"Meedoen, meedoen, meedoen, sprak Máxima bij de presentatie van het eindrapport van de commissie-PaVEM. Meedoen is de sleutel voor integratie. Dat recept geldt niet alleen voor allochtone, maar ook voor autochtone Nederlanders die momenteel aan de zijlijn staan. Door mee te doen kan hun zelfvertrouwen toenemen en kunnen zij zich ontplooien en hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Mijn fractie is blij dat deze regering het belang van participatie serieus neemt en nu ook hard werkt aan een eenduidige regeling om mensen die geen kans meer maken op betaald werk, toch te kunnen laten meedraaien in de sa-menleving. Wij kijken uit naar dit voorstel en zullen er positief kritisch bij betrokken zijn", aldus Tineke Strik bij de behandeling van dit wetsvoorstel.

Vandaag hebben wij het over een groep waarbij de kans op re-integratie nu nog klein is, maar wel aanwezig. Naar verwachting kunnen zij uitstromen na een intensief re-integratietraject. GroenLinks is een fervent voorstander van investeren in deze groep. Mensen opgeven is het meest asociale wat er is en dat geldt ook voor mensen die veel aandacht en begeleiding vergen.
Bij de invoering van de WWB heb ik als wethouder in de gemeente Wageningen samen met de raad onmiddellijk prioriteit gelegd bij deze groep, wetende dat dit een lan-getermijninvestering zou zijn. Deze mensen hebben vaak in volgtijdelijke zin meerdere re-integratie-instrumenten nodig om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Wij vonden dat wij de kansrijken via de prikkels van de handhaving tot uitstroom konden bewegen, maar dat degenen met een grote afstand deze in hun eentje juist niet verkleind krijgen.
Veel gemeenten maakten toen een andere keuze om op korte termijn gunstig uit te kunnen komen met hun werkdeel. Enkele jaren later liepen zij tegen een in hun ogen granieten bestand op.
Mensen kunnen echter meer dan je denkt, maar daar zijn geduld en aandacht voor nodig. Je mag hen niet afschrijven. Om die reden valt te prijzen dat de staatssecretaris met deze groep aan de slag wil gaan. Is het nu voorliggende instrument daarvoor wel nodig en doet het deze groep mensen wel recht?
Dit wetsvoorstel geeft gemeenten de mogelijkheid, hen te verplichten om voor de duur van maximaal vier jaar onbetaald additioneel werk te verrichten. Gemeenten bepalen vervolgens of deze mensen in aanmerking komen voor een premie en zo ja, hoe vaak en hoeveel. Gemeenten maken ook uit of zij een onkostenvergoeding verstrekken. Ten slotte bepalen gemeenten of zij investeren in de scholing, opleiding, training of therapie van deze uitkeringsgerechtigden. Ook voor de beoordeling of het werk en de verlenging ervan nog nodig zijn voor re-integratie, geldt een ruime gemeentelijke beslissingsvrijheid. Kortom, in dit wetsvoorstel wordt alleen geregeld waartoe uitkeringsgerechtigden verplicht worden en niet waar zij recht op hebben. Het is een forse ingreep in ons normale stelsel van arbeids-rechten en -plichten. Dat noodzaakt tot strenge toetsing aan strikte criteria en tot extra waarborgen die de uitstroom faciliteren door te investeren in iemands competenties en ontplooiing en waarborgen voor een redelijke beloning van prestaties.
"Werken moet lonen", zo herhaal ik de woorden van de heer Elzinga. Dat principe kun je niet zomaar loslaten, ook al noem je het een re-integratie-instrument. Hoe leg je mensen uit dat zij wel moeten werken, maar daar helemaal niets extra's voor ontvangen? Of misschien wel, maar dat varieert en kan slechts periodiek aan het einde van het jaar. Er ontstaan verschillen tussen uitkeringsgerechtigden - de een werkt met een loonkosten-subsidie en de ander met behoud van uitkering - en op de werkvloer zelf ontstaan deze niet uit te leggen inkomensverschillen. Er is zelfs geen zekerheid over een onkostenvergoeding, terwijl mensen die werken daarvoor nu eenmaal ook onkosten maken. Waarom wordt het minimumloon niet gehandhaafd? Waarom kunnen gemeenten niet ten minste, bijvoorbeeld vanuit het werkdeel, het inkomen maandelijks wat ophogen? Waarom moet het zo spartaans?
Werken met behoud van uitkering zou wellicht nog een ander verhaal worden als het veel meer afgebakend zou zijn in de tijd en als tegelijkertijd door de gemeente of de werkgever in de persoon zelf geïnvesteerd zou worden, niet alleen in begeleiding op de werkvloer, maar ook met ondersteunende scholing, opleiding of therapie. Die waarborg ontbreekt. Er is geen garantie dat de termijn zo kort mogelijk is en dat de noodzakelijkheid voor de re-integratie strikt is getoetst. Er is ook geen zekerheid dat het instrument als een soort ultimum remedium wordt ingezet. Het is zo ingrijpend dat zeker zou moeten zijn dat andere re-integratie-instrumenten aantoonbaar niet afdoende zijn. Ik hoor graag van de regering of zij het ontbreken van de waarborgen wenselijk vindt en zo niet, waarom zij het dan wel acceptabel vindt. De houding van de regering is namelijk tamelijk raadselachtig. Enerzijds zegt zij dat die waarborgen inderdaad wenselijk zijn en dat zij daarom met het wetsvoorstel STAP ervoor heeft gezorgd dat zij er komen. Anderzijds wil zij dat de Kamer dit wetsvoorstel nu aanneemt, want dan kunnen de gemeenten tenminste vooruit.
Om te bereiken dat dit wetsvoorstel wordt aangenomen, bagatelliseert de regering de be-zwaren ertegen. Het zijn echter dezelfde bezwaren op basis waarvan de regering het wetsvoorstel STAP is gaan voorbereiden. De geruststellende woorden over de prikkel van de WWB die ervoor zorgt dat gemeenten heus wel die investeringen en extra betalingen doen, klinken ons dus niet overtuigend in de oren. Als de staatssecretaris het zo onwenselijk vindt dat hij een wijzigingsvoorstel indient, hoe kan hij dan toch dit wetsvoorstel verdedi-gen? De heer Elzinga heeft al beschreven hoe fel de fracties van de PvdA en de Christen-Unie in 2006 tegen dit voorstel gekant waren. Het wetsvoorstel is niet veranderd en de argumenten zijn nog even geldig. Kortom, wat is er gebeurd waardoor een PvdA-bewindspersoon nu dit wetsvoorstel verdedigt? Als hij dit toch acceptabel vindt, wat heb-ben wij dan te verwachten van het komende wetsvoorstel? Hoeveel harde waarborgen biedt dat ons? Als het wel heel goede waarborgen biedt, waarom accepteren wij dan dat de komende jaren mensen zonder minimumloon of zonder die waarborgen die nog komen, aan het werk worden gezet? Het is toch echt van tweeën een. Als dat voor het kabinet niet zo is, dan is het in ieder geval voor ons zo.
Staatsrechtelijk is het inmiddels een monstrum. Wij moeten met een wetsvoorstel instem-men waarvan de horizonbepaling nog bij de Tweede Kamer ligt. Vervolgens weten wij dat er een wetsvoorstel komt dat dit wetsvoorstel wezenlijk gaat aanvullen. Is dat wetsvoorstel eenmaal aangenomen, dan vervalt de horizonbepaling. Dit moet de regering toch helemaal niet willen? Ook voor gemeenten en uitkeringsgerechtigden creëert het kabinet toch een rechtsonzekere en onoverzichtelijke situatie? Daardoor gaan er weer verschillende rechts-posities naast elkaar ontstaan. Waarom niet gewoon de behandeling van het door de rege-ring wenselijke wetsvoorstel afwachten en het in één keer zorgvuldig en goed invoeren? Deze wettelijke mogelijkheid tot verplichting van zo lang onbetaald werken is toch te in-grijpend om op deze hapsnapwijze in te voeren? Wat is de haast? Ik mag toch hopen dat de staatssecretaris niet op deze wijze zijn doelstelling wil realiseren om 200.000 langdurige werklozen aan een baan te helpen? Participatieplaatsen zijn toch wat anders dan betaalde banen? Waarom kunnen gemeenten plotseling niet zonder dit instrument? Die hebben toch tal van mogelijkheden om langdurig werklozen op een andere wijze te helpen bij re-integratie? Wat betreft loonkostensubsidie zijn toch allerlei modellen denkbaar?
Wie vraagt hierom? De heer Elzinga heeft al gewezen op het compleet ontbreken van draagvlak. Wij weten dat de afgelopen kabinetten drastisch bezuinigd hebben op het werkdeel van de gemeenten. Gesubsidieerde arbeid is als gevolg daarvan drastisch afgebouwd. Die afbouw gaat nog steeds door. Is de kans niet levensgroot dat dezelfde mensen die nu tegen een redelijke beloning gesubsidieerde arbeid verrichten hun baan verliezen om vervolgens op uitkeringsniveau dezelfde of nagenoeg dezelfde arbeid te verrichten? Riekt dit niet naar misbruik? Nodigt dit wetsvoorstel gemeenten niet uit tot misbruik? Gelet op de grote beoordelingsvrijheid van gemeenten hebben die daar alle kans voor. Hoe denkt de staatssecretaris dat tegen te gaan op deze manier?
Wij hebben heel veel twijfels. Wij zijn heel benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris.