De Europese Commissie vindt dat de A6-A9 niet mag worden aangelegd als daardoor het natuurgebied rond het Naardermeer wordt aangetast. EU-commissaris Dimas vindt dat Nederland daar van af moet zien als er een haalbaar alternatief is. De kilometerheffing zou zo'n alternatief zijn.

Dit heeft commissaris Dimas geantwoord op vragen van GroenLinks-europarlementariër Joost Lagendijk. “Wanneer uit een passende beoordeling mocht blijken dat de aanleg van de geplande snelweg daadwerkelijk belangrijke negatieve gevolgen heeft voor een gebied dat wordt beschermd krachtens Richtlijn 92/43/EEG, dan zou het bestaan van een haalbare alternatieve oplossing Nederland verplichten om het oorspronkelijke project te herzien... Een beoordeling zoals uitgevoerd door Rijkswaterstaat, die aantoont dat tarifering van het gebruik van bestaande wegen een mogelijk alternatief voor het project is, zou een factor kunnen zijn die in de MEB in aanmerking moet worden genomen…”

Uit onderzoek van Rijkswaterstaat en het CPB blijkt dat beprijzing op de bestaande wegen leidt tot minstens zulke positieve effecten wat betreft doorstroming als de aanleg van een nieuwe weg door het natuurgebied. De aanleg van de A6-A9 door het natuurgebied rond het Naardermeer is dus overbodig en kan geen toestemming krijgen van de EU.

Hiermee wordt de EU een belangrijke bondgenoot in onze strijd tegen de aanleg van de A6-A9. Beprijzen is een haalbaar alternatief. Nu dit alternatief er is, is er op basis van EU-recht geen argument een weg door een beschermd natuurgebied aan te leggen. Het is een goede zaak dat Dimas dit nu al zo helder uitspreekt. GroenLinks wil dat de regering hier consequenties aan verbindt.

 

 

Schriftelijke vraag van GroenLinks-europarlementariër Joost Lagendijk:

(7 november 2005)

Betreft: De plannen van de Nederlandse regering tot aanleg van een verbindingsweg tussen de A6 en de A9 door kwetsbare natuurgebieden

 

De Nederlandse regering is voornemens een verbindingssnelweg aan te leggen van de snelweg A9 naar de snelweg A6. Deze verbindingsweg zal leiden tot versnippering van Natura-2000 gebieden, robuuste verbindingen van EHS-gebieden doorsnijden en Vogel- en Habitatgebieden bedreigen. Daarover de volgende vragen:

 

1. In het artikel „Rekeningrijden beter dan snelweg A6-A9” (NRC Handelsblad d.d. 7 oktober 2005) bevestigt het Nederlandse Ministerie van Verkeer en Waterstaat berekeningen van Rijkswaterstaat die aantonen dat beprijzing van het gebruik van bestaande wegen een alternatief kan zijn voor de aanleg van de verbindingsweg A6-A9. Is de Europese Commissie bereid bij de Nederlandse regering aan te dringen op uitwerking van dit alternatief voor de aanleg van de geplande snelweg?

 

2. Is het genoemde alternatief: beprijzing van bestaande infrastructuur, een acceptabel alternatief, in de zin dat er vanwege dit alternatief geen sprake is van een dwingende maatschappelijke noodzaak tot de aanleg van deze verbindingsweg door beschermd natuurgebied?

 

Antwoord van eurocommissaris Dimas op de schriftelijke vraag van Joost Lagendijk:

(2 december 2005)

Betreft: De plannen van de Nederlandse regering tot aanleg van een verbindingsweg tussen de A6 en de A9 door kwetsbare natuurgebieden

De Europese Unie heeft met haar transportbeleid grote vooruitgang geboekt bij het wegnemen van belemmeringen voor de interne markt voor vervoersdiensten. Het wegnemen van deze hinderpalen is belangrijk geweest voor de economische efficiëntie. Doordat echter geen adequate compenserende maatregelen zijn genomen in antwoord op deze ontwikkeling is de vraag naar vervoer binnen de EU gestegen. Daarom is de noodzaak om tarifering van het gebruik van de vervoersinfrastructuur en van externe kosten in te voeren steeds door de Commissie aangevoerd sinds haar Groenboek uit 1996 “Naar een eerlijke en doelmatige prijsstelling in het vervoer”  en het meest recent in haar Witboek Vervoer uit 2001 “Het vervoersbeleid tot 2010: tijd om te kiezen” . Het ontbreken van passende tariferingen leidt tot een buitensporige vraag en tot inefficiënt gebruik van de beschikbare infrastructuur door congestie. Het resulteert ook in een toename van verontreiniging, lawaai, energieverbruik en doden en gewonden. Om met dit beleid vooruit te komen, bereidt de Commissie momenteel een mededeling betreffende efficiënte vervoersinfrastructuurheffingen voor.

Krachtens Richtlijn 85/337/EEG  van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997  en bij Richtlijn 2003/35/EG  van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003, worden infrastructuurprojecten die significante gevolgen kunnen hebben voor het milieu, onderworpen aan een beoordeling van die gevolgen. In deze procedure voor milieueffectbeoordeling (MEB) moeten de milieueffecten van de projecten worden geïnventariseerd en beoordeeld alvorens een vergunning wordt afgegeven. Het publiek mag zijn mening geven en alle resultaten worden in aanmerking genomen in de vergunningsprocedure van het project. Het publiek moet achteraf over het besluit worden geïnformeerd. Een beoordeling zoals uitgevoerd door Rijkswaterstaat, die aantoont dat tarifering van het gebruik van bestaande wegen een mogelijk alternatief voor het project is, zou een factor kunnen zijn die in de MEB in aanmerking moet worden genomen, hoewel moet worden opgemerkt dat de richtlijn geen aanwijzing bevat dat rekening moet worden gehouden met specifieke alternatieven.

Overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna  mag een project of plan dat nadelige effecten op een speciale beschermingszone zal hebben, alleen worden uitgevoerd om dwingende redenen van groot openbaar belang en bij afwezigheid van alternatieve oplossingen. Wanneer uit een passende beoordeling mocht blijken dat de aanleg van de geplande snelweg daadwerkelijk belangrijke negatieve gevolgen heeft voor een gebied dat wordt beschermd krachtens Richtlijn 92/43/EEG, dan zou het bestaan van een haalbare alternatieve oplossing Nederland verplichten om het oorspronkelijke project te herzien.

Het is aan de afzonderlijke lidstaten om beslissingen te nemen met betrekking tot de aanleg van vervoersinfrastructuur op hun grondgebied, met inachtneming van hun communautaire verplichtingen. Wanneer Natura 2000-gebieden door een project worden aangetast, omvatten deze verplichtingen echter onder meer ook de noodzaak om te zoeken naar alternatieve oplossingen. Wanneer dergelijke oplossingen bestaan, is het de verantwoordelijkheid van de lidstaat om de technische en sociaal-economische haalbaarheid ervan te beoordelen.