De GroenLinks delegatie in het Europees Parlement organiseerde afgelopen woensdagavond samen met de Tweede Kamerfractie een discussie met strafrechtexperts over strafrechtelijke samenwerking in Europa. Onder leiding van Monica den Boer van de Faculteit Rechtswetenschappen van de Katholieke Universiteit Brabant, debatteerden prominente strafrechtdeskundigen als Cyriel Fijnaut, Tom Schalken, Ties Prakken, Chrisje Brants, advocaat Spong met de inleiders, voormalig Minister van Justitie Winnie Sorgdrager, strafpleiter Kees Korvinus, onderzoeker André Klip en initiatiefnemers Kathalijne Buitenweg Femke Halsema.

Op 10 september jongstleden presenteerden Kathalijne Buitenweg, GroenLinks Europarlementariër, en Femke Halsema, GroenLinks Tweede-Kamerlid, voorstellen voor een meer samenhangend beleid voor de strafrechtelijke samenwerking in Europa. Hun notitie - Montesquieu in Europa - over de ontwikkelingen rond een Europees strafrecht, heeft in brede kring van strafrechtdeskundigen de belangstelling gewekt. Dat bleek woensdagavond 31 oktober in het Amsterdamse Felix Meritis. Uit heel het land waren hoogleraren strafrecht, strafrechtadvocaten en andere geïnteresseerden toegestroomd voor de bijeenkomst van GroenLinks over strafrechtelijke samenwerking in Europa. De drie belangrijkste thema’s van het debat waren de instelling een Europees Openbaar Ministerie (OM), de bepaling van Europese minimumnormen voor opsporing, vervolging en bewijsvoering en een nadere definiëring van het begrip eurocrimes.

In haar inleiding over een Europees OM deed de voormalig Minister Sorgdrager een boekje open over hoe de Raad van Ministers een aantal jaren geleden hals over kop na de Dutroux affaire, kinderporno tot eurocrime bombardeerde. Zij hield een pleidooi voor een Europees OM al was het maar om te “voorkomen dat door gebrek aan controle Europol in een Europese IRT affaire terecht zou komen.”

Strafpleiter Cees Korvinus was veel sceptischer over de noodzaak van een Europees strafrecht. Als het er al zou moeten komen dan moeten, volgens Korvinus, de minimumnormen waar GroenLinks in zijn notitie aan hecht, wel heel strikt geformuleerd worden. Ze kunnen zeker niet onder het niveau van het Nederlandse procesrecht liggen, temeer omdat dat steeds meer uitgehold wordt. Onderzoeker Klip, van het Pompe Instituut van de Utrechtse universiteit toonde zich zeer terughoudend over het bestaan van “eurocrimes”, maar kon zich vinden in de door GroenLinks voorgestelde criteria: "zwaar en grensoverschrijdend" en "bedreigend voor een EU-belang".

In de discussie met de zaal bleek dat de GroenLinks voorstellen heel wat losmaakten. Voor de meeste aanwezigen die het woord namen was het niet vanzelfsprekend dat er “überhaupt behoefte was aan een uitbouw van strafrecht op Europees niveau” zoals de Tilburgse hoogleraar Cyriel Fijnaut het formuleerde. De ‘hoge mate van vertrouwen en samenwerking tussen staten die een veeleisende opvatting van de rechtsstaat gemeen hebben’, waar de Europese Raad op de Top van Tampere enkele jaren geleden de mogelijkheid van een verdere invulling van de Europese Rechtsruimte op baseerde, bleek weinig te leven bij de deskundigen en zeker niet bij strafpleiter Spong. Niettemin werd het initiatief van Buitenweg en Halsema , bij monde van de Utrechtse hoogleraar Chrisje Brants, toegejuicht omdat “het goed was dat vanuit de politiek gereageerd wordt op breed gedeelde zorgen in het veld”.

Kathalijne Buitenweg lichtte de beweegredenen om de notitie Montesquieu in Europa te maken toe door onder meer te wijzen op de hap-snap manier waarop de Europese raden te werk gaan. De Nederlandse regering onder paars, vertikt het om een langere termijn visie te ontwikkelen en loopt het risico met de rug tegen de muur te komen staan, als er zware druk op haar wordt uitgeoefend. Als er meer Europese opsporing en bestraffing komt, dan moeten natuurlijk de rechten van de burger gewaarborgd worden.

Waarschijnlijkheid besluiten de Ministers binnenkort tot een Europees arrestatiebevel. Dan zal Nederland, op verzoek van een andere lidstaat, tot uitlevering moeten overgaan van verdachten, zonder dat de Nederlandse autoriteiten nog toetsen of het opsporingsonderzoek dat aan het uitleveringsverzoek voorafging volgens de regels is verlopen, en of het om een feit gaat dat in Nederland ook strafbaar is - de dubbele strafbaarheid.

De Nederlandse regering had zich aanvankelijk op een prijzenswaardig standpunt gesteld; het Europees arrestatiebevel zou zich moeten beperken tot terrorisme. Daarvan krijgen we binnenkort een gemeenschappelijke definitie, die er nu wel erg breed uitziet, maar waardoor feitelijk de dubbele strafbaarheid is gewaarborgd. Helaas lijkt Paars, onder druk van andere regeringen, door de bocht te zijn gegaan.

Als de Nederlandse regering wijkt voor de druk dan lopen we zoals Halsema het formuleerde het gevaar, dat een Nederlandse arts die een Griekse staatsburger in Nederland euthanaseert in Griekenland voor moord of doodslag vervolgd zou kunnen worden en uitgeleverd moet worden naar Griekenland.

Dit is eens te meer een bewijs dat de door Korthals gepropageerde stap-voor-stap benadering niet garandeert dat het juiste doel bereikt wordt. Zeker als een visie voor de lange termijn ontbreekt kunnen we ver van huis raken. De Nederlandse regering sputtert wat tegen, en probeert ontwikkelingen te remmen. Maar het slaagt er niet in, door het ontbreken van een toekomstscenario, voorwaarden te stellen aan de strafrechtelijke samenwerking in de Europese Unie. De Nederlandse regering zou dan ook pro-actief moeten zijn, en voorstellen kunnen formuleren om zware georganiseerde misdaden, de zogeheten eurocrimes, effectiever aan te pakken. Met behoud van de belangrijkste verworvenheden van de rechtsstaat.

In een vorig verkiezingsprogramma bepleitte GroenLinks een moratorium om eens rustig te kijken naar de vele voorstellen die vanuit de Raden van Ministers in de loop der jaren waren losgekomen en die als los zand aan elkaar hingen en vaak niet meer dan losse flodders bleken. Maar nu Raad en Commissie belangrijke stappen zetten op de weg van de wederzijdse erkenning van vonnissen en opsporingsonderzoek, wil GroenLinks toch serieus onderzoeken of het mogelijk is tot een formulering van een toekomstscenario te komen.

Buitenweg was blij dat er zo’n grote belangstelling was voor de GroenLinks voorstellen en constateerde na afloop dat ondanks de scepsis die naar voren werd gebracht, veel nieuwe ideeën te hebben opgedaan om de voorstellen te verbeteren en verder uit te werken.