Tijdens de conferentie Naar een ander asielbeleid? van de stichting Aequilibritas was GroenLinks-europarlementariër Kathalijne Buitenweg één van de sprekers. Hier haar bijdrage aan deze conferentie op 6 februari 2003.

Bijdrage van Kathalijne Buitenweg, europarlementariër voor GroenLinks

Geachte voorzitter, dames en heren,

Allereerst hartelijk dank voor uw uitnodiging om hier vandaag te komen spreken. Ik ben erg blij met de mogelijkheid om aan een publiek van juristen, als politica mijn visie te geven op de ontwikkeling van een Europees asielbeleid. Ik reken overigens op uw geduld als ik in herhaling val en dingen zeg die mevrouw Van der Laan zojuist in háár inleiding aan de orde heeft gesteld.

Het thema van deze conferentie is Naar een ander asielbeleid? U had moeilijk een actueler thema kunnen kiezen, zeker in de Europese context. Dagelijks verschijnen in de Europese pers berichten over plannen van regeringen om hun asielbeleid aan te scherpen. In de afgelopen twee weken haalde vooral de Britse regering de headlines.

Op zondag 26 januari vroeg de Britse premier Tony Blair zich in het populaire TV-programma Breakfast with Frost hardop af of het Verenigd Koninkrijk niet beter het EVRM zou kunnen opzeggen, of gedeeltelijk niet toepassen, als het aantal asielzoekers in dat land niet snel zou teruglopen. Met name artikel 3 van dat verdrag, dat het refoulement-verbod bevat, beschouwt Blair als een sta-in-de-weg. Hij zei daarover, en ik citeer The Independent van 27 januari 2003: “The problem with removing people is that you cannot remove someone to a country where they might be subject to torture”. Einde citaat.

Het is schokkend en onverantwoord dat de Britse regering mee gaat in de hetze tegen asielzoekers. Die wordt al maandenlang aangewakkerd en brandend gehouden door de sensatiepers. Die zaait angst en haat door asielzoekers consequent neer te zetten als terroristen, of op zijn best profiteurs. Het is ook gevaarlijk, want door het allerextreemste voor te stellen, namelijk het schrappen van het kernbeginsel uit het internationale vluchtelingenrecht, lijkt iedere andere vergaande maatregel in vergelijking gematigd.

Op zo´n ander vergaand voorstel hebben we niet lang hoeven wachten.
Gisteren lekte Whitehall voornemens om het grootste deel van de asielverzoeken voortaan in de regio te behandelen. In zogenaamde safe havens of regional protection areas onder bescherming van de UNHCR. Asielzoekers uit Irak zouden dan bijvoorbeeld naar safe havens in Turkije, Iran en Iraks Kurdistan worden gestuurd. Een new global asylum system, heet het in de stukken. Afschuiven en Afschrikken lijkt mij een passender benaming.

Niet minder actueel is de dreiging van een oorlog in Irak. Wat mij betreft komt die er niet, maar als dat toch gebeurt zullen vele mensen op de vlucht slaan. Relevant in dit verband is een Europese richtlijn voor de tijdelijke bescherming van ontheemden (mensen die door een gewapend conflict of inheems geweld getroffen gebieden hebben moeten ontvluchten). In zijn voorwoord verwijst de heer Boeles naar deze richtlijn. Volgens mijn informatie is deze richtlijn op 31 december vorig jaar in werking getreden. Het idee achter de richtlijn was om voorbereid te zijn op Kosovo-achtige situaties.

En om te voorkomen dat EU-lidstaten het genante kat-en-muis-spel over het aantal Kosovaren dat ze konden opvangen nog eens zouden herhalen. Het is goed nieuws dat de richtlijn lidstaten verplicht om ontheemden een fatsoenlijk onderkomen, toegang tot onderwijs en toegang tot asielprocedure te bieden.
Maar het belangrijkste punt is open gebleven: over het aantal ontheemden dat iedere lidstaat opvangt ligt niets vast. Ik hoop dat ik het niet zal meemaken, maar ik ben benieuwd hoe de lidstaten daar bij een volgende gelegenheid uit gaan komen.

De voorbeelden van Tony Blair en Irak illustreren volgens mij de grootste hindernissen voor het totstandkomen van een gemeenschappelijk Europees asielbeleid. Interessant genoeg zijn deze hindernissen tegelijk de belangrijkste redenen om aan zo´n gemeenschappelijk beleid te werken.
Ik zal dat hierna toelichten. Ook zal ik een voorstel doen om uit de huidige impasse te komen.

De eerste hindernis voor de totstandkoming van een Europees asielbeleid is de zogenaamde race to the bottom of negatieve beleidsspiraal. Dit heeft grote negatieve gevolgen voor de bescherming van vluchtelingen en is, zoals gezegd, daarmee een belangrijke reden om juist voortvarend aan zo´n gemeenschappelijk beleid te werken.

In het Verdrag van Amsterdam en later op hun Top in Tampere hebben de lidstaten afgesproken een Europees asielbeleid op poten te gaan zetten. Zij zijn daar zelfs een heel tijdsschema voor zijn overeengekomen, zoals de heer Boeles in zijn voorwoord heeft uiteengezet. Toch lijken ze er alles aan te doen om dat juist te frustreren. Er zijn maar weinig lidstaten die in de afgelopen jaren hun nationale vreemdelingenwetgeving niet drastisch hebben aangescherpt. Zie het Verenigd Koninkrijk, maar ook bijvoorbeeld de nieuwe Nederlandse, Deense en Duitse Vreemdelingenwetten.

De meeste Europese regeringen willen graag aan hun kiezers laten zien dat ze hun best doen om de zogenaamde stroom van asielzoekers in te dammen. Ze maken hun wetgeving strenger in de hoop dat ze daarmee voor asielzoekers minder aantrekkelijk worden dat hun buurlanden. Men wil vooral niet het "afvoerputje" van Europa worden.
Al te goed is buurman's gek.

Zo kampt Zweden, als gevolg van de nieuwe Deense vreemdelingenwet, dit jaar met een veel hoger aantal asielverzoeken dan in voorgaande jaren. In Zweden dreigt nu een tekort aan opvangplaatsen.
De Zweden zijn natuurlijk ook niet op hun achterhoofd gevallen en zullen zich op hun beurt waarschijnlijk gaan beraden op het aanpassen van hun wetgeving. En zo laten de EU-landen zich al tien jaar lang meezuigen in een negatieve beleidsspiraal die haaks staat op het idee van solidariteit en lastenverdeling op Europees niveau.

De waarborgen voor asielzoekers dalen onder het aanvaardbare minimum. En hun positie wordt hoe langer hoe onzekerder. Ter illustratie: in 2001 kreeg 5,6 procent van de Iraakse asielzoekers in Nederland een verblijfstitel. In Ierland bedroeg dat percentage 41. De praktijk in de lidstaten dreigt op gespannen voet te komen met het internationaal aanvaarde beginsel van non-refoulement: het verbod om iemand terug te sturen naar een plek waar zijn of haar leven gevaar loopt. Inderdaad, hetzelfde beginsel waar Tony Blair best vanaf zou willen en dat vastligt in o.a. het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.

Het effect van deze onderlinge concurrentie is per definitie slechts tijdelijk. Verder is deze tactiek van “strenger zijn dan de buren” ongelooflijk kortzichtig. Wie iets verder kijkt dan de volgende verkiezingen, ziet dat juist een gemeenschappelijk Europees asielbeleid tot een evenrediger verdeling van asielzoekers zal leiden. Zeker als je weet dat het aantal asielzoekers in de EU al jarenlang schommelt rond de 400.000. De Unie is, in de woorden van professor Grütters (Volkskrant11 november jl.), net een waterbed: als je aan de ene kant drukt, stroomt het water naar de andere kant. De totale hoeveelheid water wordt echter geen druppel minder.

Maar zolang de lidstaten elkaars hete adem in de nek voelen, vrees ik enkel willen instemmen met Europese richtlijnen die hen op cruciale onderwerpen de vrijheid laten hun eigen gang te gaan. Zie bijvoorbeeld de richtlijn over Tijdelijke Bescherming waarover ik eerder heb gesproken. Neem daarbij dat ze via hun vetorecht stuk voor stuk ieder besluit kunnen tegenhouden én dat ze allemaal graag vasthouden aan de eigenaardigheden van hun nationale systeem (dat ze bovendien vaak net met veel bombarie hebben gewijzigd en aangescherpt), en je kunt op je vingers natellen dat er bijna geen aspect overblijft waarop zij gemeenschappelijke afspraken van enig niveau willen maken. De EU-richtlijnen worden niet meer dan de kleinste gemene deler. Empty boxes, in EP-jargon.

Ik geef u nog twee voorbeelden van hoe de lidstaten aan de onderhandelingstafel empty boxes maken van goede voorstellen van de Europese Commissie. In het geval van asielprocedures heb ik het over de tekst die op dit moment op de onderhandelingstafel ligt. Bij de opvangrichtlijn gaat het over de definitieve, door de Raad aangenomen tekst.

Het ziet er naar uit dat de richtlijn over asielprocedures het aan lidstaten zelf overlaat om al dan niet een tolk bij het persoonlijk interview met de asielzoeker aanwezig te laten zijn. De tekst verplicht de lidstaten ook niet tot een interview over de inhoud van het asielverzoek. Als er geen tolk beschikbaar is, mogen ze het interview zelfs overslaan en toch een beslissing nemen over het asielverzoek. De mogelijkheden voor een asielzoeker om zijn vluchtmotieven toe te lichten zijn dan dus minimaal en in feite is hij of zij bij voorbaat kansloos. Verder is het in een groot aantal gevallen aan de lidstaten zelf om al dan niet schorsende werking te verlenen aan het beroep in asielzaken.

Dan de recent aangenomen richtlijn over de opvang van asielzoekers. In het voorstel van de Europese Commissie zouden asielzoekers na maximaal zes maanden in de procedure het recht krijgen om te gaan werken. De ministers hebben echter besloten het aan de lidstaten zelf over te laten om asielzoekers al dan niet toegang tot arbeid te geven. Deze afspraak voegt niets toe aan de huidige praktijk.
Verder hebben de Britten op het laatste moment een artikel in de tekst gefietst dat bepaalt dat de lidstaten de richtlijn niet hoeven toe te passen op asielzoekers die niet direct na aankomst in het Verenigd Koninkrijk asiel aanvragen. Sinds kort krijgen asielzoekers die dat niet doen in het VK namelijk geen steun van de overheid. Tot slot legt de richtlijn lidstaten niets in de weg om uitgeprocedeerde asielzoekers op straat te zetten, zoals Nederland doet.

Ik sluit me, verrassend genoeg misschien, volledig aan bij wat The Financial Times op 29 januari zegt. En ik citeer: “..if anything, national governments retain too much discretion. The ability to outdo one´s neighbours in terms of repressive measures can only encourage a race to the bottom in terms of standards of protection in Europe. What Britain and Europe need is a binding European Union policy with common definitions, standards and procedures”.

Om zo´n gemeenschappelijk Europees asielbeleid daadwerkelijk op papier te krijgen is een moratorium op nationale wetgeving nodig. De lidstaten nemen een time out en verplichten zich om bijvoorbeeld een jaar lang hun nationale wetgeving ongemoeid te laten. Zo kunnen ze aan het Europese beleid werken zonder elkaars hete adem in de nek te voelen. Bovendien zullen dan alle ambtenaren en ook de nationale politici meer gericht zijn om het halen van resultaat in Brussel. De Belgische Premier Verhofstadt heeft overigens vorig jaar hiertoe opgeroepen, maar dat idee heeft bij zijn collega’s weinig weerklank gevonden. Ik hoop dat de nieuwe Nederlandse regering ons buurland zal steunen in zijn verlangen naar meer ambitie en echt resultaat.

Vooralsnog ben ik niet optimistisch. De weg naar een Europees asielbeleid zal lang zijn, en traag. En de strijd om humaniteit en ruimhartige regels is verre van gestreden.

Daarom is het Vluchtelingenfonds van zulk groot belang. Dat is een aantal jaar geleden op initiatief van het Europees Parlement tot stand gekomen en bedoeld om lidstaten tegemoet te komen in de kosten van opvang en integratie van asielzoekers en vluchtelingen. Hiervoor is ongeveer 45 miljoen euro per jaar beschikbaar. Het kan lidstaten die relatief veel asielverzoeken verwerken compenseren voor een deel van de kosten. Het geeft hen de mogelijkheid ruimhartiger en humaner te zijn dan de buren, en zich te onttrekken aan de negatieve beleidsspiraal, zonder dat het al te veel extra kost.

Het is duidelijk dat 45 miljoen per jaar slechts een druppel op de gloeiende plaat is. De lidstaten zullen met meer geld over de brug moeten komen, om de financiële verantwoordelijkheid te delen. In de komende jaren zullen de onderhandelingen worden gevoerd over de financiën van de Europese Unie tot 2013. In plaats van ons alleen maar druk te maken over kortingen op de Nederlandse afdracht aan Brussel, moet de Nederlandse onderhandelingsinzet vooral gaan over hoe het geld goed besteed kan worden. Een substantieel Vluchtelingenfonds is iets dat ik graag aan de belastingbetalende kiezer uitleg.

Bedankt voor uw aandacht.