Dat de generatie van ’68 fouten heeft gemaakt, geeft Daniel Cohn-Bendit ruiterlijk toe. Maar werpt hij zijn opponent Frits Bolkestein tegen, “wat erger is, is dat de neo-liberalen dat nu nog doen. Jullie zijn de fundamentalisten van nu.” Een debat, georganiseerd door de Brusselse afdelingen van GroenLinks en de VVD, over de betekenis van de generatie van ’68.


Frits Bolkestein was 35 en Daniel Cohn-Bendit 23. Bolkestein werkte bij Shell, Cohn-Bendit stond op de barricaden van de studentenopstand in Parijs. Het was 1968. Anno 2001 is Bolkestein Eurocommissaris en Cohn-Bendit sinds 1994 lid van het Europees Parlement. Afgelopen woensdagavond gingen zij, onder leiding van James Provan, vice-voorzitter van het Europees Parlement, in debat. Bolkestein mocht het spits afbijten en kreeg vijftien minuten het woord.

Daarin hield hij een zorgvuldig opgezet relaas waarbij Cohn-Bendit in het beklaagdenbankje leek te worden gezet. De generatie van toen was naïef. En niet alleen dat. Ze verheerlijkten het communisme, droegen het totalitarisme een warm hart toe, pleitten voor een rampzalige economische politiek en waren de voorvechters van vrije seks en drugs. "Verbieden was verboden. Agenten waren varkens en drugs waren mooi. Nu hebben we meer agenten nodig en weten we dat drugs vreselijk zijn. Vraag dat maar aan de eerste de beste junk." De jaren zestig waren voor Bolkestein de reden om in de politiek te stappen. Om het tij te keren.

Natuurlijk, erkende Cohn-Bendit, in heel veel dingen had die generatie van ‘68 geen gelijk, maar het ongenoegen waaruit de beweging begon, de ongelijkheid in de wereld, die onderschrijft Cohn-Bendit nog steeds. "We leefden toen in een hele rijke maatschappij, met zo goed als geen werkloosheid. Maar tegelijkertijd hadden vele mensen op de wereld niets te eten, dus er moesten dingen anders." Cohn-Bendit is er, in tegenstelling tot Bolkestein, van overtuigd dat dat niet via de formele politieke wegen bevochten kon worden. Voor veel zaken zoals bijvoorbeeld de rechtsongelijkheid van de zwarten in de Verenigde Staten kon niet bij de gevestigde orde worden aangeklopt. "Maar ook nu. De anti-globalisten hebben kritiek op ons. Ook zij vechten tegen de ongelijkheid in de wereld en terecht. Zij, net als wij in ’68, kunnen proberen de agenda te wijzigen, buiten de gevestigde kanalen om. Aangezien wij daartoe niet in staat zijn, en zij misschien wel. Dat is het belang van bewegingen zoals die in 1968."

Bolkestein gaf de generatie van ’68 credits voor de grotere mate van gelijkheid die is ontstaan tussen mannen en vrouwen en het beëindigen van de Vietnam-oorlog. Maar voor hem is het eindresultaat van die beweging negatief. De VVD'er zet verder zwaar in op het gedweep met marxisme, "de linkse intellectuelen leden aan Maofillia hysterica." Cohn-Bendit reageert fel. "Ik ben nooit een communist geweest. Sterker nog: de Franse communisten hebben met De Gaulle meegewerkt me het land uit te zetten. In Duitsland was ik voor de maoïsten een kleinburgelijke revolutionair. Dus als u op dit punt uw gelijk wilt halen, doe dat dan niet bij mij."

Bolkestein veralgemeniseerde zijn betoog. Ook hij was op de hoogte van Cohn-Bendit’s persoonlijke standpunt, maar vond toch dat deze zich moest verantwoorden voor dat waar ‘de beweging’ voor stond, en dat was indertijd ook het communisme. Cohn-Bendit was zijn rol als personificatie van de beweging van ’68 duidelijk beu. "Iedereen begint altijd tegen mij over de ideeën van toen. Maar ik heb een groot deel van die ideeën al in 1971 bestreden en achter me gelaten. De spirit van 68 is om de kracht te hebben te zeggen dat we fout zaten." Elke ideologie maakt fouten en heeft zwarte bladzijden in haar geschiedenis. Maar "ik begin toch ook niet een heel debat over de zwijgende houding van de liberalen in Duitsland in de jaren dertig." Op economisch terrein hadden de ‘68-ers verkeerde ideeën. "Maar die verkeerde ideeën hebben de neo-liberalen nu nog. Anders zou er toch ook geen anti-globalistische beweging zijn. Het is naïef om te denken dat er in een economie geen regels nodig zijn, dat de Derde Wereld daarmee geholpen is. Wie is er dan eigenlijk crazy? You are the crazy today!"

Tenslotte biedt Cohn-Bendit Bolkestein aan het einde van het vaak gepassioneerde debat, waarmee heel wat armen wild in de rondte zwaaiden, een gelijkspel aan. “Als u denkt dat u beter slaapt door in de spiegel te kijken en te denken ‘het was niets in ’68, het is goed dat ik daar niet bij hoorde’, slaap wel. Maar als ik terugblik op ’68, concludeer ik dat we politiek verloren hebben. En gelukkig maar, want onze ideeën waren verkeerd. Sociaal hebben we gewonnen, want er is meer vrijheid en gelijkheid. En op economisch terrein,” besluit Cohn-Bendit, “daar hebben we alle twee verloren.”