Turkije heeft de Europese Unie niet nodig om te moderniseren, schrijft Ebru Umar (De Volkskrant, 29 september). Dit geldt misschien voor de economische boom van de afgelopen jaren. Maar Umar vergeet een andere boom, die van respect voor mensenrechten en de rechtsstaat. Zonder pressie uit Brussel was er van deze stille revolutie weinig terechtgekomen. Europese politici zouden er dan ook goed aan doen opbouwende druk te blijven uitoefenen, in plaats van in contraproductief opportunisme te vervallen.

De toetredingsonderhandelingen met Turkije zijn in een beroerd klimaat gestart. Nog geen jaar geleden besloten alle EU-landen dat het doel van de onderhandelingen een volledig Turks EU-lidmaatschap zou zijn. Toch was er liefst dertig uur crisisberaad voor nodig om de Oostenrijkse regering duidelijk te maken dat het onheus zou zijn om op die belofte terug te komen, nu Turkije zijn deel van de afspraken is nagekomen.

Ook in Nederland werd het debat over Turkije de afgelopen maanden beheerst door opiniepeilingen en politiek gedraai. Dezelfde politici die vorig jaar premier Balkenende nog feliciteerden met zijn compromis voor de kwestie Cyprus – nog geen officiële Turkse erkenning maar opname van Cyprus in de douane-unie tussen Turkije en de EU - verklaarden ineens dat het 'natuurlijk niet zo kan zijn dat Turkije de EU-lidstaat Cyprus niet erkent'.

Dit opportunisme is extreem schadelijk voor de hervormingen en de mensenrechten in Turkije. In Turkije woedt een hevige strijd tussen hervormers en conservatieve nationalisten. De laatste groep, die nog steeds invloedrijk is binnen de rechterlijke macht, maakt de hervormingsgezinde regering het leven zuur. In plaats van de hervormers te steunen verschaft rechts Europa, CDA en VVD incluis, de nationalisten alleen maar extra munitie.

Het beste voorbeeld is de conferentie over de Armeense kwestie die eind september plaatsvond in Istanbul. Het was de eerste keer dat dit taboeonderwerp, de dood van honderdduizenden Armeniërs in 1915, op zo'n openhartige manier werd besproken in Turkije. Tot op het laatste moment probeerden nationalisten, die de conferentie als een 'dolkstoot in de rug van Turkije' beschouwden, roet in het eten te gooien. Een rechtbank verbood de organiserende universiteit de conferentie te houden. Organisatie en deelnemers lieten zich echter niet uit het veld slaan en weken, met steun van premier Erdogan, uit naar een andere universiteit.

In plaats van deze doorbraak aan te moedigen vond het CDA in het Europees Parlement het nodig om, nog geen week later, erkenning van de Armeense genocide expliciet toe te voegen aan de voorwaarden voor de toetreding van Turkije. Zo halen Turkse nationalisten hun gelijk: je geeft de EU een vinger en ze eist de hele hand. En de hervormers kruipen weer in hun schulp.

Ferme taal doet het goed dezer dagen. Maar verantwoordelijke politiek vergt net iets meer, namelijk een lange-termijnvisie en constructieve betrokkenheid. Indien er, zoals ook CDA en VVD blijven beklemtonen, plaats is voor Turkije in de EU, moet onze bemoeienis groot, maar onze kritiek opbouwend zijn. Blijkt dat ook met het nieuwe Turkse wetboek van strafrecht een conferentie verboden kan worden en een schrijver (Orhan Pamuk) kan worden aangeklaagd om zijn uitspraken over Armeniërs en Koerden? Laten we dan de regering oproepen dit wetboek te herzien. Spreken we af dat Turkije de douane-unie moet uitbreiden met Cyprus? Laten we er dan op toezien dat het ook voldoet aan alle verplichtingen die daaruit voortvloeien.

Op hoge toon steeds meer voorwaarden toevoegen aan het Europese eisenpakket voor Turkije werkt averechts. Het versterkt de indruk dat de EU telkens weer argumenten zoekt om de Islam buiten de deur te houden. Uiteindelijk is ook de EU zelf in het geding: als we gemaakte afspraken niet nakomen, betekent dat het begin van het einde van de op wederzijds vertrouwen gebouwde Unie. Een hoge prijs voor een paar procentpuntjes meer in de peilingen.