Vorige week stemde een aanzienlijke meerderheid van de Nederlandse bevolking tegen de Europese Grondwet. Welke conclusies trekken wij daaruit? Hoe moet het nu verder met Nederland en Europa?

Allereerst een opmerking over het referendum zelf, dat plaatsvond op initiatief van GroenLinks. Dat was een groot succes en smaakt naar meer. Wij balen van de uitslag, maar dat hoort erbij: een referendum gaat niet over ja of ja. Het referendum heeft geleid tot een levendig debat, een beter geïnformeerde bevolking en een hoge opkomst. Dat mag niet voor het laatst zijn. Uiteraard lossen referenda niet alle kwalen op, maar dat beweert ook niemand.

We kunnen ook moeilijk per referendum vaststellen welke interpretatie de tegenstem krijgt. De brede maatschappelijke discussie die de Kamer over Europa wil voeren, kan daarbij wel helpen. Maar wij moeten nu ook politieke consequenties verbinden aan de tegenstem. De eerste stap daarin was dat de Grondwet één dag later al van tafel was voor Nederland. Maar dat geeft nog geen antwoord op de vraag hoe we verder moeten.

Onmiddellijk na de uitslag begon de politieke strijd over de betekenis van de tegenstem. De partijen uit het neekamp hadden het referendum ‘gewonnen’, maar stelden zich tamelijk bescheiden op. Zij vertaalden de uitslag niet meteen in een politiek programma voor de korte en lange termijn. CDA en VVD stonden wel vooraan om de uitslag te gebruiken voor hun eigen politieke agenda. Zij toonden als voorstanders van de Grondwet een opmerkelijke flexibiliteit om zich de tegenstem toe te eigenen. Ze namen de tegenstem over door te pleiten voor ‘een pas op de plaats’ en dus voor een handhaving van het huidige Europa. Rechts heeft belang bij de status quo: een pas op de plaats is een pas op een rechtse plaats.

Eurocommissaris Kroes (VVD) pleitte er onmiddellijk voor dat Europa terugkeert naar haar kerntaak: het vrijmaken van markten en het bevorderen van liberalisering. Ook in Den Haag kwamen de pleidooien van de regering en van CDA en VVD daar op neer: we moeten ons weer beperken tot het Europa van markt en munt, tot liberalisering en marktwerking. We moeten stoppen met het Europa van mens en milieu, met het aanbrengen van democratische, groene of sociale correcties. De rechtse politici doen alsof de stem tegen de Grondwet een stem was voor het huidige Europa met zijn nadruk op economie en zijn gebrek aan democratie.

Veel tegenstemmers zullen dat met groeiende verbazing en ergernis waarnemen. Juist het huidige Europa gaf voeding aan de linkse tegenstem. De grootste Nederlandse bijdrage aan de Franse tegenstem is geleverd door liberaliseringspaus en voormalig eurocommissaris Bolkestein (VVD). Vooral zijn ontwerp-dienstenrichtlijn, die de deur open zou zetten voor sociale dumping, heeft er in Frankrijk toe geleid dat de Grondwet voornamelijk is afgestemd door linkse kiezers.
De rechtse toe-eigening van de tegenstem is daarom niet erg geloofwaardig.

De Grondwet is vooral afgestemd door de linkse kiezers. De meerderheid van de tegenstemmers zou op dit moment kiezen voor een linkse partij. Van de GroenLinks-kiezers was een grote minderheid tegen, van de PvdA- en vooral SP-kiezers was een grote meerderheid tegen. De Grondwet was een compromis over de hervorming van het eenzijdige Europa van markt en munt. Die hervormingen moesten Europa socialer, groener en democratischer maken.

      
Voor links was de vraag: gaat dit compromis de goede kant op en gaat het ver genoeg? De PvdA en GroenLinks beantwoordden die vraag met ja, de SP met nee. Maar ook de SP zal niet tevreden zijn met het huidige Europa. Wij vermoeden dat het compromis veel linkse kiezers niet ver genoeg ging. Europa werd voor deze kiezers mogelijk wel beter van de Grondwet, maar niet goed genoeg om er voor te stemmen. Wij vinden nog steeds dat een beter compromis niet voor het oprapen ligt, maar we voelen ons uitgedaagd nieuwe wegen te zoeken om Europa te hervormen. We doen de tegenstemmers geen recht door ons neer te leggen bij het huidige Europa en af te zien van hervorming.

Wij zien op dit moment tenminste drie manieren om recht te doen aan de linkse stem tegen de Grondwet:

1. Minder Europa moet vooral betekenen: minder dwang tot liberalisering en marktwerking, minder regels die alleen maar het vrije verkeer van goederen en diensten dienen. Als we het aan rechts overlaten, wordt Europa geen superstaat maar een supermarkt. De meeste burgers in Nederland en Frankrijk verwachten juist dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt voor hoogwaardige, toegankelijke publieke diensten. Niet alleen voor onderwijs en gezondheidszorg, maar ook voor openbaar vervoer en drinkwatervoorziening. De publieke dienstverlening dient in een nieuw verdrag nadrukkelijker te worden gevrijwaard van marktwerking.

2. We moeten binnen de EU tenminste een kopgroep vormen met landen die bereid zijn om het Europa van mens en milieu uit te bouwen. Samen kunnen wij afspreken om meer te investeren in schone lucht en een groene, diervriendelijke landbouw. Samen kunnen wij ons verplichten om sociale rechten na te leven en uit te voeren, zoals het recht op bijstand, minimumloon, privacy en staking. Zeker in nieuwe lidstaten kan dat een belangrijke steun zijn voor sociale groeperingen en vakbonden. De vakbonden dienen bovendien te worden erkend als formele medeonderhandelaars over het sociale beleid.
Daarnaast moeten deze landen samen de belastingconcurrentie stoppen. Nederland en zijn buurlanden beconcurreren elkaar met steeds lagere belastingen voor bedrijven. Daardoor ontstaat een race naar de bodem van de schatkist met steeds minder ruimte voor eigen publieke uitgaven. Als we afspreken die concurrentie te stoppen, versterkt dat onze nationale autonomie. Elk land houdt meer geld over voor eigen uitgaven voor een fatsoenlijk sociaal beleid, voor goede publieke voorzieningen en voor een mooie groene ruimte.

3. Niemand bestrijdt dat de Grondwet elementen bevatte die zorgden voor meer democratie en openbaarheid. Die elementen moeten we uit de Grondwet lichten en waar mogelijk versterken: een ‘plan-D’ voor meer democratie. Geen Nederlander stemde tegen de Grondwet om te stemmen tegen meer democratie en openbaarheid. De Grondwet introduceerde een burgerinitiatief en verplichtte de Raad van Ministers tot wetgeving in het openbaar. Nationale parlementen kregen een rol bij het toetsen van Europese wetsvoorstellen, Burgers, ministers en volksvertegenwoordigers hoeven niet op een nieuw verdrag te wachten om deze democratiseringsvoorstellen alvast in praktijk te brengen. Bovendien kunnen zij zorgen voor de invoering van een Europa-wijd referendum, bijvoorbeeld over de toetreding van nieuwe lidstaten.

Femke Halsema en Kathalijne Buitenweg zijn fractievoorzitter van GroenLinks in respectievelijk de Tweede Kamer en het Europees Parlement.