Het Stabiliteitspact voor de Balkan, dat in juni vorig jaar na de militaire interventie van de NAVO in Kosovo werd afgekondigd, is volgens Joost Lagendijk momenteel de belangrijkste taak voor de Europese Unie. Zijn rapport hierover komt a.s. woensdag in stemming.

(uit de persbriefing van de Voorlichtingsdienst van het Europees Parlement dd. 6 april )

Het Stabiliteitspact voor de Balkan, dat in juni vorig jaar na de militaire interventie van de NAVO in Kosovo werd afgekondigd, is volgens rapporteur LAGENDIJK (GROENEN/EVA, NL) momenteel de belangrijkste taak voor de Europese Unie. Hij maant de EU daarom als belangrijkste donor het voortouw te nemen en vraagt Hoge Vertegenwoordiger Solana en commissaris Patten ervoor te zorgen dat de werkzaamheden van de EU en die van de coördinator van het stabiliteitspact Hombach goed gecoördineerd worden. Op deze manier en met een versterking van de rol van de EU binnen het Stabiliteitspact kan het grote aantal actoren op de Balkan worden teruggedrongen en kan duidelijker worden op welke manier de instrumenten worden gebruikt.

Vorig jaar zomer besloten de EU, de VS, Canada, Japan, Rusland en Turkije dat nieuwe conflicten op de Balkan voorkomen moesten worden door er de sociale, economische en politieke stabiliteit te bevorderen. Daartoe werd het "stabiliteitspact" aangekondigd in juni vorig jaar in Keulen. Vanuit de regio zelf worden projecten voorgesteld in samenspraak met de donorlanden. De projecten worden onderverdeeld in drie "werktafels": een voor democratisering en ondersteuning van de burgermaatschappij, een voor regionale economische samenwerking en een voor regionale ontwapening, ontmijning, verbetering van de politie en corruptiebestrijding. Op 29 en 30 maart is in Brussel een donorconferentie gehouden waarbij de donorlanden evenals internationale organisaties en financiële instellingen intekenden op de financiering van voorgestelde projecten.

De betrokken landen op de Balkan zijn Bosnië-Herzegowina, Kroatië, Macedonië, Albanië, Bulgarije, Hongarije en Slovenië, terwijl deze hulp ook openstaat voor Servië als het regime-Milosevic is verdwenen.

De EU-financiering voor projecten in het kader van het Stabiliteitspact moet volgens Lagendijk komen uit het nieuwe associatie- en wederopbouwprogramma voor Bosnië, Kroatië, Albanië, Macedonië en (eventueel) Servië, genaamd CARA, uit het hulpprogramma Phare voor de landen in Midden- en Oost-Europa en uit het programma Interreg voor de grensoverschrijdende samenwerking. Overigens vindt Lagendijk dat ook Moldavië aan het stabiliteitspact moet kunnen deelnemen.

Lagendijk benadrukt dat het stabilisatie- en associatieproces op de Balkan de landen daar op langere termijn uitzicht biedt op integratie in de EU-structuren. Speciale aandacht moet gaan naar Bosnië, Kosovo en Albanië als potentiële crisishaarden. Een streng wapenbeheersingsbeleid is dan ook van groot belang. En er moet binnen het Stabiliteitspact een programma komen voor de opleiding en ondersteuning van de plaatselijke politie en inkrimping van de nationale legers. Ter stimulering van de economische ontwikkeling zou deze landen ook vrijhandel met de EU, de EVA en de EER aangeboden moeten worden.

De rapporteur meent dat een selectieve opheffing van de sancties tegen Servië mogelijk is om de Servische oppositie te versterken en het regime-Milosevic te ondermijnen. Daarom moet onderscheid gemaakt worden tussen sancties tegen de Servische gezagsdragers en tegen de bevolking.

(volledige tekst van het verslag van Joost Lagendijk)