in Nice geschonken is, blijft slechts behouden als wij Brussel niet tot een dependance van Berlijn proberen te maken. Duitsland zal opkomen voor haar belangen, maar niet ten koste van Europa. Want het grootste Duitse belang is Europa zelf. Een ongedeeld Europa, gebouwd op de fundamenten van democratie en rechtsstaat.

In Nice hebben we het ongedeelde Europa dichterbij gebracht. Binnen de Europese instellingen is voortaan een plek gereserveerd voor elk van de tien kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa, alsmede voor Cyprus en Malta. Het verdelen van stemmen en zetels ging niet zonder strijd. Mede daarom heeft de vraag hoe besluitvaardigheid en democratische controle in een grotere Unie kunnen worden veiliggesteld, onvoldoende aandacht gehad. Op die kwestie zullen we terugkomen. Wel is in Nice het EU-grondrechtenhandvest ondertekend. Een initiatief van vice-kanselier Joschka Fischer, dat onder leiding van een andere Duitser, oud-president Roman Herzog, tot een goed einde is gebracht.

De Bondsregering neemt dit handvest serieus. Het is de opmaat tot de Europese grondwet die ons voor ogen staat.

Het handvest bepaalt onder meer dat iedere EU-burger het recht heeft te werken in elke lidstaat. U vraagt zich nu af: Geldt dat recht ook voor onze Poolse buren als zij straks EU-burgers zijn? Geldt dat recht dan ook in Duitsland? Ja, zo moet het antwoord luiden. Een ontkennend antwoord zou zowel het grondrechtenhandvest ondermijnen als de EU-uitbreiding op het spel zetten. De Bondsregering zal zich dan ook niet verzetten tegen het vrij werknemersverkeer voor Midden- en Oost-Europeanen.

Wij hebben goed geluisterd naar de regeringen van de kandidaat-lidstaten, die een tweederangs EU-lidmaatschap afwijzen. Ook de wetenschap is ons behulpzaam geweest bij onze stellingname. Alle studies wijzen uit dat de Duitse arbeidsmarkt niet overspoeld zal worden door armoedzaaiers uit het oosten. Juist het EU-lidmaatschap en het daarmee verbonden uitzicht op grotere welvaart in eigen land zal hen ervan weerhouden huis en haard te verlaten. Alleen de meest ongeduldige en ondernemende types zullen, vooral in het begin, hun nieuwe vrijheid willen beproeven. Twee-derde van hen zal zich in Duitsland vestigen. Als alle kandidaat-lidstaten tegelijk tot de EU toetreden – wat onwaarschijnlijk is – gaat het om naar schatting 80.000 werknemers per jaar. Geen peuleschil, maar voor een land met 80 miljoen inwoners ook geen invasie. De meeste nieuwkomers gaan bovendien aan de slag in sectoren waar zij nodig zijn. De banen waarvoor wij Duitsers ons te goed voelen, of juist niet goed genoeg zijn opgeleid. Daarmee zullen de arbeidsmigranten een impuls geven aan onze economische groei. We zullen het nog betreuren als straks blijkt dat twee-derde van hen binnen drie jaar weer terugkeert naar huis, zoals sommige onderzoekers voorspellen.

'Genosse der Bosse', ik hoor het de vakbondsleden onder u al mompelen. Met de komst van Polen, Hongaren en ander vreemd werkvolk kunnen werkgevers putten uit een ruimer arbeidsreservoir. Dat drukt de lonen. Inderdaad kameraden, ergens achter de komma zal de arbeidsmigratie effect hebben op de loonstijging. Maar daar staat tegenover dat het huidige vraagstuk van de illegale arbeid door Midden- en Oost-Europeanen wordt opgelost als we hen tot legale werknemers maken.

Om de kans dat er sociale dumping bedreven wordt met de nieuwkomers nog verder te verkleinen, doe ik het volgende aanbod aan de vakbonden: laten we samen bezien hoe we de gaten in ons systeem van sociale bescherming kunnen dichten. Veel van onze buurlanden kennen een wettelijk minimumloon; CAO's worden er door de regering verbindend verklaard voor alle bedrijven in de betreffende sector. Met dergelijke innovaties, plus adequaat toezicht, kunnen we in Duitsland het risico verkleinen dat werkgevers de migranten lange dagen laten maken tegen een hongerloontje. Het voorkomen van uitbuiting van de nieuwkomers is zowel in hun belang als in het uwe.

In de streken die grenzen aan Polen en Tsjechië zal het effect van het grensoverschrijdend werknemersverkeer sterker gevoeld worden dan elders in Duitsland. Dat valt niet te ontkennen, en juist daarom ben ik vandaag in de Oberpfalz. Ik wil u ervan te overtuigen dat de Bondsregering u niet aan uw lot overlaat. In Nice hebben we bedongen dat de Europese Commissie een speciaal programma gaat opstellen voor de Duitse, Oostenrijkse en Italiaanse regio's die grenzen aan de kandidaat-lidstaten. Met geld uit Brussel en Berlijn zullen we het concurrentievermogen van Oberpfalz en andere grensstreken versterken. Voor de banen die worden ingenomen door Polen en Tsjechen komen andere, betere banen in de plaats. Deze structuurverandering zal zich niet pijnloos voltrekken. Maar laten we niet vergeten dat juist de grensregio's het meest te winnen hebben bij de EU-uitbreiding. Zij rukken op van de periferie naar het centrum van de Europese markt.

Het is in het belang van de grensregio's dat de aanpassing van de arbeidsmarkt aan de migratie uit Midden- en Oost-Europa geleidelijk verloopt. We moeten bovendien bedenken dat deze aanpassing het makkelijkst is in een periode van hoogconjunctuur, zoals we die nu kennen. Op grond van deze overwegingen zullen we onze Europese partners voorstellen om reeds in 2001 te beginnen met een ruimhartiger arbeidsmigratiebeleid. Ook in andere EU-landen ontwikkelt men dergelijke gedachten. De Nederlandse SER wil voorrang geven aan Midden- en Oost-Europeanen bij het vervullen van vacatures waarvoor geen Nederlanders of EU-burgers te krijgen zijn. Een sympathiek voorstel, maar nog tezeer gericht op het eigenbelang. Ik wil een stap verder gaan. Een geleidelijke liberalisering van het werknemersverkeer vergt dat we tussen nu en 2004, het jaar van de eerste toetredingen, een jaarlijks groeiend quotum aan werknemers uit de kandidaat-lidstaten vrije toegang geven tot de Europese arbeidsmarkt. Laten we beginnen met 40.000 werkzoekenden in 2001. Misschien zal blijken dat de quota niet eens vollopen. Dan kunnen ze worden afgeschaft en zal het vrije werknemersverkeer al voor 2004 verwezenlijkt zijn.

Herr Bundeskanzler, zegt u nu bezorgd, u bent bezig de volgende verkiezingen te verliezen. We zullen zien. Begin 2000 ageerden de christen-democraten in de deelstaat Noordrijn-Westfalen tegen ons initiatief een 'green card' in te voeren voor computerspecialisten uit India en andere verre oorden. We hebben die xenofobe campagne - "Kinder statt Inder" – toen weerstaan. Als de oppositie in 2002 electorale strijd wil voeren over de ruggen van Midden- en Oost-Europeanen, dan heeft zij kennelijk niets geleerd. Dat is haar probleem. De Bondsregering zal haar beleid met kracht verdedigen, juist ook in de grensstreken. Laat de oppositie eens kijken wie haar bondgenoten zijn in Europa: Wolfgang Schüssel en Jörg Haider in Oostenrijk, Umberto Bossi in Italië. Ik wens haar betere vrienden toe."

Theo Bouwman en Joost Lagendijk zijn lid van het Europees Parlement voor GroenLink