“Het wonder van de Rijn”, zo ging de samenwerking tussen aartsvijanden Frankrijk en Duitsland binnen de Europese instellingen de geschiedenis in. Economische samenwerking als middel, vrede als doel. In de loop der tijd leek het middel echter door zijn succes tot enige doel verheven te worden.

Het verdrag van Maastricht was het hoogtepunt van dit Europa van markt en munt. GroenLinks was dan ook tegen. De Europese grondwet legt het accent weer daar waar het moet liggen: op Europa als gemeenschap van waarden. Uitgebreid met tien - binnenkort twaalf nieuwe lidstaten, de Balkan en Turkije in de wachtkamer, is het belangrijker dan ooit dat de EU die waarden in het oog houdt, en niet tot een douane-unie verwatert. Er speelt in Europa nog een heel aantal on- of slecht opgeloste conflicten, waarvoor een interne markt geen remedie kan zijn.

De EU heeft Europa verzoening gebracht, maar die verzoening is nog lang niet volmaakt. Op de Westelijke Balkan lukte het de Unie niet om in de jaren ’90 gruwelijke conflicten te verhinderen, en het lukt nu met grote inspanning om er een soms wankele vrede in stand te houden. Een slagvaardiger Europees buitenlands beleid is dan ook geen luxe, maar zonder overdrijving een kwestie van leven of dood. Verder naar het zuid-oosten, in Turkije, waren regeringstroepen en Koerdische rebellen lange tijd verwikkeld in een gewelddadig conflict. Sinds de toenadering met Brussel daagt in Turkije langzaam het besef dat minderheden het recht moeten hebben om hun eigen cultuur uit te dragen - en is het geweld aan het wegebben. EU-mensenrechtencriteria hebben hieraan een forse bijdrage geleverd. Ook Zuid-Oost Europa heeft recht op een “wonder”, en dat wonder komt uit Brussel. De Europese grondwet – hoewel zelf zeker geen wonder, maar een aanvaardbaar compromis – is daarbij een belangrijke stap.

Over het thema uitbreiding op zich, het opnemen van nieuwe lidstaten, is de grondwet vrij kort van stof. “De Unie staat open voor alle Europese staten die haar waarden eerbiedigen en zich er toe verbinden deze gezamenlijk uit te dragen.” Die waarden mogen ons vanzelfsprekend in de oren klinken: eerbied voor menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Zestig jaar geleden waren ze alles behalve vanzelfsprekend op het grongebied van de huidige EU. Tot 1989 waren ze het niet voor de mensen die onder communistische dictaturen leefden in Centraal- en Oost-Europa. Zes jaar geleden golden die waarden niet voor de Albanese Kosovaren die door Slobodan Milosevic uit Servië verdreven werden. En een jaar geleden niet voor de Serviërs wier huizen en kerken in Kosovo werden platgebrand door Albanese extremisten.

Door het nieuwe verdrag wordt de EU definitief een politieke unie. Geen los verbond van staten die de grenzen opengooien voor goederen en kapitaal, maar een unie met als belangrijkste doelstellingen het bevorderen van de vrede, het uitdragen van de Europese waarden en het welzijn van de bevolking. Zulke taal mag pedant klinken, de doelstellingen worden door concrete bepalingen onderbouwd. De EU-Minister van Buitenlandse Zaken, een functie die de EU-grondwet in het leven roept, is een veelzeggende stap vooruit naar een gecoördineerd gezamenlijk buitenlands beleid. Een beleid dat volgens de grondwet gericht moet zijn op het uitdragen van democratie en mensenrechtenbescherming. Ook wordt het EU-Grondrechtenhandvest met het inwerkingtreden van de grondwet bindend: burgers krijgen de mogelijkheid om naar de Europese rechter te stappen als ze van mening zijn dat een maatregel in tegenspraak is met dit handvest. De grondrechten betreffen niet alleen een verbod op discriminatie en recht op privacy, maar ook bijvoorbeeld het recht op bijstand en sociale zekerheid.

De grondwet is dus een enorme overwinning voor de voorstanders van een ‘verdieping’ van de Europese Unie. Eind jaren ’90 kwam het debat in Europa op gang over het einddoel van de Europese integratie. Wakker geschud door de voor velen onverwachtse val van de Berlijnse muur die leidde tot de grootste uitbreiding van de Europese Unie in haar geschiedenis, moest er een duidelijke weg gekozen worden. Wijdverbreid was het idee dat de ‘verbreding’ van de EU (het uitbreiden van 15 naar 27 lidstaten) zou leiden tot een vervlakking, een uitholling van diezelfde Unie. Hoe konden zo veel en zo verschillende landen het eens worden op terreinen als buitenlands beleid, sociale zaken, politie en justitie? Conservatieven en neoliberalen zagen hun kans schoon om de Unie terug te dringen tot het enige waar ze wat hen betreft toe diende: een grenzenloze markt.

Aan de andere kant van het politieke spectrum werd juist gepleit voor ‘verdieping’ van de uitgebreide Unie. De Duitse groene Minister van Buitenlandse Zaken Fischer waagde zich als eerste aan een gedetailleerde schets van de toekomstige EU. Wat hem betrof was het einddoel van de Europese Unie een “slanke, handelingsbekwame federatie” met een volwaardig parlement en een grondwet. Het wensdenken van de liberale die-hards is niet bewaarheid geworden, en Fischer lijkt zijn zin te gaan krijgen. Europa, met de nieuwe grondwet, wordt een hechte club landen die gezamenlijk zaken als milieuvervuiling, sociale uitsluiting, immigratie en buitenlands beleid gaan aanpakken. Tenminste, als de Europeanen de grondwet goedkeuren.

Voor de Koerden, de Albanezen en de Bosniërs is zo'n politieke unie die de grondrechten van de burgers voorop zet goed nieuws. Maar ook voor die Europeanen die terugschrikken voor de op stapel staande uitbreidingen van de Unie. Hoe hoger de lat gelegd wordt wat mensenrechtencriteria betreft, hoe ongegronder de vrees dat we landen binnenhalen die niet uitdrukkelijk de Europese waarden onderschrijven en respecteren. Mocht de grondwet echter onverhoopt niet worden aangenomen, en de Unie dientengevolge verworden tot een vrijhandelszone, dan vallen de argumenten weg om Servië of Turkije te wijzen op onvolkomenheden van hun rechtstaat.

In de aanloop naar de aanname van de grondwet is duidelijk zichtbaar dat de Unie van plan is om streng te zijn als het gaat om criteria voor uitbreiding. Roemenië wordt door de Commissie in de aanloop naar de geplande toetreding in 2007 streng in de gaten gehouden: het land moet voorgenomen hervormingen op het gebied van corruptie en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht waarmaken, anders riskeert het een uitstel van de toetredingsdatum. Nog duidelijker is de kritische houding in het geval van Kroatië: in maart besloten de Europese regeringsleiders het begin van onderhandelingen met Zagreb uit te stellen, omdat de regering onvoldoende samenwerkt met het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. In Turkije heeft een interne aardverschuiving moeten plaatsvinden - het leger heeft zijn politieke rol opgegeven, de doodstraf is afgeschaft, een 'zero tolerance' beleid jegens politieagenten die zich schuldig maken aan marteling is afgekondigd - voor het land uitzicht kreeg op het starten van onderhandelingen. En de implementatie van voorgenomen hervormingen wordt op de voet gevolgd door de Europese Commissie. 

Een misverstand moet hier uit de wereld geholpen worden: de grondwet gaat niet over Turkije, noch over de Balkan. De woorden komen geen enkele maal voor in de 448 artikelen van de grondwet. Ook zonder grondwet zullen de onderhandelingen met Turkije beginnen, zoals het er naar uitziet op 3 oktober dit jaar. Waar de grondwet wel over gaat, is over wat voor Europa met Turkije gaat onderhandelen. Een Europa van markt en munt, dat wel wat ziet in de mogelijkheden die Turkije als onontgonnen afzetmarkt en Europa's snelst groeiende economie biedt. Of een Europa dat de menselijke waardigheid en democratie voorop stelt en gelooft dat ook de Koerden en de Turken recht hebben op een 'wonder'. Kiest u maar.

Joost Lagendijk (GroenLinks) is voorzitter van de Turkije-delegatie van het Europees Parlement