De koppeling die Nederland aanbrengt tussen de landbouwhervorming en de uitbreiding van de Europese Unie stuit op onbegrip, concludeert GroenLinks-europarlementariër Joost Lagendijk tijdens het Staat van de Unie-debat in de Tweede Kamer. “Eerlijk gezegd vind ik het een gotspe dat juist de VVD zo hard voor die koppeling pleit. Zalm heeft als minister van Financiën in 1999 de mogelijkheid tot landbouwhervormingen weggegeven.”

Donderdag 3 oktober debatteerde de Tweede Kamer tijdens ‘de Staat van de Unie’ over de uitbreiding en de hervorming van de Europese Unie. Tijdens deze jaarlijkse discussie bijeenkomst staan de belangrijkste ontwikkelingen binnen de Europese Unie centraal. Per fractie zijn er twee woorddvoerders, één van het nationale parlement en één van het Europees Parlement. Voor GroenLinks spraken Tweede-Kamerlid Farah Karimi (over de Conventie en de toekomst van de Europese Unie) en europarlementariër Joost Lagendijk (over de uitbreiding van de Europese Unie).

Hier de bijdrage van Joost Lagendijk tijdens het debat van de Staat van de Unie in Tweede Kamer in Den Haag op donderdag 3 oktober 2002:

Voorzitter. Ik wil in mijn bijdrage aansluiten bij de bijdragen van mevrouw Karimi en de heer Melkert, met name op het punt van het stijgende onbegrip in Europa voor de opstelling van Nederland. Het gaat in het bijzonder om de koppeling die Nederland aanbrengt tussen de landbouwhervorming en de uitbreiding van de Europese Unie. Dat onbegrip betreft zowel de inhoud als de strategie van Nederland. Nederland als risicofactor.

Ik begrijp dat onbegrip. Laat ik duidelijk zijn, het gaat mij dan niet om de noodzaak van hervorming van het landbouwbeleid. Die is nodig, niet alleen om financiële redenen, maar ook omdat het huidige beleid slecht is voor het milieu en voor de Derde Wereld. Dat onbegrip begrijp ik wel als het gaat om de koppeling tussen landbouwhervorming en uitbreiding. Inhoudelijk is niemand in Europa vergeten dat het juist Nederland was dat in 1999, nog maar drie jaar geleden, in Berlijn de mogelijkheid tot landbouwhervorming heeft weggegeven. Men had liever een korting op de nettobijdrage. Dat is een respectabel standpunt, maar niemand is dat vergeten.

Als het gaat om de opstelling op strategisch terrein is Nederland, of de regering dat nu leuk vindt of niet, in een geïsoleerde positie terechtgekomen. De regering weet dat volgens mij, maar wil dat alleen nog niet erkennen. Ik vond het zelf dan ook moedig van de heer Veerman dat hij wel bereid was om nu de tournure te maken in plaats van zo lang mogelijk te wachten. Ik geef u op een briefje dat de onvermijdelijke ommezwaai dan alleen maar pijnlijker wordt.

Tegen de VVD wil ik over de koppeling het volgende zeggen. Eerlijk gezegd vind ik het een gotspe dat de heer Zalm en de VVD zo hard voor die koppeling pleiten. Juist de heer Zalm heeft als minister van Financiën in 1999 de landbouwhervormingen weggegeven. Nu, als fractievoorzitter van de VVD, hamert juist hij zo hard op die koppeling. Ik zou zo'n beleid niet kunnen verkopen en ik denk dat de regering daar ook grote moeite mee heeft.

Illustratief voor de dominante rol van het ministerie van Financiën in de discussie over de uitbreiding, was de situatie zoals wij die vorige week zagen. Er was de "paniekbrief" van minister Hoogervorst. Toegegeven, dat was een aardig staaltje van "spindoctoring": het opdienen van oude feiten in een nieuw, alarmistisch jasje. Waar was de minister van Buitenlandse Zaken op dat moment? Hij presenteerde in de ministerraad een keurige, zij het wat voorzichtige brief over de uitbreiding. Aandacht in de media: nul komma nul.

Mijn vraag aan de minister is: wie heeft de regie over de uitbreiding? Is dat de heer Hoogervorst of is het de heer De Hoop Scheffer?

Dan de kwestie van de mensenrechten in de kandidaat-lidstaten. Er is een groeiend aantal mensen in de Kamer, in het EP, en daarbuiten, die vinden dat vanwege de problemen daarmee de uitbreiding wellicht moet worden uitgesteld. Geen misverstand daarover: op alle tien de kandidaat-lidstaten die straks een positief advies zullen krijgen van de Commissie is iets aan te merken. Dat zal ook blijken uit de rapporten van de Commissie, zoals dat ook de afgelopen jaren duidelijk is gemaakt.

Ik haal hier een voorbeeld uit: de behandeling van de Roma in Slowakije. Dit wordt vaak aangehaald als reden om de uitbreiding misschien maar uit te stellen, maar dan wil ik het hele verhaal horen over de Roma. Ik wil dan ook het verhaal horen van de tegenstanders over de behandeling van Roma in bijvoorbeeld Spanje, Zweden of Oostenrijk. Ook wil ik de opvatting van de Roma zelf horen die gezegd hebben dat het niet in hun belang is dat zij in een isolement buiten de Unie blijven. Zij hebben erbij te winnen als zij lid worden van de EU.

Is dit een argument om de waarde van de mensenrechten te relativeren? In het geheel niet. Is het een argument om de uitbreiding maar door te drukken, ondanks de mensenrechten? Helemaal niet. Het is wel een pleidooi om eerlijk en genuanceerd straks naar die rapporten te kijken en hypocrisie -- alsjeblieft -- te vermijden in het besef dat er geen modellidstaten bestaan en ook geen model-kandidaatlidstaten en in de wetenschap dat de beste manier om de resterende problemen op te heffen het lidmaatschap van de EU is en geen isolement daarbuiten.

Voorzitter. Politici zijn geen boekhouders en geen bureaucraten. Tot de VVD zeg ik dat het bij deze historische beslissing over de uitbreiding van de EU niet gaat om het berekenen van de voor- en nadelen voor Nederland tot op de laatste eurocent. Het gaat echter ook niet, en dit zeg ik tot D66, om een invuloefening van een soort formulier mensenrechten, waarbij als er in een paar vakjes vraagtekentjes staan, de uitbreiding niet kan doorgaan. Het gaat om een afweging van de voordelen en de nadelen van uitbreiding en de voor- en nadelen van niet-uitbreiding. Dit vraagt om politici met een visie en in Europa vraagt men zich in toenemende mate af of die in Nederland nog bestaan.

Tot slot wil ik mijn bijdrage aan dit debat, ik hoop aan de vooravond van een historische beslissing, afsluiten met een historisch citaat. Het is een deel van een toespraak van president Lyndon B. Johnson uit januari 1964 bij het debat over the State of the Union. In zijn toespraak heeft hij het over de bestrijding van armoede en het belang van de burgerrechten: "Indien wij falen, indien wij deze kans verknoeien en vergooien met onnodig en zinloos geruzie, dan zal de geschiedenis terecht een hard oordeel over ons vellen, maar indien wij slagen, indien wij ons doel bereiken door op dit werelddeel een groter gevoel van eenheid te smeden, dán en slechts dán kunnen wij voldoening putten uit de Staat van de Unie".