Conclusies Joost Lagendijk n.a.v. bezoek Ad Hoc Delegatie EP aan Kosovo van 31 mei t/m 3 juni 2000
Primaire doel van het bezoek van deze ad hoc delegatie was het toezien op een goede besteding van Europese hulpgelden in Kosovo. De delegatie bestond dan ook uit leden van de begrotingscommissie, de begrotingscontrolecommissie en de buitenlandcommissie.
Een bezoek aan verschillende projecten die door de EU financieel gesteund worden leidde tot de conclusie dat over het algemeen de hulpgelden op een goede manier worden besteed. Met eigen ogen kon ik constateren dat de inspanningen van de EU op het gebied van de energievoorziening en het herstel van woningen vruchten beginnen af te werpen. Probleem is dat met name het herstel van de beide grote energiecentrales een werk van lange adem is. Daar moet meer dan tien jaar mismanagement en verwaarlozing worden gerepareerd. Dat geldt zowel voor de centrales zelf als voor de winning van grondstoffen. Op dit moment zijn zowel de centrales als de omliggende mijnen een enorme aanslag op het milieu. Stapje voor stapje probeert de EU zowel de energievoorziening voor de komende winter te waarborgen als de aantasting van het milieu terug te brengen tot aanvaardbare proporties. Beide operaties zullen ook de komende jaren nog veel investeringen vragen. Van een tekort aan opnamecapaciteit van hulpgelden is bij het oplossen van deze problemen dan ook voorlopig nog geen sprake.
De delegatie was zeer tevreden over de rol van het Agentschap voor Wederopbouw dat de hulp van de EU in Kosovo coördineert. Het lijkt erop dat de lessen zijn getrokken uit de vele fouten die de EU heeft gemaakt bij de hulpverlening in Bosnië. Dat betekent: zo weinig mogelijk bureaucratie; flexibel inspelen op de vele praktische problemen; zo veel mogelijk samenwerken met lokale NGOs en andere deskundigen. Duidelijk was wel dat de aansturing van het Agentschap door de Europese Commissie en de lidstaten anders moet worden georganiseerd. Geen competentiestrijd en meer speelruimte voor de mensen die ter plekke kunnen beoordelen wat nodig en wenselijk is. In het kader van het nieuwe omvattende hulpprogramma voor de Westelijke Balkan (CARDS) zal het EP proberen de speelruimte voor het Agentschap te vergroten. Ik ben voor het EP rapporteur voor CARDS.
Het grote probleem in Kosovo is de samenwerking tussen Albanezen en Serven. De delegatie sprak met de Albanese leiders en met een vertegenwoordigster van de Servische minderheid en woonde een vergadering bij van de overgangsraad waarin alle bevolkingsgroepen vertegenwoordigd zijn. De enige conclusie die daaruit getrokken kan worden is dat een constructieve samenwerking nog zeer ver weg is. Bijna elke dag worden Serven vermoord en het leek dan ook een kwestie van tijd voordat de Servische vertegenwoordigers zich uit protest hiertegen zouden terugtrekken uit alle overlegorganen. Inmiddels is dat ook gebeurd. UNMIK en KFOR doen het uiterste best de zaak beheersbaar te houden maar staan machteloos tegenover de toenemende, vaak goed georganiseerde aanslagen.
Door de delegatie werd een klemmend beroep gedaan op de Albanese leiders om zich uitdrukkelijk van deze aanslagen te distantiëren en alles in het werk te stellen een klimaat van tolerantie te creëren.