Zware, grensoverschrijdende criminaliteit kan alleen in Europees verband worden bestreden. De bezwaren van GroenLinks tegen het Europese arrestatiebevel zijn dan ook niet principieel van aard, maar berusten op het ontbreken van rechtswaarborgen voor burgers.

Terecht signaleert Ronald Plasterk in zijn column (Forum, 7 december) dat GroenLinks zich verzet tegen het Europees arrestatiebevel. Hoewel hij deze beslissing lijkt te ondersteunen, dicht hij ons daarbij helaas het verkeerde motief toe. Volgens hem leidt de confrontatie met de politieke realiteit ertoe dat wij ons van euro-enthousiastelingen plotseling zouden bekeren tot eurosceptici. Terecht, vindt hij, want het EU-arrestatiebevel zou een wake up call voor politici moeten zijn om zich te keren tegen te vergaande bevoegdheden van de Europese Unie.
Wij moeten hem teleurstellen. GroenLinks maakt deel uit van een Europese beweging die de vorming van een democratische rechtsstaat op Europees niveau nastreeft. Wel binden wij dit aan de voorwaarde van subsidiariteit: de EU moet zich slechts ontfermen over inbreuken op de rechtsstaat als meerdere landen er door worden gedupeerd en er Europese belangen in het geding zijn. Kleine en veel voorkomende criminaliteit kan zonder uitzondering door nationale rechters worden beoordeeld. Maar met name voor de bestrijding van zware en grensoverschrijdende criminaliteit zou er in Europa een strafrechtsstelsel moeten ontstaan dat aan de uitvoerende Europese en nationale diensten de bevoegdheden geeft om te kunnen opsporen en vervolgen.
Een democratische rechtsstaat behoort echter meer te zijn dan een bureaucratisch apparaat van rechtshandhaving. Voorafgaand aan de vestiging van repressieve instituties moeten er dan ook rechtswaarborgen worden geschapen voor burgers. En daaraan ontbreekt het op dit moment ten ene male. Het EU-arrestatiebevel is voor ons onacceptabel, niet vanwege de uitholling van de nationale soevereiniteit, maar omdat de bescherming van burgerrechten op Europees niveau achterwege blijft. Zoals Plasterk zelf opmerkt, is dit zeker in het licht van de uitbreiding van de Europese Unie een zorgwekkende lacune.
Wij hadden het arrestatiebevel kunnen aanvaarden als dit was voorafgegaan door de vestiging van Europees aanvaarde minimumnormen voor de strafprocedure. Dit betekent dat overdracht van verdachten alleen mogelijk zou zijn als de betrokken lidstaten zich hebben gebonden aan normen voor bijvoorbeeld voorlopige hechtenis en het gebruik van dwangmiddelen (plaatsen van telefoontaps, afname van DNA, fouillering etc.) Het zou eveneens betekenen dat in die lidstaten vergelijkbare strafregimes bestaan en de opgelegde straffen begrensd zijn door Europees vastgestelde strafmaxima.
Bij het ontbreken van minimumnormen voor de omgang met verdachten is het niet denkbeeldig dat een verdachte van een delict dat in de ene lidstaat licht wordt bestraft, in de andere lidstaat wordt blootgesteld aan langdurige voorlopige hechtenis en een hoge gevangenisstraf. Het veronderstelde vertrouwen in elkaars strafstelsels dat ten grondslag ligt aan het arrestatiebevel dient dan ook tot uitdrukking te komen in de huldiging, door alle lidstaten, van Europese maatstaven van burgerrechtenbescherming.
Het is verleidelijk om bij het ontbreken hiervan de nationale soevereiniteit weer voorop te stellen en alle Europese voorstellen als vies en voos terzijde te schuiven. Dit gaat er echter aan voorbij dat Nederland, hoewel het in burgerrechtenbescherming een aardige staat van dienst heeft, in Europa al lang niet meer het lichtend voorbeeld is. Er is bijvoorbeeld geen land dat zoveel telefoontaps plaatst als Nederland,
Wij richten onze pijlen dan ook anders. Overal in Europa zijn er burgerrechtenactivisten en politici die de vorming van een werkelijke Europese rechtsstaat wensen door verbetering van de controle op Europol, door de vorming van een Europees Openbaar Ministerie dat Europol controleert, door een Europese strafrechtelijke zittende magistratuur en door het opstellen van een Europees wetboek van strafvordering. Het zijn ook deze activisten en politici die net als wij ijveren voor democratische controle op ministeriële besluiten door het Europees Parlement, en in tweede instantie door nationale parlementen.
Zij zijn onze natuurlijke, Europese bondgenoten, meer dan de Nederlandse minister van Justitie die achter gesloten deuren repressieve voorstellen billijkt, die de rechten van Europese burgers en verdachten aantasten.

Kathalijne Buitenweg is Europarlementariër voor GroenLinks
Femke Halsema is Tweede-Kamerlid voor GroenLinks

Links
- Dossier: Terrorisme

- Publicatie: Montesquieu in de Europese Unie. De toekomst van de Europese strafrechtelijke samenwerking