Afgelopen woensdag, 17 oktober, vond in de Tweede Kamer in Den Haag het jaarlijkse debat over de Staat van de Europese Unie plaats. Aanleiding van dit debat was gelijknamige rapport van de Nederlandse regering dat op Prinsjesdag werd uitgebracht.

Aan dit debat met premier Kok, minister van Buitenlandse Zaken Van Aartsen en staatssecretaris Benschop namen niet alleen de fractievoorzitters in de Tweede Kamer, maar ook de leiders van de Nederlandse partijen in het Europees Parlement deel. Joost Lagendijk deed, als delegatieleider, het woord voor de GroenLinks vertegenwoordiging in het Europees Parlement. Hier de tekst van zijn pleidooi over de Staat van de Europese Unie.

Nieuwe buren

Elf september heeft duidelijk gemaakt dat we ons geen zwarte gaten op de wereldkaart kunnen veroorloven. Instabiliteit, geweld en mensenrechtenschendingen kenmerken niet alleen delen van Azië, Afrika en Zuid-Amerika, maar ook delen van ons eigen continent. Voor die gebieden, van de Balkan tot de Kaukasus, draagt de EU speciale verantwoordelijkheid. Ik juich het dan ook toe dat de Staat van de Europese Unie een heel hoofdstuk wijdt aan de bestaande en toekomstige buurlanden van de EU.

Een opvallende lacune in dit hoofdstuk vormt het grensregime tussen de EU en haar nieuwe buren in Oost-Europa. Terwijl dit onderwerp toch hoog op de Brusselse agenda staat. Mijn vrees is dat de EU-landen, door de angst voor terrorisme, nog sterker dan voorheen de neiging zullen hebben om de kandidaat-lidstaten te dwingen de toekomstige buitengrenzen op slot te gooien. Er dreigt een nieuwe Muur te worden opgetrokken, die economische, culturele en familiebanden dóórsnijdt. Dat is contraproductief beleid. Het draagt bij aan verder isolement en verpaupering van landen als Oekraïne, en van een regio als Kaliningrad, over enkele jaren een Russische enclave in de EU. Bij een recent bezoek aan Polen bleek mij dat men daar drommels goed beseft dat ellende aan de oostgrenzen Europa buitengewoon kwetsbaar maakt. Het is tijd dat dat besef ten volle doordringt in Brussel en Den Haag.

Versta mij niet verkeerd: controle aan de buitengrenzen van de EU is nodig. Terecht stellen we op dit punt hoge eisen aan de kandidaat-lidstaten. Maar veilige grenzen mogen geen gesloten grenzen worden. Voor bonafide grensverkeer, zoals kleinschalige handel en familiebezoek, moeten we geen onnodige bureaucratische belemmeringen opwerpen. Dat vraagt om een humaan en op maat gesneden visumbeleid, met name voor Kaliningrad en andere grensregio's. Het verontrust mij dat de regering op dit punt geen enkel initiatief neemt.

Waarom wordt geen ruimere verstrekking van multi-entry visa bepleit, om te voorkomen dat mensen die veelvuldig de grens oversteken telkens opnieuw een visum moeten aanvragen? Waarom vestigt de EU geen extra consulaten langs de nieuwe buitengrens van de EU? Het is veel te gemakkelijk om je te verschuilen achter de zogenaamde Schengen-regels van de EU. Voor die regels, en voor de aanpassing ervan, is de regering medeverantwoordelijk.

Het gevaar is dat allerlei grootse visies op goed nabuurschap voor de lange termijn sneuvelen op een te restrictieve, bijna krenterige opstelling, bijvoorbeeld inzake visa, op de korte termijn.

Europees Openbaar Ministerie

In de derde pijler van de EU, de justitie- en politiesamenwerking, bevindt de Nederlandse regering zich in het defensief, zeker na 11 september. De onderhandelingen over het Europees aanhoudingsbevel en de concessies die de Haagse bewindslieden daarin doen (het aanhoudingsbevel krijgt een bredere reikwijdte dan alleen terrorisme), tonen aan hoe betrekkelijk de formele nationale soevereiniteit op dit beleidsterrein is geworden. Zij tonen ook aan hoezeer nationale democratische en rechtsstatelijke waarborgen de sluitpost van de rekening vormen in dit intergouvernementele proces. De Europese ministers van justitie stappen over die waarborgen heen door het uitspreken van vertrouwen in elkaars rechtsstaat. Ik zou zeggen: controle is beter.

Hoe komen we uit het defensief? Op 10 september pleitten mijn collega's Femke Halsema en Kathalijne Buitenweg, in een gezamenlijke notitie, voor het starten van een offensief om de rechterlijke, magistratelijke en democratische controle die we op nationaal niveau kwijtraken, terug te winnen op Europees niveau. Deze oproep heeft na 11 september slechts aan actualiteit gewonnen. Dat betekent in de eerste plaats dat de Nederland zich sterk moet gaan maken voor EU-minimumnormen voor de strafprocedure. Desnoods met gepaste inzet van haar vetorecht. Het gaat hier bijvoorbeeld om rechtsbijstand en om dwangbevelen voor tappen, huiszoeking en het afnemen van DNA.

In de tweede plaats moet de vergemeenschappelijking van de derde pijler, inclusief de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie voor de vervolging van een beperkte set van eurocrimes, op de agenda komen van het post-Nice-proces, de discussie over een Europese grondwet. Volwaardige vergemeenschappelijking, dus met volledige rechtsmacht voor het Hof en met wetgevende en controlerende bevoegdheden voor het Europees Parlement. Voor deze en andere nieuwe thema's moet het mandaat van de Conventie, die de grondwet moet gaan voorbereiden, ruimte bieden.

Scheiding van machten

Blijkens haar notitie over de toekomst van de EU uit juni vindt ook de Nederlandse regering verdere vergemeenschappelijking van de derde pijler gewenst. U moet het mij nog maar eens uitleggen als ik het mis heb, maar vergemeenschappelijking komt naar mijn mening heel dicht bij de invoering van de scheiding van machten op Europees niveau. Op de Top van Nice in december 2000 lag een Duits-Italiaans voorstel op tafel om het onderwerp machtenscheiding te agenderen voor post-Nice. Het is betreurenswaardig dat de Nederlandse regering zich daartegen verzet heeft, en dit verzet nog altijd volhoudt. Alle mooie woorden over democratisering van de Unie, over een grondwet, klinken wat hol, als men de belangrijkste constitutionele gevolgtrekking - de scheiding van rechterlijke, uitvoerende en wetgevende/controlerende macht - niet wenst te maken.

De pijn, zo vermoed ik, ligt vooral bij de tweede pijler. Scheiding van machten zou daar betekenen dat de functie van Hoge Vertegenwoordiger Javier Solana wordt ondergebracht bij de Europese Commissie. De Kamer heeft zich er bij het vorige debat over de Staat van de Europese Unie voor uitgesproken dat dit gebeurt, "op termijn" (motie-Rosenmöller c.s.). Als het onderwerp zich volgens de regering niet leent voor post-Nice, voor de Europese grondwet, dan ben ik wel benieuwd wanneer die termijn is aangebroken…

Er liggen kansen - het is zelfs noodzaak, zeker na 11 september - om de EU een grotere rol te geven op het wereldtoneel. Ik zou zeggen: regering, grijp die kansen. Het zou spijtig zijn als de kansen op het spel worden gezet door de parlementaire betrokkenheid bij en controle van het Europese buitenlandbeleid niet helder en structureel te regelen. Eén Europese vertegenwoordiging is niet levensvatbaar zonder Europese verantwoording.

Joost Lagendijk, lid van het Europees Parlement voor GroenLinks